1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Bredeweg 34 Moerkapelle' met identificatienummer NL.IMRO.1892BpBredew034Mkp-Va01 van de gemeente Zuidplas;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf of ambachtelijk bedrijfsactiviteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.6 aan-huis-verbonden beroep:
het in een woning (met inbegrip van aanbouwen en bijgebouwen) beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens begrepen de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.9 bed & breakfast:
een overnachtingaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf en het serveren van een ontbijt, niet zijnde de uitoefening van een hotel, pension of ander bedrijf . Hieronder wordt niet verstaan het overnachten, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.10 bestaand:
- voor bouwwerken:
bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet;
- voor gebruik:
gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met de daarbij behorende gebruiksregels;
1.11 bestemmingsgrens:
een aangegeven lijn die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met éénzelfde bestemming;
1.13 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.15 bouwgrens:
een aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop (primair) hoofd-gebouwen zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 buitenopslag/ open opslag:
het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur, en dergelijke;
1.21 duiker:
een gesloten constructie onder een weg, spoorweg kade, dijk enzovoorts ten behoeve van het afvoeren van water;
1.22 erf:
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.23 erfafscheiding:
schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 gebouwen van algemeen nut:
gebouw ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;
1.26 gebruiken:
het gebruiken, doen en laten gebruiken;
1.27 hoofdgebouw:
een gebouw, dat gezien zijn bestemming en gebruik, dan wel door zijn vorm, constructie en afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.28 huishouden:
één persoon een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een woning de daar aanwezige essentiële woonvoorzieningen deelt;
1.29 kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel gelegen is;
1.30 ondergeschikte bouwdelen
Ondergeschikte bouwdelen zoals: plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, dakgoten en overstekende daken.
1.31 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden referentie-maaiveld;
1.32 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;
1.33 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, arken,
kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken
zijn aan te merken;
1.34 openbare ruimte:
rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van de daarbij behorende voorzieningen van algemeen nut, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen;
1.35 parkeervoorzieningen:
elk al dan niet overdekte dan wel ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:
- openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
- particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein, voor eigen werknemers;
1.36 perceelsgrens:
grens van een perceel;
1.37 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.38 voorgevel:
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel (buitenmuur) van een hoofdgebouw;
1.39 voorgevelbouwgrens:
de lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
1.40 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.41 voorgevelrooilijn:
- bestaand gebied:
de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging heeft ten opzichte van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen bouwpercelen;
- nieuw gebied:
de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging heeft en evenwijdig of nagenoeg evenwijdig loopt met de as van de weg;
1.42 watergang/waterloop:
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhouds-paden daaronder mede verstaan;
1.43 werk:
grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of werk, geen bouwwerk zijnde;
1.44 weg:
een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden, bermen of zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
1.45 woning/wooneenheid:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling geschikt, bestemd en bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 bebouwd oppervlakte:
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen;
2.2 breedte van een bouwperceel:
tussen de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel, in de naar de zijde van de weg gekeerde perceelsgrens;
2.3 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;
2.4 de afstand tot de weg:
de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot het hart van de weg;
2.4.1 lengte en breedte van een gebouw:
tussen de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het aanliggende afgewerkte bouwterrein;
2.5 lengte en breedte van een gebouw:
tussen de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van gemeenschappelijke
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het aanliggende
afgewerkte bouwterrein;
2.6 de inhoud van een gebouw:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:
de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;
2.8 de goot(- of boeibordhoogte) van een gebouw:
- tussen het referentie-maaiveld en de bovenkant van de goot, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel met de gevel, waarin gemeten wordt;
- bij meerdere (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeibordhoogten wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten bij dat dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
- bij een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak dat loopt over de volledige breedte, lengte of diept van een gebouw, wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel; onder de gevel wordt tevens verstaan het hart van scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel;
2.9 de bouw-/nokhoogte van een gebouw
het hoogste punt van het gebouw, gemeten van het referentie-maaiveld; hierbij worden niet meegerekend bouwdelen van ondergeschikte betekenis als schoorstenen, antennes, balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede lichtkoepels en lichtstraten;
2.10 de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein;
2.11 de oppervlakte van een gebouw:
tussen de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het aanliggend afgewerkt bouwperceel;
2.12 de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
de gezamenlijke verticale neerwaartse projectie van alle onderdelen van het bouwwerk op het gemiddelde niveau van het aanliggende afgewerkte bouwterrein;
2.13 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
2.14 peil:
- voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdingang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.15 referentie-maaiveld:
- bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen:
het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
- bij bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
- bij bestaande gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer;
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuin, gazon of open terrein;
alsmede ook voor:
- watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- toegangspaden, in- en uitritten;
- parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- beplanting en overig groen;
- kunstwerken;
- bouwwerken en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.2.2 Gebouwen
- op de gronden zijn uitsluitend erkers toegestaan aan hoofdgebouwen die zijn gelegen in een naastgelegen bestemming;
- de breedte van een erker bedraagt ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,50 meter;
- de bouwhoogte van een erker bedraagt maximaal het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
- de diepte van de erker bedraagt maximaal 1,50 meter;
- een erker moet ten minste 2 meter uit de zijdelingse perceelsgrens worden gesitueerd.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
- het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
- seksinrichtingen;
- het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- aan-huis-verbonden beroep et een maximaal gebruiksoppervlak van 70 m²;
met de daarbij behorende:
- parkeervoorzieningen;
- tuinen en erven;
- watergangen met natuurlijke oevers;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- kunstwerken.
4.2.1 Algemeen
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.2.2 Woningen
- het maximum aantal woningen per bouwvlak bedraagt 1;
- de inhoud van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en exclusief vrijstaande bijgebouwen, overkappingen en bijbehorende bouwwerken, maximaal 750 m³;
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de goothoogte van de woning bedraagt maximaal 7 meter;
- de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 10 meter.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken
- bijbehorende bouwwerken dienen gebouwd te worden op ten minste 1 meter afstand uit de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
- de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,50 meter;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5,50 meter;
- de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 70 m² per woning.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vanaf 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal bedraagt maximaal 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
- het gebruik van delen van de woning en bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- seksinrichtingen;
- opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
- de opslag en verkoop van vuurwerk;
- het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijking aan-huis-verbonden bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf of een aan–huis–verbonden bedrijfsmatige activiteit in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:
- de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
- Enkel een bedrijfsmatige activiteit in de milieucategorie 1 en 2 is toegestaan;
- het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
- het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- het bedrijf/de bedrijfsactiviteit behoort tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in de bijlage bij deze regels dan wel het een bedrijf/bedrijfsactiviteit betreft die niet is vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed vergelijkbaar is met de in de bijlage genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
- het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
- het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
- geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met en ondergeschikt aan bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
- ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige bedrijfsactiviteit en/of een aan-huis-verbonden bedrijf of aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, zulks tot maximaal 70 m².
4.4.2 Afwijking Bed&Breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning verlenen om Bed&Breakfast toe te staan in woningen binnen de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2 met dien verstande dat:
- de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd dient te blijven;
- de woning door de hoofdgebruiker dient te worden bewoond;
- de Bed&Breakfast voorziening binnen de ter plaatse, op grond van de bouwregelgeving, toegestane bebouwing (hoofdgebouw met de daarbij bijbehorende bouwwerken) gerealiseerd dient te worden;
- de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag (kunnen) functioneren als een zelfstandige woning;
- de ruimten binnen de woning waarin Bed&Breakfast wordt aangeboden dienen te voldoen aan de geldende bouwregelgeving, waaronder begrepen de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
- het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, waarbij als parkeernorm geldt 1 parkeerplaats per kamer, tenzij blijkt dat het parkeren binnen het openbaar gebied niet leidt tot een onevenredige hinder voor de woonomgeving;
- de Bed&Breakfast voorziening geen onevenredige afbreuk mag veroorzaken aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- permanente bewoning niet is toegestaan;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven;
- Bed&Breakfast eigenaren een nachtregister moeten bijhouden, als bedoeld in de APV.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken en werkzaamheden gelden, behoudens de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 alsmede de in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
6.2.1 Bouwen ondergronds
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, die niet aangemerkt kunnen of zullen
worden als woonruimten/-vertrekken, gelden voor zover in de bestemmingsregels als
bedoeld in hoofdstuk 2 hieraan geen basiseisen zijn geformuleerd, de volgende bepalingen:
- ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen gronden met de
bestemming ‘Wonen’;
- het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het
toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
- de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4
meter onder peil, met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de
waterhuishouding (bergbassin) of gietwaterbassin tot maximaal 6 meter onder peil
gebouwd mag worden;
- bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende
bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak,
wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen;
6.3 Afwijking ondergrondse bouwwerken
6.3.1 Voorwaarden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen van het bepaalde in 6.2.1, sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
- de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
6.3.2 Advies
Voorafgaande aan het verlenen van de genoemde omgevingsvergunning als bedoeld onder 6.3.1 wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
6.4 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
6.4.1 Maximale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot en/of bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
6.4.2 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 6.4.1 en 6.4.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
6.5 Vloerpeilen
Ter bescherming van nieuwe gebouwen gelden, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, de volgende bepalingen:
- ter voorkoming van wateroverlast dient het vloerpeil van de bebouwing te liggen op een hoogte van 1,20 meter boven zowel het door het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard gehanteerde zomerpeil als toekomstige peil in het/de peilgebied(en) binnen dit plan;
- in het belang van de waterveiligheid binnen het plangebied mag de aanleghoogte van woonbebouwing niet minder bedragen dan NAP –5,00 meter;
- in afwijking van het bepaalde in sub b mogen ruimten die volgens de wettelijke regelingen niet aangemerkt kunnen of zullen worden als woonruimten/-vertrekken zich onder het NAP –5,00 meter niveau bevinden;
- in afwijking van het bepaalde in sub b kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor een afwijkende normering mits de waterveiligheid is gewaarborgd en vooraf het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard schriftelijk heeft ingestemd met een afwijkende normering.
6.6 Toegestane overschrijding
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
7.1 Afwijking algemeen
Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van het bepaalde in hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, bij een omgevingsvergunning afwijken van/voor:
- afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen.
7.2 Voorwaarden
Een afwijking als bedoeld in 7.1 mag slechts worden verleend als daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- het landschapsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij de ontheffing als bedoeld in 7.1
nadere eisen (voorwaarden) stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen, ten aanzien van:
- de situering van bouwwerken;
- de situering van parkeervoorzieningen;
- de hoogte van bouwwerken;
- de situering, aard en omvang van werken, geen bouwwerken zijnde.
7.4 Afwijking Bed&Breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning verlenen om Bed&Breakfast toe te staan in (burger)woningen en (agrarische)bedrijfswoningen binnen de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2, indien dit niet op grond van een andere bepaling in dit plan toegestaan is, met dien verstande dat:
- de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd dient te blijven;
- de woning door de hoofdgebruiker dient te worden bewoond;
- de Bed&Breakfast voorziening binnen de ter plaatse, op grond van de bouwregelgeving, toegestane bebouwing (hoofdgebouw met de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen) gerealiseerd dient te worden;
- de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag (kunnen) functioneren als een zelfstandige woning;
- de ruimten binnen de woning waarin Bed&Breakfast wordt aangeboden dienen te voldoen aan de geldende bouwregelgeving, waaronder begrepen de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
- het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, waarbij als parkeernorm geldt 1 parkeerplaats per kamer, tenzij blijkt dat het parkeren binnen het openbaar gebied niet leidt tot een onevenredige hinder voor de woonomgeving;
- de Bed&Breakfast voorziening geen onevenredige afbreuk mag veroorzaken aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- permanente bewoning niet is toegestaan;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven;
- Bed&Breakfast eigenaren een nachtregister moeten bijhouden, als bedoeld in de APV.
8.1 Andere wettelijk regelingen
8.1.1 Inwerkingtreding plan
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wetten, besluiten, verordeningen en andere regelingen, dienen deze wetten, besluiten, verordeningen en andere regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, tenzij het betreffende voorschrift expliciet anders bepaalt.
8.2.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover in de bestemmingsregels als bedoeld in hoofdstuk 2 basiseisen zijn geformuleerd, nadere eisen stellen aan:
- de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
- de situering van gebouwen;
- de situering van bouwwerken, geen gebouwen;
- de situering van verlichting (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en het plaatsen van verlichting op of aan bouwwerken ter voorkoming van lichthinder/lichtverstoring;
- het aantal, de situering en omvang van parkeergelegenheid;
- de bebouwingsdichtheid;
- de situering van in- en uitritten.
8.2.2 Voorwaarden
De nadere eisen als bedoeld in dit artikel mogen slechts worden gesteld indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van een of meerdere van de hieronder opgenomen items:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
- de milieukwaliteit;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- het woon- en leefklimaat;
- een ecologisch en landschappelijk verantwoorde inrichting.
4 Overgangs- en slotregels
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- (gedeeltelijk) worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Bredeweg 34 Moerkapelle'.