Plan: | Knibbelweg-Oost |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1892.BPKnibbelwegOost-Va01 |
het bestemmingsplan 'Knibbelweg-Oost' met identificatienummer NL.IMRO.1892.BPKnibbelwegOost-Va01 van de gemeente Zuidplas;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
beroeps- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn en dat op kleine schaal in een woning en of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, in ten hoogste categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1;
het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied, die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;
de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn aan de van de weg gekeerde zijde van het perceel, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
een bouwwerk of container, al dan niet ondergronds, welke dient voor de inzameling van afval alsmede goederen die na bewerking voor wedergebruik in aanmerking komen;
een bedrijf dat geheel of overwegend gericht is op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen;
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan bebouwing met een hoofdgebouw of bij elkaar behorende gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegestaan;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
het in procenten uitgedrukte deel van een bestemmingsvlak, bouwperceel dan wel bouwvlak dat ten hoogste mag worden bebouwd;
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, met inbegrip van een eventueel in dat gebouw ingebouwde bedrijfswoning;
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
een woning in of bij een gebouw of bij een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
bruto-vloeroppervlakte als bedoeld in NEN 2580;
het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur, en dergelijke;
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek dat al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen;
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van verkeerslawaai) en 35 dB (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzonderingen te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
een vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren, dat uitsluitend verloopt via e-mail, fax, internet, post of telefoon, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en geen klanten op het bedrijf worden ontvangen en waarbij het bedrijfspand en/of woning geen uitstraling heeft van een winkelpand, geen toonbank heeft en de goederen niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de bedrijvenfunctie (aan huis), zijnde een magazijn en/of de opslag van goederen;
een civieltechnische installatie of installatie in/of onder de infrastructuur die een functie ten behoeve van de natuur vervult;
voorzieningen ten aanzien van transport van CO2 (OCAP), warmte geothermie, hogere temperatuuropslag (HTO), koude- en warmteopslag (KWO's), ondergrondse wateropslag (Aquifer), warmtekrachtkoppeling (WKK), collectieve energieopwekking etc., alsmede voorzieningen ten aanzien van inzameling en verwijdering van afval;
bebouwd of onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het omgevingsplan die inrichting niet verbiedt;
een uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een woning;
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlak van niet minder dan 11 m2 en andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
een kassysteem, waarbij 's-zomers bij kaskoeling vrijkomende warmte, in de winter gebruikt wordt voor kasverwarming. Door het sluiten van de kas wordt meer condenswater opgevangen dat gebruikt kan worden bij de gietwaterbereiding;
een waterbak voor de opslag van gietwater ten behoeve van agrarische activiteiten;
een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van tuinbouwgewassen en/of de teelt van siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden;
bedrijven met een kavel groter dan 3 ha;
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 meter of meer, trek-, schaduw- en gaaskassen daaronder begrepen, uitgezonderd boog- en tunnelkassen;
bedrijven met een kavel kleiner dan 3 ha;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten;
bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;
Koude-warmteopslag; een methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem;
Bedrijvigheid in de SBI-categorieën 52102, 52109 zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten Logistiek zoals opgenomen in Bijlage 2;
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-. water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen;
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak;
een al dan niet als bouwwerk aan te merken tent, tentwagen, kampeerauto, trekkershut, (sta)caravan of hiermee gelijk te stellen middel, dat bestemd is voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand;
elk al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:
voor hoofdgebouwen: het bouwkundig peil dat maximaal 0,1 m1 boven of onder de wegkruin van de voorliggende weg ligt;
voor bijbehorende bouwwerken (aan-/uitbouwen): de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw; in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein; indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt;
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
vormen van recreatie (zoals wandelen en fietsen) waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn;
bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uitingen;
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid;
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
de staten van bedrijfsactiviteiten in bijlagen 1 resp. 2 van deze regels;
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
de totale vloeroppervlakte van overdekte verkoopruimten, die bedoeld zijn voor het publiek en die direct samenhangen met de winkelverkoop;
de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw weergegeven ten opzicht van het Normaal Amsterdams Peil (NAP);
de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn;
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of Besluit geluidhinder;
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
Een vrijstaande woning heeft minimaal aan drie zijden een privé-buitenruimte, die bovendien langs twee van de gevels gemiddeld ten minste 2,5 meter breed is (eventueel bebouwd met een schuur of garage);
het houden van verblijf of het gehuisvest zijn in een woning;
een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling geschikt, bestemd en bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
doelgroepen met een permanente functionele beperking. Concreet groepen van personen die door geestelijke of lichamelijke beperkingen of door zeer jonge leeftijd of door detentie niet in staat zijn om zichzelf zonder daadwerkelijke hulp van buitenaf binnen korte tijd in veiligheid te brengen (vluchten) of bescherming te zoeken tegen de nadelige effecten van een calamiteit (schuilen). Voorbeelden van functies bedoeld voor deze doelgroepen zijn: basisscholen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, opvang gehandicapten, penitentiaire inrichtingen, enz;
een gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die voor- en achtergevel met elkaar verbindt;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is;
het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat gebouwd mag worden;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer (exclusief isolatiemateriaal), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
een lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede ook voor:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 3.2.1 tot en met 3.2.4;
a. voor het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen op de plankaart; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met inachtneming van de overige bepalingen uit artikel 3.2 tot en met 3.5;
Het bouwen van kassen in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' is uitsluitend toegestaan indien het college van burgemeester en wethouders goedkeuring heeft gegeven aan het inrichtingsplan die de groene inpassing vastlegt voor de gronden in de aangrenzende bestemming 'Groen' in de lintzone langs de Knibbelweg. Het inrichtingsplan moet gebaseerd zijn op het stedenbouwkundig plan (Bijlage 2 bij de toelichting) en is geschikt om het verlies aan leef-/fourageergebied voor de Steenuil te compenseren.
Het in gebruik nemen van bebouwing zoals genoemd in artikel 3.2.1 en 3.2.2 is uitsluitend toegestaan indien de calamiteitenroute is gerealiseerd conform het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze regels. De calamiteitenroute moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van maatvoering en inrichting (waaronder begrepen lichtafscherming) indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, sub c ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen kassen tot op de perceelgrens, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2, sub b ten behoeve van het toestaan van een bouwhoogte van 15 meter voor bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen kassen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – afwijkingsmogelijkheid'.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
met de daarbij behorende:
met uitzondering van:
Voor het bouwen gelden de bepalingen onder 4.2.1 tot en met 4.2.3;
Het in gebruik nemen van bebouwing zoals genoemd in artikel 4.2.1 t/m 4.2.3 is uitsluitend toegestaan indien de calamiteitenroute is gerealiseerd conform het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze regels. De calamiteitenroute moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub b ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot op de perceelgrens, met dien verstande dat:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van:
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
De voor 'Bedrijventerrein - Logistiek' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
met de daarbij behorende:
met uitzondering van:
Voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 5.2.1 tot en met 5.2.4;
Het in gebruik nemen van bebouwing zoals genoemd in artikel 5.2.1 t/m 5.2.3 is uitsluitend toegestaan indien de calamiteitenroute is gerealiseerd conform het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze regels. De calamiteitenroute moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van maatvoeringeisen en inrichting (waaronder begrepen lichtafscherming) indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub b ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot op de perceelgrens, met dien verstande dat:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1, sub f ten behoeve van buitenopslag, met dien verstande dat dit hoogwaardig ingepast wordt (stedenbouwkundige toetsing door de gemeente).
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein - Logistiek' zodanig wijzigen dat Bevi-inrichtingen, zoals ammoniakkoeling of de opslag van gevaarlijke stoffen in verpakkingen, zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede ook voor:
met de daarbij behorende:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede ook voor:
met de daarbij behorende:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede voor:
met de daarbijbehorende:
Voor het bouwen van woningen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en overige bouwwerken moet voldaan worden aan het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze regels.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 1 onder a, teneinde de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf of een aan–huis–verbonden bedrijfsmatige activiteit in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 9.3, sub b ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
Burgemeester en wethouders winnen voorafgaande aan de afwijking nadere informatie bij verzoeker in, die zeker moet stellen dat er zorgbehoefte is, inclusief het feit dat deze naar haar aard tijdelijk is.
Burgemeester en wethouders stellen bij de afwijking nadere eisen die gericht is op eindigheid en intrekking van de afwijking, zodra de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en/of het wijzigen van de functie van gebouwen en/of gronden wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw en/of gronden in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen uit de 'Beleidsnota Parkeernormen' (zie Bijlage 3 bij deze regels) Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient getoetst te worden aan diens rechtsopvolger.
Het bepaalde in artikel 11.1.1 is niet van toepassing indien ten tijde voorafgaand aan de vaststelling van dit bestemmingsplan in afwijking van de parkeernormen uit de 'Beleidsnota Parkeernormen' (zie Bijlage 3 bij deze regels) reeds andere parkeernormen zijn afgesproken, zoals blijkend uit een raadsbesluit, collegebesluit of contractuele overeenkomst tussen gemeente en ontwikkelende partij.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1.1:
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij wordt uitgegaan van de ASVV 2012 van het CROW.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, die niet aangemerkt kunnen of zullen worden als woonruimten/-vertrekken, gelden voor zover in de bestemmingsregels als bedoeld in Hoofdstuk 2 hieraan geen basiseisen zijn geformuleerd, de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 11.2.1 sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
Voorafgaande aan het verlenen van een omgevingsvergunning wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
In die gevallen dat afstanden tot en/of bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
In die gevallen dat afstanden tot en/of bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
Ter bescherming van nieuwe gebouwen gelden, in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, de volgende bepalingen:
De bouwgrenzen, niet zijde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en de bepalingen in Hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door:
Voor zover in deze regels geen bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen deze gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.
Ten behoeve van het realiseren van een dakterras is voor de daktoegang op het dak een gebouwde voorziening toegestaan, met een oppervlak van maximaal 4 m² en een hoogte van maximaal 3 meter. Deze voorziening dient minimaal 1,50 meter uit de dakrand te liggen. Een hekwerk dient minimaal 1 meter uit de dakrand te staan met een hoogte van maximaal 1,50 meter.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt uitsluitend verleend indien bij de aanvraag is aangetoond dat wordt voldaan aan de eis dat de mechanische ventilatie in geval van een calamiteit centraal (bijvoorbeeld via brandmeldpaneel) kan worden uitgeschakeld, ter voorkoming van het naar binnen zuigen van giftige (rook)gassen.
Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 12 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.
Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Bij de uitvoering van het plan dienen voor het bouwen van woningen (nieuwbouw of herbouw) en de aanleg van geluidgevoelige terreinen de voorkeursgrenswaarden van 55 dB en voor de realisering van andere geluidgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarden van 53 dB vanwege het spoorwegverkeer te worden gerespecteerd.
In afwijking van het bepaalde in 13.1.1 mogen woningen en andere geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd, indien geheel of gedeeltelijk op de woningen of andere geluidsgevoelige objecten geen grenswaarden ingevolge de Wet geluidhinder van toepassing zijn (zoals bijvoorbeeld het geval is bij de z.g. 'dove gevel') dan wel een hogere grenswaarde is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag.
Bij de uitvoering van het plan dienen voor het bouwen van woningen (nieuwbouw of herbouw) of andere geluidsgevoelige objecten de voorkeursgrenswaarde vanwege het wegverkeer, volgens het bepaalde in de Wet geluidhinder te worden gerespecteerd.
In afwijking van het bepaalde in 13.2.1 mogen woningen en andere geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd, indien geheel of gedeeltelijk op de woningen of andere geluidsgevoelige objecten geen grenswaarden ingevolge de Wet geluidhinder van toepassing zijn (zoals bijvoorbeeld het geval is bij de z.g. 'dove gevel') dan wel een hogere grenswaarde is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag. Bij de bepaling van de benodigde gevelwering dient rekening gehouden te worden met de gecumuleerde geluidsbelasting, zoals aangegeven in de rapportage in Bijlage 7 Wegverkeerslawaai bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone - leiding gas' is binnen de bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Bedrijventerrein - Logistiek' vestiging van functies of objecten voor 'zeer kwetsbare groepen' niet toegestaan, behoudens waar het betreft bestaande vestigingen van functies of objecten voor 'zeer kwetsbare groepen'.
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.3.1 voor de vestiging van 'zeer kwetsbare groepen' binnen de aanduiding 'veiligheidszone - leiding gas', indien:
met dien verstande dat:
Ter plaatse van de functieaanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch – stikstof' en 'specifieke vorm van bedrijventerrein – stikstof' mag de stikstofdepositie als gevolg van emissies door de diverse aanwezige functies en activiteiten niet meer bedragen dan de in 'Regeling stikstof' in Bijlage 4 bij deze regels opgenomen emissie- en depositieruimte voor de betreffende functie en percelen op de in de bijlage aangegeven beoordelingsplaatsen.
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.4.1 voor de stikstofdepositie voor een functie, indien de totale depositie vanuit het plangebied op de beoordelingspunten niet toeneemt met meer dan 0,00 mol/ha/j. Indien het herverdelen van stikstofdepositie tussen functies nodig is, wordt artikel 15.3 toegepast.
Indien niet op grond van een andere bepaling van de regels een omgevingsvergunning voor afwijken van het plan kan worden verleend, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van/voor:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.1 mag slechts worden verleend als daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
Burgemeester en wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.1 nadere eisen (voorwaarden) stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen, ten aanzien van:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van:
met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 2 te wijzigen, ten behoeve van het toevoegen en/of schrappen van soorten bedrijven en/of het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen of grenswaarden, indien deze wettelijke regelingen of grenswaarde na het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van het plan worden gewijzigd. Deze bevoegdheid geldt ook als het gewenst is de stikstofruimte of de verdeling van de stikstofemissie binnen een bestemming of tussen bestemmingen te wijzigen, inclusief de bijlage bij deze regels inzake stikstofdepositie, binnen het kader van de Wet natuurbescherming
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is en voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ordening niet schaadt, en voor zover niet reeds voorzien in de regels, door het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen ten behoeve van het oprichten van transformatorgebouwen, gasdrukmeet- en regelstations, rioolgemalen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken van algemeen nut met een inhoud van ten hoogste 400 m3 en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen ten aanzien van het aanbrengen/ aanleggen/oprichten van een geluidwerende voorziening (geluidschermen of geluidswallen) om te voldoen aan het bepaalde in de Wet geluidhinder ter zake het aspect wegverkeerslawaai in relatie tot milieugevoelige bestemmingen en objecten met inachtneming van de in een akoestisch onderzoek te bepalen maatvoerings- en situeringeisen en onder voorwaarde dat de betreffende voorziening landschappelijk inpasbaar is.
Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover in de bestemmingsregels als bedoeld in Hoofdstuk 2 basiseisen zijn geformuleerd, nadere eisen stellen aan:
De nadere eisen als bedoeld in dit artikel mogen slechts worden gesteld indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van een of meerdere van de hieronder opgenomen items:
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 17.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.
Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Knibbelweg-Oost.