direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
Plan: Zuidplas Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BP00200-On02

Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een glastuinbouwgebied met volwaardige tuinbouwbedrijven en sierteeltbedrijven voor alle typen glastuinbouwteelt (groenten, bloemen, substraat, belicht en niet-belicht), met de daarbij behorende kassen, klimaathallen, warenhuizen, of andere opstallen van glas, alsmede hulpgebouwen, stookhuizen en/of ketelhuizen en warmteopslagtanks;
  • b. uitsluitend de uitoefening van de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezige bedrijven of bedrijfsactiviteiten mits legaal, die niet behoren tot de bedrijven/bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1, sub a;

alsmede ook voor:

  • c. een agrarische bedrijfswoning ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. uitsluitend een agrogerelateerd bedrijf, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – agrogerelateerd bedrijf';
  • e. uitsluitend een overslagbedrijf voor agrarische producten, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – overslag agrarische producten';
  • f. gietwaterbassins en overige waterberging;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  • k. voorzieningen van algemeen nut behorende bij de glastuinbouwbedrijven als bedoeld in sub a;
  • l. collectieve energievoorzieningen, collectieve voorzieningen ten aanzien van KWO's alsmede collectieve en/of individuele voorzieningen ten aanzien van inzameling en verwijdering van afval;

met de daarbij behorende;

  • m. erven en terreinen;
  • n. verhardingen;
  • o. bermen, bermsloten en greppels;
  • p. (boom)beplanting, oeverbeschoeiingen en overig groen;
  • q. bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming;

met uitzondering van:

  • r. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
  • s. verkooppunten van brandstoffen, die niet zijn toegestaan.

3.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof' de bescherming en veiligstelling van een ondergrondse DPO-brandstofleiding als bedoeld in artikel 26;
  • b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding als bedoeld in artikel 27;
  • c. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Rivierwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse watertransportleiding als bedoeld in artikel 28;
  • d. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 29;
  • e. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterloop' de bescherming en instandhouding van de watergang als bedoeld in artikel 31.

3.3 Inrichtings- en milieukwaliteitregels

Duurzame milieukwaliteit

3.3.1 Milieukwaliteitaspect – energie
  • a. er wordt naar gestreefd om optimaal gebruik te maken van duurzame energiebronnen;
  • b. de mogelijkheden die geothermie en externe levering van CO2 kunnen bieden, zullen zoveel mogelijk worden benut;

3.3.2 Milieukwaliteitaspect – (grond)watersysteem
  • a. de gietwaterberging dient zoveel mogelijk onder de kas aangebracht te worden of landschappelijk op een verantwoorde manier ingepast te worden;

3.4 Bouwregels
3.4.1 Algemeen
  • a. Voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 3.4.1 tot en met 3.4.5 tenzij de bestaande situatie op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan afwijkend is. In dat geval is de bestaande legale situatie, met daarbij behorende maximale maatvoeringen, van toepassing;
  • b. voor het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen;
  • c. maximaal 80% van het bouwvlak mag worden bebouwd;
  • d. buiten het bouwvlak mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. bedrijfsgebouwen, als bedoeld in 3.4.2, sub a;
    • 2. kassen, als bedoeld in 3.4.3, sub a;
    • 3. kleinschalige gebouwen van algemeen nut, met dien verstande dat:
      • de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
      • het oppervlak per voorziening maximaal 10 m² bedraagt.

3.4.2 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen of andere opstallen van glas
  • a. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen of andere opstallen van glas mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak alsmede binnen het vlak met de aanduiding 'glastuinbouw';
  • b. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 13 meter;
  • c. de afstand tussen bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning dient minimaal 2,50 meter te bedragen.
  • d. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de voorste perceelsgrens bedraagt tenminste 5 meter;
  • e. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt tenminste 4 meter;
  • f. de afstand van een bedrijfsgebouw tot het hart van een hoofdwatergang bedraagt tenminste 5 meter;
  • g. de afstand van een gebouw tot de as van een interne ontsluitingsweg (bedrijfsstraat) bedraagt tenminste 10 meter.

3.4.3 Kassen en andere opstallen van glas
  • a. kassen mogen alleen worden gebouwd binnen het vlak met functieaanduiding 'glastuinbouw' en dienen op tenminste 10 meter afstand van bestaande woningen van derden te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de kassen bedraagt maximaal 10 meter;
  • c. de kassen moeten worden gebouwd op een afstand van tenminste 2 meter uit de perceelsgrens;
  • d. het vlak met functieaanduiding 'glastuinbouw' mag, met inachtneming van het bepaalde in sub c, volledig worden bebouwd met kassen en andere opstallen van glas;
  • e. voor elk bedrijf geldt, dat de kassen behorend bij een bedrijf aaneengesloten gebouwd dienen te worden;
  • f. de afstand van een kas tot het hart van een hoofdwatergang bedraagt tenminste 5 meter;
  • g. de afstand van een gebouw tot de as van een interne ontsluitingsweg (bedrijfsstraat) bedraagt tenminste 10 meter, met dien verstande dat bij nieuw aangelegde bedrijfsstraten door de bestaande glasgebieden hier van af kan worden geweken. In dat geval bedraagt de afstand van een gebouw tot de as van de (nieuwe) bedrijfsstraat tenminste 2 meter.

3.4.4 Bedrijfswoningen
  • a. per functieaanduiding 'bedrijfswoning' is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. met inachtneming van het bepaalde in sub b dient bij volledige nieuwbouw van een bestaande woning, de woning te worden gebouwd op tenminste 10 meter afstand uit het vlak met functieaanduiding 'glastuinbouw';
  • d. bij verandering of vergroting van een woning mag de bestaande afstand tot de grens van het vlak met de functieaanduiding 'glastuinbouw' niet worden verkleind, indien de afstand minder bedraagt of gaat bedragen dan 10 meter;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt, inclusief de bij de bedrijfswoning behorende aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en exclusief vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, maximaal 750 m³;
  • f. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen behorende bij de woning moeten gebouwd worden op tenminste 3 meter afstand uit de voorgevellijn van de woning;
  • g. met inachtneming van het bepaalde in sub f mogen vrijstaande bijgebouwen behorende bij de woning uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • h. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 7 meter;
  • i. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 meter;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning bedraagt maximaal 70 m²;
  • k. de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 30 centimeter en de bouwhoogte maximaal 5 meter;
  • l. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • m. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,50 meter.

3.4.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen mogen alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak en het vlak met functieaanduiding 'glastuinbouw';
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b bedraagt de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn van de woning maximaal 1 meter;
  • d. de hoogte van warmteopslagtanks, warmtebuffers en installaties ten behoeve van de energievoorziening bedraagt maximaal 15 meter;
  • e. de hoogte van schoorstenen bedraagt maximaal 15 meter;
  • f. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.

3.5 Ontheffing van de bouwregels
3.5.1 Bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.4.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot op de perceelgrens, met dien verstande dat:

  • a. er sprake moet zijn van de bouw van een bedrijfsgebouw als collectieve voorziening;
  • b. de ontheffing slechts wordt verleend als daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
  • c. de gebouwen ter plaatse nodig te zijn uit een oogpunt van optimale bedrijfsvoering.

3.5.2 Kassen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.4.3, sub a ten behoeve van het bouwen van kassen op een kortere afstand van een bedrijfswoning dan 10 meter, met dien verstande dat:

  • a. er sprake moet zijn van vervanging van reeds bestaand glas;
  • b. de ontheffing slechts wordt verleend als daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
  • c. de gebouwen ter plaatse nodig te zijn uit een oogpunt van optimale bedrijfsvoering c.q. aangetoond kan worden dat het niet anders situeren van het glas grote nadelige gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering.

3.5.3 Bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.4.4, sub c ten behoeve van het bouwen van een bedrijfswoning op een kortere afstand van kassen dan 10 meter, met dien verstande dat:

  • a. er sprake moet zijn van een volledige vervanging van een bestaande bedrijfswoning;
  • b. de afstand tussen de te vervangen bedrijfswoning en kassen reeds minder bedraagt dan 10 meter;
  • c. de afstand tussen de nieuwe bedrijfswoning en kassen niet minder mag bedragen dan de afstand ten tijde van de inwerkintreding van het plan;
  • d. aangetoond dient te worden dat een andere situering van de bedrijfswoning op het perceel waarbij wel voldaan wordt aan de afstandsnorm van 10 meter niet mogelijk is;
  • e. de ontheffing slechts wordt verleen d als daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken.

3.5.4 Gebouwen met een grotere bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het bouwen van gebouwen met een grotere bouwhoogte dan toegestaan in 3.4, ten behoeve van de ontwikkeling van een duurzaam modern grootschalig gesloten glastuinbouwgebied met volwaardige tuinbouwbedrijven en sierteeltbedrijven voor alle typen glastuinbouwteelt (groenten, bloemen, substraat, belicht en niet-belicht), met de daarbij behorende kassen, klimaathallen, warenhuizen, of andere opstallen van glas, alsmede overige gebouwen, met dien verstande dat;

  • a. de toegelaten bouwhoogte maximaal 15 meter bedraagt;
  • b. de ontheffing slechts wordt toegepast als daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
  • c. de gebouwen ter plaatse nodig dienen te zijn ten behoeve van de optimale duurzame bedrijfsvoering van het glastuinbouwbedrijf;
  • d. de ontheffing pas wordt toegepast indien de navolgende milieukwaliteiten worden gerealiseerd:
    • 1. realisering van optimaal ruimtegebruik door uit te gaan van, indien mogelijk, clustering van voorzieningen. Hierbij kan gedacht worden aan:
      • de aanleg en het gebruik van collectieve voorzieningen ten aanzien van de inzameling en afvoer van vrijkomende afvalstromen;
      • de aanleg en/of het gebruik van collectieve energiesystemen zoals warmtekracht-koppelingen (wkk) of Koude/Warmteopslag (KWO);
      • de aanleg en gebruik van gezamenlijke gietwaterbassins;
      • clustering van kassen;
    • 2. realisering van intensief en meervoudig ruimtegebruik (optimaliseren bruto-netto verhouding) van tenminste 20% (dubbel ruimtegebruik), in de vorm van verticale stapeling van bedrijfseigen onderdelen van het glastuinbouwbedrijf. Hierbij kan gedacht worden aan:
      • gietwaterberging in of onder de kas;
      • opslagruimten in of onder de kas;
      • bedrijfseigen functies van het glastuinbouwbedrijf in of onder de kas;
      • loodsen met een grotere hoogte zodat efficiënt gestapeld kan worden;
    • 3. indien van toepassing gebruik maken van energiezuinige kassystemen met gevelventilatiesystemen in combinatie met een (semi)gesloten kasventilatiesysteem, tenzij blijkt dat dit systeem niet van toepassing is voor de uit te oefenen bedrijfsactiviteiten;
    • 4. gebruik wordt gemaakt van duurzame energiebronnen, zoals:
      • de opslag van warmte en koude (KWO);
      • warmte-uitwisseling tussen kassen onderling en tussen kassen en bedrijven en/of woningen;
      • het benutten van duurzame bronnen zoals windenergie en geothermie;

Nagestreefd wordt om tenminste 10% van het energieverbruik afkomstig te laten zijn van duurzame energiebronnen;

  • e. indien uitvoerbaar/mogelijk, zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de externe levering van CO2, bijvoorbeeld via Ocap;
  • f. nagestreefd wordt een efficiënte energieproductie via warmtekrachtkoppeling (WKK) te realiseren door clustering van activiteiten, waaronder begrepen een combinatie van warmteteelt en lichtteelt;
  • g. bij toepassing van assimilatiebelichting in de kassen de lichtuitstralingsbepalingen worden toegepast als weergegeven in bijlage 5.

3.6 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf (waaronder begrepen een intensieve veehouderij, een risicovolle inrichting, inclusief propaantanks of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 3.1 is toegestaan;
  • b. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
  • e. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  • f. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf, het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd voor en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ter verkoop aanbieden van agrarische producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • g. woondoeleinden, met uitzondering van de bedrijfswoning als bedoeld in 3.1, sub c, die uitsluitend gebruikt mag worden voor woondoeleinden welke rechtstreeks verband houden met enige vorm van (agrarisch) bedrijf;
  • h. seksinrichtingen;
  • i. recreatieve doeleinden;
  • j. het gebruik als kampeerterrein;
  • k. het gebruik als sport- en/of wedstrijdterrein;
  • l. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  • m. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

3.7 Wijzigingsbevoegdheid - Glastuinbouwbedrijvenlandschap
3.7.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de ontwikkeling van een duurzaam modern grootschalig gesloten glastuinbouw-bedrijvenlandschap als bedoeld in artikel 22 (Glastuinbouwbedrijvenlandschap – uit te werken 2) met:

  • volwaardige tuinbouwbedrijven en sierteeltbedrijven voor alle typen glastuinbouwteelt (groenten, bloemen, substraat, belicht en niet-belicht), met de daarbij behorende kassen, klimaathallen, warenhuizen, of andere opstallen van glas, alsmede hulpgebouwen, stookhuizen en/of ketelhuizen met een hogere bouwhoogte dan toegestaan in 3.4;
  • bedrijven, direct of indirect verbonden of ten dienste aan de glastuinbouw, waaronder in elk geval begrepen logistieke bedrijvigheid, voor zover deze voorkomen in milieucategorie 1 t/m 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3 ten behoeve van meervoudig ruimtegebruik met glastuinbouwbedrijven;

met dien verstande dat;

  • a. de toegelaten bouwhoogte maximaal 15 meter bedraagt;
  • b. de wijziging slechts wordt toegepast als daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
  • c. de gebouwen ter plaatse nodig dienen te zijn ten behoeve van meervoudig ruimtegebruik;
  • d. de wijziging pas wordt toegepast indien de navolgende milieukwaliteiten worden gerealiseerd:
    • 1. realisering van optimaal ruimtegebruik door uit te gaan van, indien mogelijk, clustering van voorzieningen. Hierbij kan gedacht worden aan:
      • de aanleg en het gebruik van collectieve voorzieningen ten aanzien van de inzameling en afvoer van vrijkomende afvalstromen;
      • de aanleg en/of het gebruik van collectieve energiesystemen zoals warmtekracht-koppelingen (wkk) of Koude/Warmteopslag (KWO);
    • 2. realisering van intensief en meervoudig ruimtegebruik (optimaliseren bruto-netto verhouding) met tenminste 20% (dubbel ruimtegebruik) in de vorm van stapeling van kassen met bedrijven direct of indirect verbonden of ten dienste aan de glastuinbouw, waaronder in elk geval begrepen logistieke bedrijvigheid en agrogeralateerde bedrijvigheid. Hierbij kan gedacht worden aan:
      • opslagruimten in of onder de kas;
      • bedrijven of bedrijfsfuncties in of onder de kas;
      • loodsen met een grotere hoogte zodat efficiënt gestapeld kan worden;
      • combi van bedrijven, waarbij beschikbare ruimte voor meerdere functies gezamenlijk worden gebruikt;
    • 3. indien van toepassing gebruik maken van energiezuinige kassystemen met gevelventilatiesystemen in combinatie met een (semi)gesloten kasventilatiesysteem, tenzij blijkt dat dit systeem niet van toepassing is voor de uit te oefenen bedrijfsactiviteiten;
    • 4. gebruik wordt gemaakt van duurzame energiebronnen, zoals:
      • de opslag van warmte en koude (KWO);
      • warmte-uitwisseling tussen kassen onderling en tussen kassen en bedrijven en/of woningen;
      • het benutten van duurzame bronnen zoals windenergie en geothermie;

Nagestreefd wordt om tenminste 10% van het energieverbruik afkomstig te laten zijn van duurzame energiebronnen;

  • e. indien uitvoerbaar/mogelijk, zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de externe levering van CO2, bijvoorbeeld via Ocap;
  • f. nagestreefd wordt een efficiënte energieproductie via warmtekrachtkoppeling (WKK) te realiseren door clustering van activiteiten, waaronder begrepen een combinatie van warmteteelt en lichtteelt;
  • g. bij toepassing van assimilatiebelichting in de kassen de lichtuitstralingsbepalingen toepassen als weergegeven in bijlage 5.