Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
- het plan:
het bestemmingsplan 'Boskwei 27 - Readtsjerk';
- het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1891.BpReBoskwei27troch-ON01 met de bijbehorende regels en de bijlagen;
- aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
- aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
- bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- bebouwingsbeeld
de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap;
- bedrijfsbebouwing:
bebouwing ten behoeve van een bedrijf, waaronder ook wordt verstaan bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ondergeschikte bebouwing;
- bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
- bestaand:
het gebruik dat en/of de bebouwing die ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal plaatsvindt, respectievelijk aanwezig is, dan wel bebouwing die kan worden gebouwd krachtens een verleende bouw- en/of omgevingsvergunning;
- bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
- bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
- bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen van een standplaats;
- bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
- bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
- bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
- bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
- bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
- bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
- cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
- dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
- eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
- evenement:
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is of een melding moet worden gedaan;
- gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
- hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met uitzondering van ondergeschikte bebouwing;
- horeca(bedrijf)
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:
- het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
- het verstrekken van nachtverblijf;
- het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimte.
Tot een horecabedrijf worden ook een afhaalzaak en een maaltijdbezorgdienst gerekend.
- landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
- milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin, die wordt bepaald door de mate van de scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geluid, luchtkwaliteit, geur, stof en gevaar (externe veiligheid);
- nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
- niet-permanente bewoning:
bewoning van een verblijf voor recreatieve bewoning;
- onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
- ondergeschikte bebouwing:
- ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen;
- een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overkapping en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;
- ondergeschikte detailhandel:
detailhandel die qua oppervlakte en qua functie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een niet-detailhandelsbedrijf;
- ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen:
hieronder wordt de volgende bebouwing verstaan:
- een gebouw dat als afzonderlijke ruimte dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
- een op zichzelf staand gebouw, dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
- paardenbak:
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
- peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw dan wel het aansluitend afgewerkte maaiveld;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil dan wel het ter plaatse geldende waterpeil;
- permanente bewoning:
bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;
- risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde dan wel richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
- seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
- voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen gevel;
- voorkeursgrenswaarde:
de waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze is opgenomen in de Wet geluidhinder;
- voorste bouwgrens:
een naar de weg gekeerde bouwgrens, indien de voorste bouwgrens met meerdere zijden aan de weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen gevel;
- woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
- de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat met het meten van de goothoogte ondergeschikte bouwdelen zoals wolfskappeneinden en goten van dakkapellen worden niet meegerekend;
- de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- horeca(bedrijf);
- landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
- de waterhuishouding;
met daarbij behorende:
- gebouwen;
- bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- werken, geen bouwwerk zijnde.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de in de tabel genoemde verplichte situering, bij recht toegestane maximale gezamenlijke oppervlakte, maximale goothoogte, maximale bouwhoogte en minimale dakhelling:
bouwwerk | verplichte situering | bij recht toegestane gezamenlijke oppervlakte per bestemmingsvlak | max. goothoogte | max. bouwhoogte | min. dakhelling |
alle bouwwerken met uitzondering van erfafscheidingen | 1. met inachtneming van het beginsel van bebouwings-concentratie. 2. met inachtneming van een minimale afstand van 10 m tot de as van de weg | | | | |
bedrijfswoning | | van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken: | 3,5 m | 9 m | 300 |
bouwwerken geen gebouw zijnde | | | | 3 m | |
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- het bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden, waaronder begrepen de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving.
Artikel 4 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming:
- met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;
- met een oppervlakte van meer dan 500 m2, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de resultaten zijn neergelegd van een waarderend onderzoek dan wel van een karterend onderzoek met minimaal 6 boringen per hectare en minimaal 6 boringen per bouwplanlocatie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de archeologische waarden voldoende zijn vastgesteld, op basis van welk onderzoeksrapport aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden kunnen worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,5 m.
4.3.2 Uitzonderingen op het verbod
Het in
artikel 4 lid 3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
- in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits verricht door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;
die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
- die reeds in uitvoering zijn danwel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet.
4.3.3 Onderzoek
De aanvrager overlegt een onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waarin de resultaten zijn vermeld van karterend onderzoek met minimaal 6 boringen per hectare en minimaal 6 boringen per grondbewerkingslocatie.
4.3.4 Strijd met de bestemming
Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2':
- verwijderen, indien geconstateerde afwezigheid van archeologische waarden of verandering in regelgeving daartoe aanleiding geeft;
- geheel of gedeeltelijk wijzigen in een andere dubbelbestemming betreffende archeologie, indien geconstateerde aanwezigheid van archeologische waarden daartoe aanleiding geeft.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Parkeerruimte
Voor het bouwen van gebouwen geldt dat per gebouw moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
6.2 Bestaande maten
In afwijking van de in de regels vermelde:
- maximale maatvoering geldt dat indien een grotere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze grotere maatvoering als maximum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor oppervlaktes;
- minimale maatvoering geldt dat indien een kleinere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze kleinere maatvoering als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
6.3 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- ondergrondse bouwlagen zijn uitsluitend toegestaan onder gebouwen;
- ondergrondse bouwlagen zijn niet toegestaan onder stallen, waarbij mestputten niet als bouwlaag worden beschouwd.
6.4 Vlaggenmasten
In afwijking van hetgeen de bouwregels toelaten mag een vlaggenmast worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 6 m.
6.5 Reclamemasten
In afwijking van hetgeen de bouwregels toelaten mag geen reclamemast worden gebouwd met een bouwhoogte van meer dan 6 m.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- het zodanig inrichten van een erf dat op het erf onvoldoende parkeergelegenheid is;
- zelfstandige bewoning van bijbehorende bouwwerken;
- de bewoning van bedrijfsruimte(n), niet zijnde bedrijfswoningen;
- het (laten) gebruiken van gronden als paardenbak, renbaan of menterrein, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan;
- het (laten) gebruiken van gronden voor de opslag van voer, hooibalen en daarmee vergelijkbare zaken buiten de bestemming ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' of ' Wonen ';
- het (laten) gebruiken van gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, voorwerpen, stoffen en materialen en daarmee gelijk te stellen voorwerpen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale ter plaatse toegestane bedrijfsvoering;
- het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
7.2 Niet strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:
- het gebruiken van een woning voor een aan huis verbonden beroep zoals genoemd in bijlagen bij de regels bijlage 1 Lijst bedrijven en beroepen aan huis tot een maximale oppervlakte van 45 m2;
- het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is vereist en deze is gedaan;
- het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
- buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
- hoogspanningsleidingen;
- buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer;
tenzij deze in het plan geregeld zijn;
- het aanleggen van landhoofden ten behoeve van bruggen.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 vrijwaringszone - radar
8.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming van de functionele bruikbaarheid van het radarstation.
8.1.2 Bouwregels
De bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze afwijking niet geldt voor de vermelde oppervlaktematen;
- de bestemmingsregels ten behoeve van een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels ten behoeve van de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- de bestemmingsregels voor een aanpassing van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot niet meer dan 10 m;
- de bestemmingsregels voor het toestaan van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot niet meer dan 40 m;
- de bestemmingsregels het plan voor het overschrijden van de grenzen van een bouwvlak naar de buitenzijde door:
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
- gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
- (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
- het bepaalde in 43.5 ten behoeve van een reclamemast met een bouwhoogte van niet meer dan 20 m, indien de reclamemast bedrijfsgebonden is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke waarde en cultuurhistorische waarde.
9.2 Afwegingskader
Een in
artikel 9 lid 1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van, voor zover van toepassing:
- het bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden, waaronder begrepen de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
- aanduidingen met betrekking tot de functie verwijderen of toevoegen;
- grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.
10.2 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van een wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
- de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
- de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
- de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
Artikel 11 Algemene procedureregels
11.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende één week ter inzage;
- de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
12.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, met uitzondering van de voorschriften ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
- de ruimte tussen bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Boskwei 27 - Readtsjerk' van de gemeente Dantumadiel.