direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Falom - Haadwei 36
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1891.BpFaHaadwei36-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Falom wordt grotendeels gevormd door een aantal ruim opgezette bebouwingslinten, waaronder de Haadwei. Haadwei 36 is een perceel dat ligt tussen de Mûnewei en de Achterwei. De initiatiefnemer is voornemens een nieuw woonhuis te bouwen. Aanleiding hiervoor is de zeer slechte staat van de huidige woning. Dit nieuwe woonhuis komt op een andere plek op het perceel. De gemeente Dantumadiel wil hieraan meewerken mits de oude woning binnen een half jaar na ingebruikname van de nieuwe woning wordt gesloopt. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan vormt dan ook het juridisch-planologisch kader waarbinnen de nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied ligt in De Falom in het zuiden van Broeksterwâld. Het perceel ligt aan de Haadwei 36. Momenteel bevat het perceel een woning met een aanbouw, een tuinhuis en een garage. Een aantal jaren geleden is een stuk grond aangekocht aan de achterzijde van het perceel. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpFaHaadwei36-ON01_0001.jpg"

Figuur 1.1: Ligging plangebied (www.pdok.nl)

1.3 Geldend bestemmingsplan

De bestemming van het plangebied is vastgelegd in bestemmingsplan Butengebiet Dantumadiel op 2 juli 2013 en de herziening bestemmingsplan Bûtengebiet Dantumadiel, die is vastgesteld op 4 juli 2016. Het plangebied heeft hierin de enkelbestemming 'Wonen' en het aangekochte stuk grond heeft de enkelbestemming 'Agrarisch - Woudenlandschap'. De voorgenomen woning wordt buiten het bestaande bouwvlak gebouwd, waardoor realisatie van de woning op grond van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk is. Daarnaast heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radar'.

In figuur 1.3 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpFaHaadwei36-ON01_0002.jpg"

Figuur 1.3: Uitsnede bestemmingsplan Butengebiet Dantumadiel (www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze toelichting is aandacht besteed aan de functionele en ruimtelijke structuur in de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het voor dit bestemmingsplan relevante beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komen de juridische aspecten aan bod, in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Huidige situatie

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op Haadwei 36 in De Falom. Tot de aanleg van de Centrale As was deze weg een belangrijke noord-zuid verbinding voor Damwâld en Dokkum. Nu is het een relatief rustige weg die alleen dienstdoet voor lokaal verkeer. Het woonmilieu in het lint langs de weg is hiermee verbeterd. Dit biedt nu mogelijkheden voor fraai en rustig landelijk wonen, met goede ontsluitingen richting Dokkum en Drachten.

Het plangebied betreft een kavel met een woning en aanbouw, een tuinhuis en een garage aan de westzijde van de Haadwei. Zowel aan de noordkant als zuidkant van het plangebied liggen percelen met de bestemming wonen. Aan de Haadwei 22 is een perceel gevestigd met een bedrijfsbestemming met een bedrijfswoning. De rest van het lint bestaat uit woonpercelen.

In figuur 2.1 is het plangebied met een luchtfoto van de huidige situatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpFaHaadwei36-ON01_0003.jpg"

Figuur 2.1: Plangebied met luchtfoto huidige situatie (www.pdok.nl)

Een aanzicht op het plangebied is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpFaHaadwei36-ON01_0004.png"

Figuur 2.2: Aanzicht plangebied (Google Maps)

2.2 Voorgestelde ontwikkeling

Het initiatief omvat de bouw van een nieuw woonhuis. Het te realiseren woonhuis wordt gebouwd op de plek waar zich momenteel de garage en het tuinhuis bevinden. Deze zullen dan ook worden gesloopt. De nieuwe woning heeft een oppervlak van 150 m2. De huidige woning en aanbouw worden gesloopt. De nieuwe garage wordt gerealiseerd op de plek waar zich momenteel de aanbouw bevindt. De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de mogelijkheden die voor de andere woningen in het lint gelden. De woning is vastgelegd binnen het nieuwe bouwvlak. Bijgebouwen mogen achter de voorgevel van de woning worden gebouwd. De huidige en nieuwe situatie zijn opgenomen in figuur 2.2 en 2.3. Daarnaast wordt de uitbreiding van de tuin meegenomen in dit bestemmingsplan. Een aantal jaren geleden heeft de initiatiefnemer, net als een aantal andere percelen in het lint, een deel agrarische grond aangekocht aan de achterzijde van het perceel. Daar ligt momenteel de bestemming Agrarisch op. Dit stuk grond zal worden meegenomen in de woonbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpFaHaadwei36-ON01_0005.png"

Figuur 2.3: Tekening huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpFaHaadwei36-ON01_0006.png"

Figuur 2.4: Tekening toekomstige situatie

2.3 Ruimtelijke kwaliteit

Volgens de kaart op pagina 12 van de structuurvisie Buitengebied Dantumadiel ligt het plangebied in het Woudenlandschap. Dit kenmerkende coulisselandschap ligt globaal tussen Leeuwarden, Dokkum en Drachten. Het is aangewezen als een Nationaal Landschap. Voor het gebied zijn een aantal kernkwaliteiten bepaald, die de provincie van provinciaal belang acht. In eerste plaats is de kleinschaligheid van het gebied van belang, met hoge dichtheid aan opstrekkende percelen die richting geven aan het landschap met grensbeplanting van houtwallen en elzensingels. Daarin ligt een dicht netwerk van kleinschalige infrastructuur, verspreide bebouwing of dun bebouwde linten.

In de omgeving van het plangebied is de overgang van dichte, gerichte verkavelingsstructuren van elzensingels op de zandgronden naar het open kleigebied van belang. Het behoud en de versterking van de geleidelijke overgang (dunner wordende singels) tussen twee contrasterende gebieden geldt hier als uitgangspunt. De elzensingels bevinden zich voornamelijk langs de sloten en bepalen het huidige beeld van het gebied in samenhang met de verkaveling. Versterken en ontwikkelen van deze structuur van wegen en sloten is uitgangspunt.

Op de schaal van de voorgenomen ontwikkeling worden in de structuurvisie weinig uitspraken gedaan.

De nieuwe woning wordt gebouwd op een perceel waar al een woonbestemming aanwezig is. Het betreft hier een perceelsgebonden ontwikkeling die geen afbreuk doet aan de bestaande landschappelijke en groenstructuren. Daarnaast wordt een deel aangekochte grond waar momenteel de bestemming Agrarisch op ligt meegenomen in de woonbestemming. Ook dit doet geen afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten. Aan de achterzijde van de woonpercelen aan de Haadwei is het niet gebruikelijk om een groensingel toe te passen. Om dit beeld te continueren wordt ook in dit geval geen groensingel toegepast maar zal de achterzijde van het perceel open blijven.

Parkeren kan plaatsvinden op eigen erf. De parkeerbehoefte is bepaald op basis van de parkeerkentallen zoals opgenomen in de CROW publicatie 381. De behoefte is op basis hiervan bepaald op 1,9 tot 2,7 parkeerplaatsen per woning. Het perceel is groot genoeg om in deze behoefte te voorzien.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De 14 nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn juridisch geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met het Barro geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast.

3.1.3 Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. De toelichting van een bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevatten. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onderliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een nieuwe woning mogelijk. Echter moet het huidige woonhuis binnen een half jaar na ingebruikname van de nieuwe woning gesloopt worden. Er is dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Bro. Dit plan hoeft daarom niet getoetst te worden aan artikel 3.1.6 Bro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Verordening Romte 2014

In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald.

Ruimtelijke kwaliteit

Hoofdstuk 2 van de verordening houdt regels ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. Hierin is opgenomen dat in een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf opgenomen moet worden. Waarin, voor zover nodig, wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van nieuwe functies. Op welke wijze het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang zoals die per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte. De ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is verwoord in paragraaf 2.3.

Archeologie

In hoofdstuk 2 van de verordening wordt tevens aangegeven dat in de plantoelichting van een ruimtelijk plan moet worden aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologisch waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Dit is opgenomen in 4.2. Het plan voldoet hiermee aan de voorwaarden uit hoofdstuk 2 van de verordening.

Wonen

Voor woningbouw geldt dat dit is toegestaan wanneer de aantallen en kwaliteit ervan in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In het plangebied is op grond van het huidige bestemmingsplan één woning toegestaan. Met onderliggend plan wordt eveneens de realisatie van één woning toegestaan. Er vindt dus geen vergroting van het aantal woningen plaats.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de regels uit de Verordening Romte 2014.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Beleidsvisie Wonen 2016 - 2020

De ambtelijke fusie van de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a. heeft geleid tot gezamenlijk beleid. De gemeenten hebben de Beleidsvisie Wonen opgesteld. Hierin zijn aangescherpte beleidsuitgangspunten op basis van de actuele economische en demografische ontwikkelingen opgenomen. De beleidsvisie vormt het gezamenlijk vertrekpunt voor de af te sluiten raamovereenkomst tussen de gemeenten, de huurdersorganisatie en de woningcorporaties en de jaarlijks te sluiten prestatieafspraken in het kader van de nieuwe Woningwet.

Het doel van het woonbeleid is om een toekomstbestendige gedifferentieerde woningvoorraad te ontwikkelen die is afgestemd op de woonwensen van de inwoners. De focus van het woonbeleid richt zich op de kwaliteit van het bestaand stedelijk gebied en het opwaarderen van de bestaande woningvoorraad. Daarbij wordt aangegeven dat de bestaande woningvoorraad voldoende mogelijkheden biedt om op de lange termijn voor veel verschillende doelgroepen aantrekkelijk te blijven.

De nieuwe woning komt in de plaats van de bestaande woning. Er is hier geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling maar een opwaardering van de bestaande woningvoorraad. Hierdoor past het in de Beleidsvisie Wonen.

3.3.2 Welstandsnota Dantumadiel (herziening 2016)

Het welstandsbeleid van de gemeente Dantumadiel is vastgelegd in de Welstandsnota. Het plangebied is gelegen in een welstandsvrij gebied. Dit betekent dat er geen welstandstoets hoeft te worden uitgevoerd, maar een algemeen uitgangspunt is wel dat de nieuwe woning moet passen binnen het ter plaatse aanwezige bebouwingsbeeld.

Alle woningen in het lint bestaan uit 1 bouwlaag met kap en zijn overwegend opgebouwd uit rode baksteen en donkere dakpannen. Bij dit beeld wordt aangesloten.

3.3.3 Woonvisie 2020 - 2025

De gemeente Dantumadiel heeft haar woonambitie vertaald in 7 speerpunten. Een van deze speerpunten is het toekomstbestendig maken van bestaande woningen en buurten. De focus van de woonvisie richt zich op de kwaliteit van bestaand dorpsgebied en de bestaande woningvoorraad. De huidige markt laat een sterke vraag naar nieuwbouwwoningen zien en is vooral kwalitatief van aard. Het is zaak om bij het toevoegen van woningen goed te kijken naar de kwalitatieve balans op de lokale woningmarkt. De gemeente geeft aan dat eigenaren en bewoners gefaciliteerd en ondersteund zullen worden bij de verduurzamingsopgave.

De bouw van de nieuwe woning past binnen de Woonvisie van de gemeente Dantumadiel. De huidige woning is in zeer slechte staat. Het faciliteren van de nieuw woning draagt bij aan het toekomstbestendig maken van de buurt.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije mer-beoordeling

Bij het doorlopen van een ruimtelijke procedure moet rekening worden gehouden met mogelijke verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de bijlage bij het Besluit m.e.r. is vastgelegd wanneer een milieueffectrapportage (onderdeel C) of een m.e.r.-beoordeling (onderdeel D) moet plaatsvinden. Hierbij gelden drempelwaarden. In onderdeel D (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Qua oppervlakte ligt de drempelwaarde op 100 hectare. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen.

Dit bestemmingsplan maakt mogelijk dat de nieuwe woning op een andere plaats op het perceel kan worden gebouwd. Hierbij is geen sprake van verstedelijking. Op basis hiervan kan het project niet worden aangemerkt als stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld is in het Besluit m.e.r. Een m.e.r.-beoordeling is niet aan de orde. Overigens blijkt uit de beoordeling in de navolgende paragrafen dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden.

4.2 Archeologie

De regels ten aanzien van de omgang met archeologische waarden zijn opgenomen in de Erfgoedwet. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld. Voor de gemeente Dantumadiel wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE).

Uit deze kaart blijkt dat er in het plangebied mogelijk archeologische resten uit de periode ijzertijd-middeleeuwen aanwezig zijn. Bij ingrepen van meer dan 5000 m2 moet een historisch en karterend onderzoek worden verricht. Daarvan is geen sprake. De oppervlakte van het plangebied van dit bestemmingsplan is ongeveer 1.500 m2. Daarbij gaat het om de realisatie van één woonhuis van 150 m2.

Daarnaast blijkt uit deze kaart dat er in het plangebied mogelijk archeologische resten uit de steentijd aanwezig zijn. Deze bevinden zich vaak vlak onder de oppervlakte. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 500 m2 een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren. Zoals hierboven is benoemd wordt met dit bestemmingsplan één woning van 150 m2 gerealiseerd. Hoewel het plangebied 1.500 m2 bedraagt, maakt onderhavig bestemmingsplan niet meer dan 350 m2 aan bebouwing mogelijk. Dit bestaat uit een woning van 150 m2 en maximaal 200 m2 aan bijgebouwen. Dit betekent dat niet meer dan 350 m2 van de gronden geroerd worden. Daarmee wordt de grenswaarde voor karterend (boor)onderzoek van 500 m2 niet overschreden en is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Er is op basis van het archeologiebeleid geen noodzaak tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Voor de uitvoering van het plan blijft de meldingsplicht van kracht. Indien onverhoopt archeologische resten worden aangetroffen, dan moet dit bij het bevoegd gezag worden gemeld.

4.3 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Het plangebied heeft op zichzelf geen bijzondere cultuurhistorische waarde. De structuren en kenmerken van het Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden zijn ter plaatse wel herkenbaar en behoudenswaardig. Volgens de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2) is de Haadwei een historische route.

Het plan wordt ingepast binnen de bestaande landschappelijke structuur en de aanwezige kenmerkende singels. Aan de beleefbaarheid van de Haadwei wordt geen afbreuk gedaan. Het is niet noodzakelijk om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.4 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Gebiedsbescherming gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN) beschermd. De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. In het Programma Aanpak Stikstof (PAS) zijn alle Natura 2000-gebieden opgenomen waar ten minste één stikstofgevoelig habitat voorkomt dat te maken heeft met overbelasting door stikstof. Ook kleinschalige initiatieven kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie en moeten om die reden daarop worden beoordeeld. Voor kleine plannen waarvan op voorhand (en goed gemotiveerd) kan worden onderbouwd dat deze - vanwege bijvoorbeeld de grote afstand tot Natura 2000-gebieden - geen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de relevante Natura 2000-gebieden, kan een passende beoordeling van de stikstofdepositie achterwege blijven. Hiermee geeft het ministerie ruimte voor een kwalitatieve onderbouwing voor kleine projecten waarvan op voorhand met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen (significant) negatief effect is op de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Het plangebied ligt op circa 7,5 kilometer van het Natura 2000-gebied Groote Wielen. Op basis van de handreiking Woningbouw en AERIUS van de rijksoverheid zou zelfs een programma van 50 woningen op deze afstand geen effect hebben. Gezien de aard en schaal van het plan is een stikstofonderzoek niet noodzakelijk. De bouw en het gebruik van één woning heeft op een dergelijke afstand geen enkel effect.

Ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) mag een plan geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte. Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op ruim 270 meter afstand. Hierbij gaat het om een veenmoerasgebied. Kenmerken voor deze moerassen is dat ze in de huidige situatie zeer nat zijn, maar een geringe waterdynamiek kennen. Veenmoeras omvat open begroeiingen van riet, lisdodde en biezen in water; rietlanden en rietruigten. Het bouwen van een woning in het plangebied heeft geen effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van dit NNN.

Soortenbescherming

Het plangebied betreft een woonperceel. Een aanzienlijk deel van het plangebied is verhard. Het gebied vertegenwoordigd daarom geen hoge ecologische waarde. Desondanks kan niet uitgesloten worden dat in de gebouwen op het terrein potenties voor beschermde soorten zijn. Voor de realisatie van het woonhuis worden het tuinhuis en de garage gesloopt. Zodra het nieuwe woonhuis in gebruik is, worden de huidige woning en de aanbouw gesloopt.

Dit bestemmingsplan is in de eerste plaats gericht op het mogelijk maken van de nieuwe woning. Hiermee worden geen ecologische potenties geraakt. Gelet op de houdbaarheid van een ecologisch onderzoek van maximaal 2 jaar is het ongewenst om nu een ecologische beoordeling uit te voeren. Daarom wordt voorafgaande aan de sloop een inventarisatie voorgesteld. Gelet op de kleine omvang is de sloop altijd uitvoerbaar binnen het kader van de Wet natuurbescherming. Wanneer er verblijfplaatsen van beschermde soorten aanwezig zijn, wordt op basis van een activiteitenplan (met mitigerende en compenserende maatregelen) een ontheffing aangevraagd bij het bevoegde gezag. De Wet natuurbescherming waarborgt een adequate omgang met de beschermde soorten in het gebied.

In ieder geval moet voor activiteiten binnen het plangebied de zorgplicht worden nageleefd. Deze houdt in dat alles moet worden gedaan of gelaten om schade aan planten en dieren te voorkomen.

4.5 Geluid

Algemeen

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluid hinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidzone voor wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging.

Voor de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg, gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de bestemmingen (binnen- of buitenstedelijk). Bestemmingen met een binnenstedelijke ligging, maar binnen de geluidzone van een autosnelweg, worden bij het bepalen van de geluidzone voor die autosnelweg gerekend tot buitenstedelijk gebied.

Het plangebied aan de Haadwei ligt binnen de bebouwde kom en binnen de zone van de Haadwei (50 km-weg). De voorkeursgrenswaarde op basis van de Wet geluidhinder bedraagt Lden = 48 dB. De maximale ontheffingswaarde bedraagt Lden = 63 dB (binnenstedelijke ligging van het plangebied).

Aftrek op basis van artikel 110g Wgh

De in de Wgh genoemde grenswaarden gelden inclusief de standaard aftrek op basis van artikel 110g van de Wgh. Dit artikel houdt in dat een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het verkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. Voor wegen met een representatief te achten snelheid lager dan 70 km/u geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of hoger geldt de volgende aftrek:

  • 4 dB voor situaties dat de geluidbelasting zonder aftrek artikel 3.4 RMG 2012 57 dB bedraagt;
  • 3 dB voor situaties dat de geluidbelasting zonder aftrek artikel 3.4 RMG2012 56 dB bedraagt;
  • 2 dB voor andere waarden van de geluidbelasting.

Berekening met akoestisch rekenmodel

Op basis van de Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (RMG 2012) is een overdrachtsmodel opgesteld in het softwareprogramma Geomilieu, versie 2020.2 van dgmr-software, waarbij de omgevingskenmerken zijn gebaseerd op PDOK-gegevens (gebouwen en bodemvlakken).

Voor wat betreft de verkeersgegevens is uitgegaan van door de gemeente aangeleverde verkeerstellingen (1092 mvt/etmaal in 2019). Op basis van 1% autonome groei per jaar is voor 2031 (10 aar na plandatum) uitgegaan van een etmaalintensiteit van 1.230 mvt/etmaal. Voor wat betreft de voertuig- en etmaalverdeling is eveneens uitgegaan van de gegevens uit de verkeerstellingen. Het rijvlak van de Haadwei is voorzien van standaard asfalt.

Een overzicht van het akoestisch rekenmodel is gegeven in onderstaande figuur, samen met de berekende geluidbelasting op de nieuwe woning. Uit de berekening blijkt dat de geluidbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB (inclusief 5 dB aftrek art. 110g Wgh). De maximale ontheffingswaarde van Lden = 63 dB wordt niet overschreden. Binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder kan de woning worden gerealiseerd; er is wel een hogere waarde nodig. De rekenresultaten zijn opgenomen in Bijlage 1 Akoestisch rekenmodel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpFaHaadwei36-ON01_0007.png"

Conclusie

De woning kan met een hogere waarde procedure worden gerealiseerd binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder. De benodigde hogere waarde bedraagt Lden = 50 dB. Omdat de Haadwei opnieuw is ingericht vanwege de aanleg van de Centrale As, de verkeersintensiteit relatief gering is en het slechts één (vervangende) woning betreft, zijn maatregelen financieel niet doelmatig en stedenbouwkundig niet wenselijk.

De geluidwering van de (voor)gevel van de nieuwe woning dient ten minste GA;k = 55 - 33 = 22 dB(A) te bedragen. Bij het bepalen van de benodigde geluidwering dient te worden uitgegaan van de geluidbelasting zonder aftrek van 5 dB in het kader van artikel 110g Wgh en een binnenwaarde van 33 dB op basis van het Bouwbesluit 2012.

4.6 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft. Bij woningbouwplannen van minder dan 1.500 woningen is dit het geval.

Uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) blijkt dat in de omgeving van het plangebied sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit. Het plan heeft geen significant effect op de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Er zijn er geen belemmeringen voor het plan vanuit dit aspect.

4.7 Bodemkwaliteit

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Het plangebied heeft momenteel voor een groot deel de enkelbestemming 'Wonen'. Voor het aangekochte stuk grond aan de achterzijde van het perceel geldt nu nog de enkelbestemming 'Agrarisch - Woudenlandschap'. In voorliggend bestemmingsplan zal het hele plangebied de enkelbestemming 'Wonen' krijgen. Voor wat betreft het deel aan de achterzijde van het perceel wat de enkelbestemming 'Agrarisch - Woudenlandschap' heeft, blijkt dat het gebruik altijd agrarisch is geweest. Op het online bodemloket (www.bodemloket.nl) zijn geen verontreinigde activiteiten bekend op deze locatie. In de huidige situatie wordt de agrarische strook ook al als tuin ten behoeve van het woonperceel gebruikt. Met dit bestemmingsplan wordt de bestemming van deze gronden in overeenstemming gebracht met het feitelijk gebruik. De bodemkwaliteit is toereikend voor het voorgenomen gebruik. Er is geen verder bodemonderzoek noodzakelijk.

4.8 Water

Een belangrijk onderdeel van de planvorming is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.

Het plangebied is gelegen in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Het waterschap is verantwoordelijk voor het watersysteem en het zuiveren van het aangeboden stedelijk afvalwater. De ontwikkeling is op 17 februari 2021 aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets (kenmerk 20210217-2-25603) . Het toetsresultaat is opgenomen in Bijlage 2. Uit deze digitale watertoets blijkt dat voor dit plan de korte procedure gevolgd moet worden.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het onderhavige plan maakt geen extra verharding mogelijk. Momenteel staat er een woning in het plangebied. Deze wordt vervangen door een nieuwe woning.

4.9 Bedrijven- en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woonomgevingen en gemengde gebieden.

Rondom het plangebied overheerst de woonfunctie. Op ongeveer 180 meter van het plangebied bevindt zich een Woonwinkel. Op ongeveer 200 meter van het plangebied bevindt zich een bedrijf in podium en standbouw. Beide bedrijven zijn goed verenigbaar met het omliggende woongebied. De activiteiten van het bedrijf in podium en standbouw valt in milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richt afstand van 30 meter waar ruimschoots aan wordt voldaan. Er is sprake van een verantwoorde milieuzonering.

4.10 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

Risicobronnen zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart. Het plangebied ligt niet binnen een invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en transportroutes met vervoer van gevaarlijke stoffen. Wel ligt het binnen het invloedsgebied en de 100% letaliteitscontour van een buisleiding.

Langs de Haadwei ligt een hogedruk aardgastransportleiding. Het gaat om een relatief kleine leiding (4 inch, 40 bar). Deze leiding heeft een invloedsgebied van 45 meter. De woning is op ongeveer 7 meter vanaf de leiding geprojecteerd en valt daarmee binnen het invloedsgebied. Daarmee komt de woning binnen de 100% letaliteitscontour van de leiding. Een breuk in de gasleiding voor het perceel, bijvoorbeeld als gevolg van (graaf)werkzaamheden, zorgt ervoor dat het aardgas onder hoge druk uitstroomt. Het brandbare gas ontsteekt waardoor een fakkelbrand optreedt. De effecten van een fakkelbrand zijn warmtestraling en rook. Hierdoor kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving ontstaan. De 100% letaliteitscontour betekent dat in geval van een fakkelbrand, iedereen zowel binnen- als buitenshuis komt te overlijden. Dit betekent dat het groepsrisico moet worden verantwoord. Daarom is in het kader van het vooroverleg advies ingewonnen bij de Brandweer. Hierbij wordt wel benadrukt dat de nieuwe woning ter vervanging van de huidige woning wordt gerealiseerd. Ook de huidige woning staat al binnen de 100% letaliteitcontour van de leiding. Per saldo neemt het aantal woningen en daarmee het aantal personen niet toe. Desondanks wordt er getoetst aan het groepsrisico.

Beknopte verantwoording groepsrisico

Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de gasleiding dient op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes het groepsrisico te worden verantwoord. In deze verantwoording wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van invalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie "Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid".


Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. Het plangebied wordt in zuidelijke richting ontsloten via de Haadwei op De Sânjes die vervolgens aansluit op de N356. Deze route kan gebruikt worden als vluchtroute voor de aanwezige personen. Hiermee kunnen zij meer dan 150 meter van de bron af vluchten. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.


Zelfredzaamheid
Het uitgangspunt is dat de meerderheid van de aanwezige personen binnen het plangebied zelfredzaam zullen zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als minder zelfredzame personen. Er wordt uitgegaan van het feit dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid kan het hulpsysteem 'Hartveilig Wonen' gehanteerd worden waarbij vrijwilligers opgeroepen kunnen worden om iemand te reanimeren in afwachting van een ambulance. Gelet op bovenstaande is de zelfredzaamheid goed te noemen.

4.11 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een KLIC-melding in kaart gebracht.

De gasleiding die langs de oostzijde van het plangebied loopt is beschermd door middel van een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerzijden van de leiding. Deze strook loopt net over het plangebied en is voorzien van een dubbelbestemming.

Verder is er sprake van een beschermingszone van een radarstation. Er mag hier niet hoger dan 75 meter gebouwd worden. Deze zone is opgenomen in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

5.2 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

De bestemmingsregels zijn zoveel mogelijk afgestemd op de regels van het geldende bestemmingsplan, waarmee de bouw- en gebruiksmogelijkheden overeen komen met die voor andere woonpercelen in de kernen van de gemeente Dantumadiel. In het plan komen de volgende bestemmingen en gebiedsaanduidingen voor:

Wonen

De nieuwe woning en bijbehorend erf is geregeld in 'Artikel 3 Wonen'. De woning is vastgelegd in een bouwvlak dat is gebaseerd op de in hoofdstuk 2 beschreven uitgangspunten. Er mag één woning worden gebouwd. Hierbij is op basis van de regeling voor grote erven (groter dan 1.000 m2) 200 m2 aan bijgebouwen mogelijk. Naast het wonen is er in beperkte mate de mogelijkheid voor aan huis verbonden beroepen of bedrijven.

Tuin

Voor de tuin aan de voorzijde van het perceel zijn de regels opgenomen in 'Artikel 4 Tuin'. Hierbij is aangesloten bij de regels uit het geldende bestemmingsplan.

Leiding - Gas

De belemmeringsstrook van de gasleiding die langs de oostzijde van het plangebied ligt loopt net over het plangebied heen. De regels hiervoor zijn opgenomen in Artikel 5 Leiding - Gas.

Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2

Op het plangebied ligt de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2. Hoewel het plangebied 1.500 m2 bedraagt, maakt onderhavig bestemmingsplan niet meer dan 350 m2 aan bebouwing mogelijk. Dit betekent dat niet meer dan 350 m2 van de gronden geroerd worden. Daarmee wordt de grenswaarde voor archeologisch onderzoek van 500 m2 niet overschreden. Hierdoor is archeologisch onderzoek niet nodig. Mocht er in de toekomst sprake zijn van bebouwing van meer dan 500 m2 zal dit noodzakelijk zijn. De regels hiervoor zijn opgenomen in Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2.

Vrijwaringszone - radar

Op het gebied ligt de vrijwaringszone - radar. De regels hiervoor zijn opgenomen in 10.1 Vrijwaringzone - radar

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan en de grondexploitatie. Bij de uitvoerbaarheid wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.

Overleg

Het bestemmingsplan wordt, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. De ingekomen reacties worden voorzien van een gemeentelijke reactie en kunnen leiden tot wijzigingen in het bestemmingsplan, deze zijn verwoord in de beantwoording op de ingekomen reacties en weergegeven in deze toelichting. Het voorontwerp bestemmingsplan wordt niet voor inspraak ter inzage gelegd.

Tijdens het vooroverleg is een reactie binnengekomen van brandweer Fryslân. In deze reactie gaat zij in op het aspect externe veiligheid. Als gevolg hiervan is de paragraaf externe veiligheid aangepast en in overeenstemming gebracht met de overlegreactie.

Daarnaast is er een overlegreactie van de provincie Fryslân binnengekomen, waarin zij reageren op het toegestane oppervlak van bijbehorende bouwwerken en de wijze waarop dit in de toelichting is verwerkt. Als gevolg hiervan zijn de regels en de toelichting op elkaar afgestemd door aan de sluiten bij de regeling voor grote erven.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Eenieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen.

Vaststellingsfase

Zienswijzen worden beoordeeld en al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan. Het (al dan niet gewijzigde) bestemmingsplan wordt vervolgens door de gemeenteraad vastgesteld. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Tot slot is tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. Het perceel is reeds in eigendom van de aanvrager. De plan- en procedurekosten en de kosten voor de uitvoering van het plan zijn voor rekening van de aanvrager. De financiële haalbaarheid van het plan is niet in het geding.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

Dit bestemmingsplan maakt bouwplannen in de zin van het Bro mogelijk. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. In dit plan is het kostenverhaal geregeld in een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Hierin is onder andere het planschadeverhaal geregeld. Verder worden de plankosten via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en wordt van het vaststellen van een exploitatieplan afgezien.