direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Damwâld
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1891.BpDamwald-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Actualisering

Sinds de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 is de wettelijke verplichting voor gemeenten ingesteld om bestemmingsplannen actueel te houden. Op grond van de in deze wet opgenomen actualisatieplicht mogen bestemmingsplannen vanaf 1 juli 2013 niet ouder dan tien jaar zijn.

Het huidige bestemmingsplan van Damwâld-Kom dateert van 2007. Dit betekent dat de 'houdbaarheidstermijn' hiervan wettelijk gezien op zijn einde loopt. Een herziening is daarom nodig. Dit vindt met voorliggend bestemmingsplan plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDamwald-ON01_0001.png"

Figuur 1. Globale ligging plangrens Damwâld

Met voorliggend bestemmingsplan worden de volgende en thans voor het plangebied van toepassing zijnde juridisch-planologische regelingen herzien:

  • 'Bestemmingsplan Damwoude-Kom', vastgesteld door de gemeenteraad op 2 oktober 2007 en goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten op 22 april 2008;
  • 'Projectbesluit Hoeksterloane', vastgesteld door de gemeenteraad op 16 november 2010;
  • 'Bestemmingsplan Sletten Romtebelied Damwâld. Rinsumageas en Driezum', ontwerp gepubliceerd op 5 september 2011 (niet vastgesteld);
  • 'Bestemmingsplan Haadwei 107a, Damwâld', vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2010;
  • 'Omgevingsvergunning De Kruswei, Haadwei 42 te Damwâld', vastgesteld door de gemeenteraad op 05 december 2013;
  • 'Omgevingsvergunning Haadwei 42', vastgesteld door de gemeenteraad op 20 januari 2014;
  • 'Bestemmingsplan Dammeloane 7, Damwâld', vastgesteld door de gemeenteraad op 31 juli 2014;
  • 'Bestemmingsplan Hoeksterloane, Ald Mear en Mr. De Grootstrjitte', vastgesteld door de gemeenteraad op 24 maart 2015;
  • 'Bestemmingsplan Damwâld Koekoeksblom', vastgesteld door de gemeenteraad op 31 mei 2016;
  • 'Bestemmingsplan Campus Damwâld', vastgesteld door de gemeenteraad op 26 februari 2019;
  • 'Bestemmingsplan Nijewei', vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 2019.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDamwald-ON01_0002.png"

Figuur 2. Kaartfragment van ruimtelijkeplannen.nl

Plangebied

De ligging en begrenzing van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is in figuur 1 weergegeven. De planbegrenzing komt tevens tot uitdrukking in de verbeelding bij dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan heeft betrekking op vrijwel alle gronden binnen de bebouwde kom van Damwâld. De plangrens van dit bestemmingsplan is afgestemd op het huidige bestemmingsplan en wordt in belangrijke mate bepaald door de grenzen van het omringende landelijk gebied. Ten gevolge van de bouw van het schoolcomplex De Wingerd is de bebouwde kom van Damwâld vergroot en is de grens van het plangebied in noordelijke richting verlegd.

Conserverend bestemmingsplan

Omdat dit bestemmingsplan vanwege de wettelijke noodzaak tot actualisatie is opgesteld, betreft het een op beheer gericht plan, dat conserverend van aard is. Dit houdt in dat de actuele situatie in dit bestemmingsplan is vastgelegd en dat geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. In belangrijke mate zijn de planologisch-juridische regelingen uit de geldende bestemmingsplannen voortgezet.

Voorliggend bestemmingsplan biedt de nieuwe planologisch-juridische basis voor de voortzetting van bestaande functies en bebouwing in het plangebied. Dit betekent dat het plan rechtszekerheid dient te bieden aan belanghebbenden. Uitgangspunt daarbij is het bevorderen van een zo goed mogelijk woon- en leefklimaat, voortbouwend op de historisch groeiende structuur van kwaliteiten, en daar waar mogelijk met perspectief op behoud van voorzieningen, detailhandel, dienstverlening en lokale bedrijvigheid.

Ruimtelijke ontwikkelingen die reeds in het geldende bestemmingsplan werden toegelaten, zijn met dit bestemmingsplan eveneens gecontinueerd. De in het plangebied aanwezige en vergunde bebouwing is positief bestemd. De in het bestemmingsplan opgenomen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn afgestemd op de huidige wet- en regelgeving. Hierdoor kan sprake zijn van perceelsgebonden wijzigingen ten opzichte van de hiervoor genoemde geldende juridisch-planologische regelingen.

Juridische vormgeving

Voorliggend bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving en de bijbehorende verbeelding is aangesloten op de regeling Ruimtelijk Standaarden ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan voldoet aan de digitale verplichting zoals deze per 1 januari 2010 van kracht is.

Leeswijzer

Deze toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na deze inleiding is in hoofdstuk 2 de bestaande situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de geografische situatie geschetst. In hoofdstuk 4 komen de verschillende geldende beleidskaders aan de orde. In hoofdstuk 5 is ingegaan op de van toepassing zijnde milieukundige en planologische randvoorwaarden in het plangebied, ook wel omgevingsaspecten genoemd. Hoofdstuk 6 betreft de juridische toelichting op het bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 is tot slot ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Fysieke omgeving

2.1 Ligging in de regio

Damwâld, het centraal gelegen hoofddorp van de gemeente Dantumadiel, is ontstaan uit een samenvoeging van de lintdorpen Ikkerwâld, Moarrewâld en Dantumawâld. Door de situering aan het belangrijke kruispunt van de Haadwei en de Foarwei/Doniawei is het zwaartepunt van de bebouwing thans duidelijk bij het voormalige Moarrewâld gelegen. De drie dorpen zijn sterk aaneen gegroeid. De ligging op de hogere zandgronden in een besloten omgeving met elzensingels en kleine bosjes, maakt het drielingdorp tot een aantrekkelijke woonlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDamwald-ON01_0003.png"

Figuur 3. Oude situatie lintdorpen (Bron: Grote historische Provincie Atlas, Friesland 1853 - 1856)

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Damwâld ligt midden in het zandgebied van de gemeente. Dit zandgebied heeft zijn definitieve vorm gekregen na de periode 1000-1200 na Chr., toen vanuit het Friese kleigebied, als gevolg van het stijgen van de zeespiegel, de zandgronden weer ontgonnen en bewoond werden. Karakteristiek voor deze periode is het streekdorpenlandschap, waarvan de lintbebouwing, gelegen op de hogere zandgronden, het meest in het oog springende kenmerk is. Daarnaast is voor dit gebied de opstrekkende verkaveling erg karakteristiek. In het hele woudgebied wordt de opstrekkende verkaveling vanouds benadrukt door het voorkomen van elzensingels op de perceelsranden. De oorspronkelijke lintendorpenstructuur van Ikkewâld, Moarrewâld en Dantumawâld is nog goed herkenbaar.

De van west naar oost lopende lintbebouwing wordt gekenmerkt door een eenvoudig straatprofiel met daaraan individuele bebouwing, die overwegend bestaat uit woningen (één bouwlaag met kap). Het oorspronkelijke agrarische karakter is in de loop der tijd sterk veranderd. Er zijn echter enkele panden die nog refereren aan het agrarische karakter van de streek. Naast de kerkgebouwen van Moarrewâld en Dantumawâld, het voormalige raadhuis en het cafégebouw (die allen als Rijksmonument zijn aangewezen, gaat het om een aantal stelpboerderijen en enkele woningen onder schilddak.

Opvallend in de lintbebouwing is de variatie in functies. Vanouds zijn de bijzondere functies in het oude lint gesitueerd. In Ikkerwâld, met name de aan de Achterwei, is naast de woonfunctie, de bedrijvigheid van betekenis.
In Dantumawâld is eveneens sprake van een dergelijke functiemenging. In de loop der tijd is voor wat betreft de voorzieningen meer nadruk komen te liggen op het winkelcentrum aan de Conradi Veenlandstraat.

2.3 Het huidige omgevingsbeeld

De oorspronkelijke lintbebouwing van Ikkerwâld, Moarrewâld en Dantumawâld, is aangevuld met nieuwe woningbouw in de kwadranten, op basis van een in de jaren zeventig ontwikkelde beleidsvisie. Damwâld moest zich ontwikkelen tot een langgerekte nederzetting. Respectievelijk werden het zuidwestelijke kwadrant, het zuidoostelijke, het noordoostelijke en het noordwestelijke kwadrant ingericht als woonbuurten.

Zuidwest is de oudste planmatige uitbreidingsbuurt van Damwâld. Deze woonbuurt kwam in verschillende fasen tot stand, maar het zwaartepunt lag in de jaren vijftig en zestig. De hoofdopzet van deze buurt is erg eenvoudig en kenmerkend voor de periode waarin de buurt tot stand kwam. De Foarwei en de Haadwei vormden het uitgangspunt. In de oksel van deze twee wegen werd een rechthoekig wegenstelsel ontworpen, waarbij de Badhuisweg als buurtonsluitingsweg werd aangelegd. Het meest opvallende kenmerk van het bebouwingspatroon is dat de bouwwijze duidelijk op de straat is georiënteerd. Het eenvoudige karakter van de bebouwing wordt grotendeels bepaald door de woningwetwoningen uit verschillende tijdsperioden. In het voorgaande bestemmingsplan lag in gedeeltes van de buurt een wijzigingsbevoegdheid voor herstructurering. Inmiddels heeft op verschillende plaatsen deze herstructurering plaatsgevonden.

Het zuidoostelijke kwadrant is eind jaren zestig tot ontwikkeling gekomen. Het is een pure woonbuurt met blokken rijenwoningen die sterk georiënteerd op de staat zijn. De rand van de buurt bestaat uit vrijstaande en enige dubbele woningen.

Het derde kwadrant, Damwoude Noordoost, werd in de jaren zeventig ontwikkeld, en heeft een duidelijk een ander karakter dan de twee vorige kwadranten. Vooral het stratenpatroon, met doodlopende en bochtige, smalle wegen draagt hiertoe bij. Het bebouwingspatroon wordt gekenmerkt door dubbele en vrijstaande woningen, gegroepeerd aan woonstraten. De dichtheid is net groot genoeg om van een bebouwde straatwand te kunnen spreken.

Het noordwestelijke woongebied behoort eveneens tot de recentere uitbreidingen van Damwâld. Langs de Conradi Veenlandstrjitte is hier een concentratie van bedrijvigheid gerealiseerd. Daarnaast zijn hier, tussen de Conradi Veenlandstrjitte en de Foarwei, de afgelopen tien jaar veertig nieuwe woningen gerealiseerd. In het gebied aan de noordoostzijde van Damwâld is de nieuwbouwlocatie Hoeksterloane in ontwikkeling. De woningbouw is gericht op duurzaamheid en wordt ingepast in het omliggende landschap. Het gebruik en inrichten van de ruimte vindt plaats volgens het principe van Shared Space (Dielde Romte), waar gebruikers zelf bepalen hoe ze met de beschikbare ruimte omgaan.

Haadwei

De Haadwei vormde tot vrij recent een belangrijke verbinding tussen Feanwâlden en Dokkum. Door de komst van de Centrale As (N356) is de Haadwei nu veel minder druk en heeft de weg een herinrichting ondergaan. Hierbij is het dorpse karakter van dit gebied weer teruggebracht door het aanbrengen van een nieuw wegprofiel en is de inrichting daarvan afgestemd op langzaam verkeer.

Mûnetille

In dit bestemmingsplan voor de komvan Damwâld is ter hoogte van de Foarwei-Mûnewei een gebied buiten het plangebied van het bestemmingsplan gelaten. In dit gebied is onlangs, in 2019, een planproces in gang gezet dat moet leiden tot een nieuwe inrichting van dit gebied. Binnen het planproces voor dit gebied zal een afzonderlijk bestemmingsplan worden opgesteld.

Hoofdstuk 3 Geografische schets

3.1 Bevolking en woningen

Na een periode van groei is het inwonertal van Dantumadiel zich sinds 1998 in een licht dalende lijn gaan begeven. Het inwonertal van Damwâld is de laatste jaren stabiel. Het algehele beeld in de gemeente Dantumadiel laat wel een dalende trend zien ten opzichte van het inwonertal.

Jaar (per 1/1)   Damwâld   Dantumadiel  
  inwonertal   inwonertal  
2017   5.540   18.942  
2018   5.520   18.904  
2019   5.515   18.923  

Tabel 1. Inwonertal Damwâld en Dantumadiel

3.2 Voorzieningen en bedrijvigheid

Voorzieningen

Damwâld heeft als hoofddorp van de gemeente Dantumadiel een groot aantal voorzieningen en bedrijven. Damwâld kent een groot aantal openbare voorzieningen zoals scholen, kerken, speelplekken, twee ijsbanen, en medische voorzieningen. Binnen het plangebied liggen daarnaast een groot aantal sportvoorzieningen. Bovendien kent Damwâld prima busverbindingen met zowel Dokkum als Leeuwarden, als Burgum. Recentelijk is De Centrale As aan de oostzijde van Damwâld ontwikkeld. Deze autosnelweg heeft ervoor gezorgd dat veel minder verkeer over de Hoofdweg door het dorp Damwâld hoeft te rijden, maar haar ontsluiting vind op de N356.

De ontsluiting van Damwâld met omliggende dorpen is hiermee beter geworden, daarnaast is de verkeersveiligheid in Damwâld verbeterd met de aanleg van de Centrale As.

De meeste winkels zijn geconcentreerd in het winkelcentrum aan de Conradi Veenlandstrjitte. Hier bevinden zich twee supermarkten en verschillende speciaalzaken. Het winkelcentrum ligt aan de noordzijde van Damwâld, is goed bereikbaar en heeft voldoende parkeervoorzieningen.

Aan en in de nabijheid van de Foarwei bevinden zich nog diverse cafetaria, een bakker, een supermarkt, en een fietsenwinkel.

Tot het primaire verzorgingsgebied van Damwâld behoren naast Damwâld de kleine kernen Walterswâld, Driezum, Broeksterwâld en Rinsumageest. In deze kleine kernen zijn geen winkels in de levensmiddelensector gevestigd. Concurrentie ondervinden de winkels in Damwâld met name van de centra van een hogere orde, zoals Dokkum en Leeuwarden. Hier heeft de ontwikkeling van de Centrale As een bijdrage aan geleverd.

Bedrijven

In Damwâld heeft de bedrijvigheid zich met name geconcentreerd in het noorden van Damwâld op het bedrijventerrein aan de Conradi Veenlandstrjitte.

3.3 Verkeerssituatie

Voor de komst van de Centrale As was de doorgaande weg de Haadwei een belangrijke verbinding tussen Dokkum en Midden-Friesland. De Haadwei is nog steeds een belangrijke verbindingsweg tussen Damwâld en Dokkum. De Foarwei is de belangrijkste verbindingsweg van Rinsumageest naar Driezum. Naast deze verbindingswegen kennen de meeste andere wegen in Damwâld een snelheidsbeperking van 30 km/uur.

Met de komst van de Centrale As hoeft veel doorgaand verkeer niet meer over de Haadwei van Damwâld. Dit zorgt voor een meer veilige verkeerssituatie en minder verkeer.

Door de Centrale As wordt de ontsluiting van Noordoost-Fryslân over de weg versterkt. Hierdoor neemt de verkeersdruk op de Haadwei sterk af. Door een goede en snelle busverbinding met het treinstation in Feanwâlden wordt Damwâld ook over het spoor ontsloten door de spoorweg Groningen – Leeuwarden. In Feanwâlden is er, in het bestaande stationsgebied, een goede aansluiting op de verschillende vervoersvoorzieningen.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13 maart 2012 is de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR is de visie van de Rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • Vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • Verbeteren van de bereikbaarheid.
  • Zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro, 7 december 2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Streekplan Fryslân 2007

Op 13 december 2006 is door Provinciale Staten het 'Streekplan Fryslân 2007: Om de kwaliteit fan de romte' vastgesteld. Het streekplan geeft de visie van Provinciale Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Het streekplan vormt de basis van het provinciale beleid voor de periode 2006 tot 2016. Centraal in het streekplan staat het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Hiermee bedoelt de provincie dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving.

Stedelijk bundelingsgebied

De provincie kiest voor concentratie van wonen, werken en voorzieningen in stedelijke bundelingsgebieden. Met dit bundelingsbeleid wordt onder meer beoogd dat er voldoende schaal en massa is voor sterke steden en voldoende draagvlak voor (hoogwaardige) stedelijke voorzieningen en werkgelegenheid. Damwâld wordt aangemerkt als een 'overige kern' en ligt binnen het in het streekplan aangegeven stedelijk bundelingsgebied van Dokkum.

Provinciaal uitgangspunt overige kernen

Voor zogeheten overige kernen wordt een terughoudend woningbouwbeleid voorgestaan. Woningbouw op het platteland is primair gericht op de plaatselijke woningbehoefte. De gemeente moet de woningbehoefte van de overige kernen afstemmen op die van de omgeving. Daarnaast wordt beperkt ruimte geboden voor ontwikkeling voor lokale bedrijven in overige kernen. Dit draagt bij aan de levendigheid en de economische vitaliteit op het lokale schaalniveau. Belangrijk is dat deze ruimte alleen binnen bestaand bebouwd gebied en vervolgens voor nieuwe locaties aan de rand van de kern wordt geboden. Hierbij wordt gestreefd naar verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en de beleving daarvan, waarbij maatwerk als begrip centraal staat.

4.2.2 Grutsk op 'e romte (2014)

Provinciale Staten hebben op 26 maart 2014 het document 'Grutsk op 'e Romte' als thematische structuurvisie over landschap en cultuurhistorie vastgesteld. In deze thematische structuurvisie zijn landschappelijke en cultuur-historische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, inspireren en adviseren. Op deze wijze verwacht Provinsje Fryslân de doorwerking van provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, het Rijk en de provincie te borgen.

4.2.3 Verordening Romte Fryslân 2014

Door Provinciale Staten is d.d. 25 juni 2014 een herziene versie van de 'Verordening Romte Fryslân 2014' vastgesteld die per 1 augustus 2014 in werking is getreden. In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen. Het streekplanbeleid is in het kader van de verordening voorzien van concrete beleidsregels. Deze beleidsregels zijn betrokken bij het opstellen van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDamwald-ON01_0004.png"

Figuur 4. Begrenzing van bestaand stedelijk gebied in de Verordening Romte Fryslân 2014 (Bron: Provinsje Fryslân, 2015)

Bestaand stedelijk en landelijk gebied

In de verordening is onderscheid gemaakt tussen de begrippen bestaand stedelijk gebied en landelijk gebied. Voor bestaand stedelijk gebied geldt dat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening bestaat dan in het landelijk gebied. Onder bestaand stedelijk gebied wordt verstaan: “Het gebied dat de bestaande of bij bestemmingsplan toegelaten en voorziene woon- of bedrijfsbebouwing waaronder mede begrepen de daarbij behorende openbare voorzieningen en verkeersinfrastructuur van een kern bevat, zoals begrensd op de van de verordening deel uitmakende kaarten Begrenzing bestaand stedelijk gebied”. De definitie van landelijk gebied sluit daar op aan: “Het gebied buiten het bestaand stedelijk gebied”. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt grotendeels in het bestaand stedelijk gebied (zie figuur 4).

4.2.4 Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (2011)

Het hoofddoel van het van oorsprong uit 2007 daterende en in 2011 herziene 'Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan' (PVVP) is het realiseren van een duurzaam verkeer- en vervoersysteem in Fryslân:

  • dat voldoet aan de verplaatsingsbehoefte van inwoners en bezoekers;
  • dat voldoet aan de behoefte om goederen te transporteren;
  • dat bijdraagt aan de versterking van de economie;
  • dat veilig is, en
  • dat schade aan natuur, landschap en milieu weet te beperken.

Met het PVVP wordt vormgegeven aan de bereikbaarheid, mobiliteit en veiligheid van Fryslân. De Provinsje Fryslân doet dit onder meer met een ambitieus en realistisch investeringsprogramma voor wegen en vaarwegen.

De realisatie van de Centrale As was één van de belangrijkste grote verbeteringen aan het provinciale wegennet dat was vastgelegd in het PVVP. Eén van de doelen van het aanleggen van de Centrale As was het oplossen van leefbaarheidsproblemen in kernen door het omleiden van de hoofdverbinding.

4.2.5 Ontwerp Omgevingsvisie Provincie Fryslân 'De romte diele'

In 2021 zal de Omgevingswet in werking treden die veel bestaande wetten op het gebied van de ruimtelijke ordening en milieu zal vervangen. Door de Provinsje Fryslân wordt hierop geanticipeerd door in een Omgevingsvisie Fryslân al het provinciale beleid voor de fysieke leefruimte te bundelen. Het gaat daarbij om de hoofdlijnen voor de ruimtelijke inrichting van Fryslân, provinciale waterhuishouding, infrastructuur, natuur, landschap en milieu. Diverse beleidsdocumenten zullen in de omgevingsvisie opgaan, te weten vorengenoemd Streekplan Fryslân 2007 en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan, alsmede het Provinciaal Waterhuishoudingsplan en Frysk Miljeuplan. In december 2018 is de Ontwerp-Omgevingsvisie Provincie Fryslân gepubliceerd.

4.3 Regionaal / intergemeentelijk beleid

4.3.1 Beleidsvisie Wonen 2016 - 2020 DDFK-gemeenten

De beleidsvisie Wonen is op 5 april 2016 vastgesteld. Het doel van het gezamenlijke woonbeleid van de gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a. is om een toekomstbestendige gedifferentieerde woningvoorraad te ontwikkelen die is afgestemd op de woonwensen van de inwoners.

Een prettige, aantrekkelijke en leefbare woonomgeving maakt daar deel van uit. Niet het realiseren van een woning maar het realiseren van een goed woon- en leefklimaat staat centraal. De woningvoorraad verversen door te verbouwen, te vervangen en te verdunnen en door nog nauwelijks toe te voegen, is de hoofdlijn van het beleid. Hiermee wordt geanticipeerd op de meest fundamentele demografische ontwikkeling binnen de genoemde gemeenten: de krimp van het inwoneraantal in Noordoost en na 2020 ook afname van de huishoudens.

4.3.2 Woonprogramma 2015 - 2020 DDFK-gemeenten

Het woonprogramma 2015 – 2020 is op 24 mei 2016 vastgesteld. In dit woonprogramma is aangegeven hoeveel woningen na inbreiding en uitbreiding per kern, gefaseerd over de periode tot en met 2020 en na 2020 gerealiseerd worden in de gemeenten Dantamadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland. Het woningbouwprogramma geeft een overzicht van de voorgenomen herstructureringsplannen en woningbouwplannen, inclusief de fasering daarvan, met een duiding van de locaties als binnenstedelijk of buitenstedelijk.

4.3.3 Regionaal waterplan (2009)

Op 21 april 2009 is het Regionaal waterplan vastgesteld. Hierin werkt de gemeente Dantumadiel samen met de gemeenten Achtkarspelen en Kollumerland c.a. en het Wetterskip Fryslân. Thema's die in het waterplan aan de orde komen zijn veiligheid, voldoende en schoon water, beheer en onderhoud, gebruik en beleving en afvalwater en zuivering.

De versterking van de belevingswaarde van schoon water in bebouwd gebied krijgt ook aandacht. Het afzonderlijke afvoeren van verhard oppervlaktewater dat nu nog in de riolering terecht komt, het tegengaan van grondwateroverlast en het aanleggen van extra wateropvangmogelijkheden zijn maatregelen die in stedelijk gebied kunnen worden genomen. Dat kan vooral bij het opstellen van uitbreidingsplannen, herinrichtingsplannen en bij rioolvervanging.

Als het waterplan is uitgevoerd zal het resultaat zijn:

  • Een goed waterbeheer: schoon en voldoende water, geen wateroverlast, nu niet en in de toekomst niet.
  • Doelmatige en efficiënte uitvoering van alle bestaande en nieuwe watertaken van de gemeente en het waterschap.
  • Draagvlak bij bestuurders, ambtenaren van gemeente en waterschap en ook bij de provincie, het drinkwaterbedrijf, belangenorganisaties en burgers.

Er is zoveel mogelijk invulling gegeven aan wensen, kansen worden benut, knelpunten worden opgelost.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Toekomstvisie Dantumadiel 2018

Op 16 december 2008 is door de gemeenteraad de visie 'Dantumadiel 2018, Dantumadiel Gewoan Bysûnder' vastgesteld. Hierin heeft de gemeente, op hoofdlijnen, haar visie op de ontwikkeling van de gemeente in de periode tot 2018 uiteengezet.

Wonen

De gemeente Dantumadiel is vooral een woongemeente. Er zijn elf dorpen in de gemeente, waarvan drie met een zogenoemde centrumfunctie: Damwâld, Feanwâlden en De Westereen. Dit betekent dat er in deze dorpen verschillende voorzieningen zijn (zoals ook een bedrijventerrein). De gemeente streeft naar “'Noflik Wenjen' in de groene Wâlden”. Op basis van de visie zet de gemeente zich in voor de ontwikkeling van de gemeente als woongemeente. Hiervoor wil de gemeente samen met anderen waarborgen dat er voldoende woningen zijn voor onder andere ouderen. Door hierbij ook te waarborgen dat er voldoende voorzieningen in de omgeving zijn kunnen ouderen in hun eigen omgeving blijven wonen. Ook moet er ruimte zijn voor nieuwe woonmilieus.

Werken

De economie in de gemeente wordt sinds lang vooral gedragen door de agrarische bedrijven in het algemeen en de veehouderijbedrijven in het bijzonder. De betekenis van deze bedrijven voor de economie is echter wel afgenomen. Het grootste deel van de arbeidsplaatsen is, onderscheiden naar bedrijfstak, te vinden bij de bouw-, handels-, industrie- en gezondheidszorgbedrijven. Het grootste deel van de arbeidsplaatsen is in de drie grootste kernen te vinden. Samen met de ondernemers zet de gemeente in op het versterken en vergroten van de bedrijventerreinen. Omdat de gemeente niet in een zogenoemde economische ontwikkelingszone ligt, zijn de ontwikkelingsmogelijkheden voor bedrijventerreinen in de gemeente beperkt. Voor ondernemers is maatwerk mogelijk, dat past bij de aard en schaal van het dorp. Op basis van de visie zet de gemeente zich in voor het behouden en versterken van de bestaande bedrijven en arbeidsplaatsen. Hierbij vindt de gemeente vooral de vestiging van kleinschalige plaatselijke bedrijven wenselijk.

Vervoeren

Door de Centrale As wordt de ontsluiting van Noordoost-Fryslân over de weg versterkt. Hierdoor neemt de verkeersdruk op de bestaande wegen door de dorpen sterk af. De gemeente wordt ook over het spoor ontsloten door de spoorweg Groningen - Leeuwarden. In Feanwâlden is er, in het bestaande stationsgebied, een goede aansluiting op de verschillende vervoersvoorzieningen.

4.4.2 Woonvisie Dantumadiel (2010)

Op 16 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Woonvisie Dantumadiel, maken van heldere keuzes tegen de achtergrond van krimp' vastgesteld. Deze visie heeft de gemeente in samenwerking met de woningcorporatie Thús Wonen laten ontwikkelen.

Het doel van de woonvisie is om het woonbeleid van de gemeente voor de komende tien jaar inzichtelijk te maken. Hierbij wordt het woonbeleid tot 2016 concreet ingevuld en wordt een doorzicht tot 2020 gegeven. De woonvisie geeft inzicht in het beleid voor nieuwbouw en voor transformatie, herstructurering van de bestaande voorraad. Tevens geeft het inzicht in beleidsthema's zoals duurzaamheid en integraal beleid voor bijvoorbeeld wonen, welzijn en zorg.

Voor de gemeente is de demografische krimp een ontwikkeling die niet gestuurd kan worden, maar waarop moet worden geanticipeerd zodat eventuele negatieve gevolgen kunnen worden opvangen. De trend van de afgelopen jaren met betrekking tot de daling van het aantal inwoners in Dantumadiel, zal zich in de toekomst versneld voortzetten. Een afname van het aantal huishoudens en dus van de woningbehoefte is te verwachten na 2015.

De vergrijzing is ook een belangrijke ontwikkeling die al is ingezet. Gebleken is dat Dantumadiel de meest vergrijsde gemeente is in de regio Noordoost.

In Dantumadiel zal de toekomstige kwalitatieve woningbehoefte grotendeels binnen de bestaande woningvoorraad van de dorpen worden opgevangen. Het doel is een toekomstbestendige gedifferentieerde woningvoorraad en een woonomgeving die zijn afgestemd op de woonwensen van de inwoners. Transformeren en herstructureren zal daarom de komende jaren prioriteit krijgen omdat de dure transformatie- en herstructureringsopgaven na 2016, met lagere woningbehoefte en geringe woningbouwprogramma's (financieel) steeds moeilijker zullen worden.

Kortom, de gemeente Dantumadiel zal zich de komende jaren inzetten voor het realiseren van een gedifferentieerd woningaanbod in de dorpen dat toekomstbestendig is en waar ook na 2015 de woonconsument kan worden
bediend. Om dat te realiseren heeft de gemeente voor de komende jaren vier speerpunten voor het woonbeleid geformuleerd:

  • 1. maatwerk en diversiteit in de dorpen;
  • 2. wonen, welzijn en zorg;
  • 3. kwaliteit van het wonen;
  • 4. woonwensen centraal.

4.4.3 Woonprogramma 2010 - 2020

Op 24 april 2012 heeft de gemeenteraad het Woonprogramma 2010–2020 vastgesteld. In dit Woonprogramma is aangegeven hoeveel woningen via inbreiding en uitbreiding per kern, gefaseerd over de periode tot en met 2015 en de periode 2016–2020, gerealiseerd worden in de gemeente Dantumadiel.

Voor de periode tot en met 2015 is het Woonprogramma in principe concreet. Uiteraard is enige flexibiliteit nodig vanwege ontwikkelingen op de woningmarkt en in de woningbehoefte.

Uitgangspunten Woonprogramma

De begrippen inbreiding en uitbreiding komen voort uit de woningbouwafspraken die in 2009 met de provincie Fryslân zijn gemaakt. Op basis van deze provinciale woningbouwafspraken heeft Dantumadiel tot en met 2015 (berekend per 1-1-2008) 140 woningen beschikbaar om middels uitbreiding toe te voegen aan haar woningbestand.

Inbreiding is in principe plafondloos; dit betekent dat deze woningbouw niet ten koste gaat van het door de provincie toegewezen aantal woningen. Als het gaat om een groter aantal woningen, stelt de provincie zich kritisch op. Daarnaast is inbreiding gekoppeld aan het begrip 'binnenstedelijk gebied' dat door de provincie is begrensd in de Verordening Ruimte.

In de Woonvisie is vastgelegd dat tegen de achtergrond van krimp keuzes moeten worden gemaakt ten aanzien van de buitenstedelijke uitbreiding. Vooreerst is het van belang om de uitbreiding te benutten voor het bouwen in segmenten waar nu en in de toekomst onvoldoende aanbod in is en waar dit door inbreiding niet mogelijk is. Door middel van monitoring van de woningmarkt en woningmarktanalyse worden keuzes gemaakt om in kwalitatieve zin goed bij de behoefte aan te sluiten. Maatwerk is hierbij het uitgangspunt.

Aangezien het voorzieningenniveau vooral in de drie grote kernen Damwâld, Feanwâlden en De Westereen is geconcentreerd, is in de Woonvisie de keuze gemaakt om de buitenstedelijke uitbreiding hoofdzakelijk toe te kennen aan deze grote kernen. Dit houdt in dat het nieuwbouwcontingent in principe volgens de volgende verdeelsleutel wordt toegewezen:

  • 30% Damwâld;
  • 30% De Westereen;
  • 25% Feanwâlden;
  • 15% overige kernen.

Naast de verdeling van de 140 woningen via de bovenstaande verdeelsleutel, zijn er in het kader van de gemaakte afspraken over de Centrale As 150 woningen extra beschikbaar. Deze woningen worden voor het grootste deel ingezet voor De Westereen en voor het resterende deel in Feanwâlden.

4.4.4 Sletten romte belied (2009)

Bij de gemeente komen regelmatig aanvragen binnen voor het bebouwen van open plekken binnen de dorpen. Dit heeft in 2006 geleid tot de beleidsnotitie 'Open Gaten' waarin beoordelingscriteria voor het bouwen op dergelijke gaten zijn geformuleerd. Evaluatie en actualisatie van dit beleid heeft plaatsgevonden in 2009 en heeft geresulteerd in het 'Sletten romte belied 2009', door de Raad vastgesteld op 21 april 2009.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDamwald-ON01_0005.png"

Figuur 6. Sletten romte belied locaties

 

Binnen het voorliggende bestemmingsplan gaat het hierbij om de volgende locaties weergegeven in bovenstaande afbeelding:

1. Camstrastrjitte 32-34

2. Dammeloane, tussen nr 15-17

Voor de genoemde locatie is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, zodat na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een woning kan worden gebouwd.

4.4.5 Verkeerstructuur Plan 2012

Het VerkeersStructuur Plan 2012 (VSP) geeft aan hoe de gemeente in de toekomst met haar wegen om wil gaan. Bereikbaarheid van alle bestemmingen is een eerste vereiste. Neveneffecten zijn de gevolgen voor het milieu en de verkeersveiligheid. Voor de verkeersveiligheid is het belangrijk de wegen in te richten naar de functie van de weg: een Duurzaam Veilig wegennet. Deze functie is gericht op verkeersruimte en/of verblijfsruimte. De wegen zijn in het VSP daarom onderverdeeld in categorieën. Er wordt onderscheid gemaakt tussen stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en wegen met een verblijfsfunctie (erfontsluitingswegen). Stroomwegen zijn de auto(snel)wegen, gebiedsontsluitingswegen bijvoorbeeld de provinciale wegen in de gemeente, erftoegangswegen zijn alle overige wegen. Op deze laatste wegen zal het autoverkeer langzamer moeten rijden (30 en 60 km-zones).

Omdat één van de belangrijkste uitgangspunten van Duurzaam Veilig is dat het wegbeeld in overeenstemming moet zijn met het gewenste verkeersgedrag, zal de status van 30 km/uur-gebied ondersteund moeten worden met inrichtingsmaatregelen. In het VSP is een hoofdthema voor de inrichting van de erftoegangswegen het gedachtengoed van Shared Space.

4.4.6 Gemeentelijk rioleringsplan (2014)

De gemeente Dantumadiel heeft samen met de gemeente Dongeradeel een vGRP (verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan) opgesteld. Dit plan heeft een geldigheidsduur van 4 jaar (2014-2017). In het vGRP wordt aangegeven hoe de gemeenten de zorgplichten voor afvalwater, grondwater en hemelwater invullen en financieren.

In het kader van de klimaatveranderingen en waterkwaliteit zijn de Europese Kaderichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) vastgesteld en ondertekend. Vanuit het NBW is in Fryslân het Fries Bestuursakkoord Waterketen (FBWK) ondertekend. In het FBWK is afgesproken dat gemeenten zich zullen inspannen om een meer doelmatige en duurzame waterketen in Fryslân te realiseren. De burger wordt hier nauw bij betrokken. Als uitwerking van het FBKW is besloten om de samenwerking met andere gemeenten en/of Wetterskip Fryslân te intensiveren om de doelen te realiseren. Deze samenwerking is opgenomen in het vGRP 2014-2017.

4.4.7 Karakteristieke bebouwing

De gemeente heeft in 1996 onderzoek laten verrichten naar de visueel-ruimtelijke waarde van de bebouwing in Dantumadiel, zowel in der kernen als het buitengebied. De oudere boerderijen die in de gemeente voorkomen zijn van het kop-hals-romp- en het kop-romp-type. Dit laatste is het op de zandgronden meest algemene type. Later zijn ook stelpboerderijen en varianten daarvan, zoals het Bergumermeer-type, in de gemeente gebouwd. Een woningtype dat vanaf de 19e eeuw karakteristiek is voor Damwâld en nog vrij veel voorkomt is de woning onder schilddak. Dit is een woning met een lage goot en een vrij steil dak. Zowel arbeiders- als voornamere woningen kregen vaak een schilddak. Doorgaans zijn deze woningen met de langste gevel naar de weg (of het water) gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDamwald-ON01_0006.png"

Figuur 7. Karakteristieke bebouwing. Links: woning onder schilddak. Rechts: boerderij kop-romp-type.

 

In 2016 is het nieuwe Welstandsbeleid opgesteld, hiermee is de karakteristieke bebouwing door de gemeente geactualiseerd. Daarbij is ook een nieuwe lijst gemaakt van karakteristieke panden. Het voorliggende bestemmingsplan neemt dit nieuwe beleid mee. De panden uit de inventarisatie zijn opgenomen met een aanduiding “karakteristiek”. De nieuwe inventarisatie betekent, dat panden van de lijst verwijderd zijn, terwijl in andere gevallen panden (uit het Monumenten Inventarisatie Project) aan de lijst zijn toegevoegd.

Tabel 2 Karakteristieke panden Damwâld. (Bron: Welstandsnota Dantumadiel Herziening 2016)

Strjitte   Postcode     Strjitte   Postcode  
Willemstrjitte 50   9104EM     Doniawei 119   9104GK  
Dammeloane 46   9104GT     Willemstrjitte 80   9104EN  
Doniawei 32   9104GM     Willemstrjitte 76   9104EN  
Doniawei 43   9104GH     Willemstrjitte 72   9104EN  
Doniawei 33   9104GH     Willemstrjitte 70   9104EN  
Doniawei 42   9104GN     Willemstrjitte 68   9104EN  
Doniawei 71   9104GJ     Willemstrjitte 62   9104EN  
Doniawei 73   9104GJ     Willemstrjitte 60   9104EN  
Doniawei 75   9104GJ     Willemstrjitte 58   9104EN  
Doniawei 89   9104GK     Willemstrjitte 56   9104EN  
Haadwei 21   9104BB     Willemstrjitte 52   9104EN  
Haadwei 23   9104BB     Frijstêd 15   9104EP  
Haadwei 25   9104BB     Willemstrjitte 22   9104 EM  
Haadwei 33   9104BB     Willemstrjitte 20   9104 EM  
Haadwei 52   9104BH     Willemstrjitte 19   9104 EM  
Haadwei 55   9104BC     Willemstrjitte 5   9104 EM  
Haadwei 64   9104BH     Fermanjepaad 21   9104GR  
Foarwei 92 - 94   9104CA     Doniawei 100   9104GP  
Foarwei 117   9104 BW        
Achterwei 50 - 52   9104CP     J. Dirskloane 8   9104AD  
Achterwei 37   9104CM     Hearewei 3   9104CR  
Achterwei 41   9104CM     Hearewei 1   9104CR  
Achterwei 43   9104CM     Foarwei 10   9104BX  
Hearewei 30   9104CR     Foarwei 4   9104BX  
Achterwei 11   9104CL     Doniawei 34   9104GM  
Achterwei 8   9104CN     Doniawei 37   9104GH  
Achterwei 5   9104CL     Doniawei 41   9104GH  
Achterwei 3   9104CL     Haadwei 29   9104BB  
Doniawei 115   9104GK        
         

4.4.8 Welstandsnota Dantumadiel, herziening 2016

Op 4 juli 2016 is de nieuwe Welstandsnota van de gemeente Dantumadiel vastgesteld. Met dit welstansbeleid wordt ingespeeld op de deregulering en een grotere vrijheid voor de burger. Het gemeentelijk grondgebied is welstandsvrij met uitzondering van:

  • a. monumenten;
  • b. bestemmingen, anders dan 'wonen' en gelegen in het buitengebied;
  • c. bestemmingen, anders dan 'wonen' en 'centrumdoeleinden', niet gelegen in het buitengebied en gelegen op prominenten en/of zichtlocaties;
  • d. locaties/gebieden die bouwhistorisch waardevol zijn.

Het welstandsbeleid bestaat daarmee uit gebiedscriteria, objectgerichte, en algemene criteria. Aan deze criteria worden bouwplannen getoetst in het kader van de welstandsbeoordeling.

Binnen het dorp Damwâld worden verschillende welstandsgebieden onderscheiden. Het kaartfragment in onderstaande figuur geeft daarvan een indruk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDamwald-ON01_0007.png"

Figuur 5. Uitsnede welstandsgebieden Damwâld

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Ecologie

Wet- en regelgeving

In het kader van de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan is het van belang om aandacht te besteden aan effecten op natuurwaarden. De effecten dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. Deze beoordeling vindt plaats in relatie tot de Wet natuurbescherming (Wnb) die per 1 januari 2017 in werking is getreden en het provinciale gebiedsgerichte natuurbeleid. Voor wat betreft de effecten op natuurwaarden moet onder meer aangegeven worden of er als gevolg van het plan vergunningen of ontheffingen noodzakelijk zijn en, zo ja, of deze verkregen kunnen worden.

Onderzoek

Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van het planologisch-juridisch vastleggen van de bestaande situatie in het plangebied. Aanzienlijke veranderingen in de bestaande situatie worden met dit bestemmingsplan niet voorzien. Er vinden door dit bestemmingsplan niet direct bouw- of sloopwerkzaamheden, werkzaamheden aan beplanting of aan watergangen plaats die gevolgen zouden kunnen hebben voor beschermde soorten. Ook liggen er geen wettelijk beschermde natuurgebieden in de nabijheid van het plangebied die hinder zouden kunnen ondervinden van de activiteiten ter plaatse. Tegen deze achtergrond treden naar verwachting dan ook geen significant negatieve effecten van beschermde waarden in de zin van de Wnb op waarvoor nader ecologisch onderzoek noodzakelijk zou zijn. Bij een aanvraag om omgevingsvergunning dient in alle gevallen toetsing aan de Wnb plaats te vinden. Dit geldt ook voor het slopen van gebouwen.

Ten aanzien van verbouw- en sloopwerkzaamheden wordt opgemerkt dat, hoewel het voorliggende bestemmingsplan deze activiteiten niet rechtstreeks mogelijk maakt, de Wet natuurbescherming uiteraard wel van toepassing. Verbouwwerkzaamheden betreffen onder andere ingrepen in bestaande bebouwing, waarbij de werkzaamheden veelal gericht zijn op isolatie en het vergroten van een bestaande woning. Hierbij kan (deels) sloop aan de orde zijn. Indien aan daken en muren wordt gewerkt, dient met name aandacht te zijn voor de bescherming van vogels (nestlocaties) en de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen. De algemene zorgplicht zoals die is opgenomen in de Wet natuurbescherming bewerkstelligt dat nadelige gevolgen voor planten en dieren voorkomen moeten worden. Deze zorgplicht geldt voor iedereen, in alle gevallen.

Conclusie

Dit bestemmingsplan mag wat betreft ecologie uitvoerbaar worden geacht.

5.2 Externe veiligheid

Algemeen kader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim: Activiteitenbesluit).


Risicokaart

In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Hierin is informatie opgenomen die met risico te maken heeft; zowel risicobronnen als kwetsbare objecten worden getoond die aandacht verdienen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Kwetsbare objecten zijn gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden en gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen).


Onderzoek

Om na te gaan of er voor dit bestemmingsplan ook aandachtspunten aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Uit de informatie blijkt dat er in het bestemmingsplangebied verschillende risico's bekend zijn:

  • Gasflessendepot aan de Achterwei 52D;
  • Gasontvangsstation (GOS N475) aan de T.E. Teunissenwei 8;
  • Aardgasleiding NEN 3650-leiding (N-505-90) parallel aan de Haadwei en de Blauhússtrjitte.


Gasflessendepot

Aan de Achterwei 52D in Damwâld bevindt zich een gasflessendepot. Hier zijn maximaal 2000 gasflessen aanwezig. Over deze specifieke bedrijvigheid is advies gevraagd aan de Milieudienst Friesland. Hieruit blijkt dat zich belemmeringen voordoen voor de bedrijvigheid op dit perceel. Het advies is opgenomen in Bijlage 1. In de vergunning verleend voor de inrichting is opgenomen dat voor de propaantank een veiligheidscontour van 20 meter geldt. Binnen de veiligheidscontour zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan. Binnen de veiligheidscontour zijn geen woningen of andere kwetsbare objecten aanwezig. Op het perceel is daarnaast een bluswatervoorziening en opstelplaats voor de brandweer aanwezig zodat in geval van calamiteiten snel kan worden voorzien in voldoende bluswater.


Gasontvangststation (GOS N475)

Aan de T.E. Teunissenwei 8 bevindt zich een gasdrukmeet- en regelstation. Op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer liggen er bij gasdrukmeet- en regelstations 2 risicozones:

  • een risicozone van 15 meter waarbinnen de bouw van onder andere woningen, gebouwen waar jongeren, ouderen of zieken verblijven zoals scholen, verpleeg- en ziekenhuizen of gebouwen waar meestal een groot aantal mensen verblijven (de zogenoemde kwetsbare objecten) niet mogelijk is;
  • een risicozone van 4 meter waarbinnen de bouw van onder andere bedrijfswoningen en –gebouwen en kantorengebouwen (de zogenoemde beperkt kwetsbare objecten) niet mogelijk is.


In het voorliggende bestemmingsplan zijn de gronden ter plaatse van de risicozone van 15 meter (en daardoor ook de risicozone van 4 meter) en het gasdrukmeet- en regelstation aangeduid als “veiligheidszone – bedrijf”. Op grond van deze aanduiding is de bouw van gebouwen, met uitzondering van het bestaande bedrijfsgebouw van het gasdrukmeet- en regelstation op deze gronden niet mogelijk. In het voorliggende bestemmingsplan zijn de gronden binnen het perceel aan de T.E. Teunissenwei 8 bestemd als 'Bedrijf – Nutsbedrijf'.


Aardgasleiding NEN 3650-leiding

Tenslotte doorkruist een aardgasleiding Damwâld. Deze aardgasleiding loopt deels parallel aan de Haadwei en de Blauhússtrjitte. De gasleiding die Damwâld doorkruist heeft een diameter van 4 inch en een werkdruk van 40 bar. Voor deze buisleiding geldt vanuit het oogpunt van veiligheid en bedrijfsvoering dat het oprichten van enig bouwwerk en het aanbrengen van diepwortelende beplanting niet is toegestaan binnen een afstand van vier meter, gerekend vanuit het hart van de gastransportleiding. Binnen deze zone worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

De 1% letaliteitsgrens voor deze hogedrukaardgastransportleiding ligt op 45 meter. Wanneer een plangebied geheel of gedeeltelijk binnen de 1%-letaliteitscontour ligt, moet het groepsrisico worden berekend. Op basis van die berekening kan worden behaald of:

- het groepsrisico lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde;

- de toename van het groepsrisico ten gevolge van het besluit minder is dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Indien hiervan sprake is, of het plangebied ligt buiten de 100% letaliteitcontour kan worden overgegaan tot een beperkte verantwoording.

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard. Binnen de 1%-letaliteitscontour worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het eventuele groepsrisico wijzigt dan ook niet ten opzichte van het voorgaande juridisch-planologisch kader. Nadere verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk.


Conclusie

In het plangebied zijn externe risico's aanwezig maar omdat voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is, verandert er feitelijk niets en wordt er ook niet meer dan de bestaande situatie mogelijk gemaakt. Hiermee bestaan er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid vanwege externe veiligheid. Wettelijke verplichtingen zijn voldoende geborgd in dit bestemmingsplan.

5.3 Erfgoed

Wet- en regelgeving

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Ten aanzien van het onderzoek naar erfgoed gaat de gemeente uit van de Cultuurhistorische Kaart 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân, waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van het document 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Fryslân beschreven staan.

5.3.1 Archeologie

Onderzoek

Op de FAMKE zijn voor het gemeentelijk grondgebied de bekende als wel de te verwachten archeologische waarden aangegeven. Daarbij worden twee verschillende onderzoeksperioden onderscheiden.

Voor diverse gronden in het plangebied geldt voor de onderzoeksperiode steentijd-bronstijd (zie onderstaand figuur) het advies 'karterend onderzoek 1 steentijd)'. Bij ingrepen groter dan 500 m2 adviseert de provincie een karterend (boor)onderzoek uit te voeren. Voor enkele locaties geldt het advies 'quickscan', op deze locaties wordt vermoed dat aanwezige archeologische resten reeds ernstig verstoord zijn. Bij ingrepen groter dan 5.000 m2 wordt aanbevolen een quickscan te verrichten. In het plangebied bevindt zich één locatie waarvoor het advies 'waarderend onderzoek (vuursteenvindplaats)' geldt. Hiervoor geldt dat bij ingrepen groter dan 50 m2 deze vindplaatsen door middel van waarderend archeologisch onderzoek onderzocht moeten worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDamwald-ON01_0008.png"

Figuur 10. Uitsnede plangebied FAMKE, steentijd-bronstijd (Bron: Provinsje Fryslân, 2016)

Voor de onderzoeksperiode ijzertijd-middeleeuwen, zie navolgende figuur, geldt het advies 'karterend onderzoek 3 (middeleeuwen)'. Hiervoor wordt voor ingrepen groter dan 5.000 m2 geadviseerd een historisch karterend onderzoek te verrichten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDamwald-ON01_0009.png"

Figuur 11. Uitsnede plangebied FAMKE, ijzertijd – middeleeuwen (Bron: Provinsje Fryslân, 2016)

Regeling in dit bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan is een regeling opgenomen ten behoeve van de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Voor ingrepen met een oppervlakte groter dan 50 m² dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd en een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Aangezien geen nieuwe ruimtelijke ingrepen met dit bestemmingsplan worden voorzien, is de noodzaak tot het verrichten van archeologisch onderzoek niet aan de orde geweest.

Conclusie

Met dit bestemmingsplan is een archeologische beschermingsregeling opgenomen. Gelet hierop mag dit bestemmingsplan op het onderdeel archeologie uitvoerbaar worden geacht.

Nota bene

In alle gevallen blijft voor het plangebied evenwel de archeologische meldingsplicht van kracht. Dit ongeacht de grootte van de ingreep. Concreet houdt dit in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente Dantumadiel.

5.3.2 Cultuurhistorie

Onderzoek

De CHK2 is geraadpleegd om informatie over cultuurhistorische waarden die in het plangebied zouden kunnen voorkomen. Hieruit blijkt dat in het plangebied sprake is van verschillende cultuurhistorische waarden. Uit de CHK2 blijkt dat in het plangebied sprake is van verschillende cultuurhistorische elementen en structuren (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.1891.BpDamwald-ON01_0010.png"

Figuur 12. Uitsnede plangebied CHK2 (Bron: Provinsje Fryslân, 2016)

Dit bestemmingsplan is gericht op het actualiseren en conserveren van de bestaande situatie in het plangebied. De historisch-geografische karakteristiek van het plangebied hangt nauw met de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van Damwâld samen. De gemeente is zich bewust van de historische waarde van het plangebied. Mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen worden derhalve met zorg ingepast waarbij cultuurhistorische structuren en waarden niet of zo min mogelijk worden doorbroken en aangetast.

Rijksmonumenten

Beschermde rijksmonumenten in het plangebied zijn de volgende:

  • de kerk aan de Hearewei 1;
  • woonhuis aan de Haadwei 42;
  • Oud gemeentehuis aan de Haadwei 44;
  • de kerk aan Foarwei 2;
  • de kerk aan de Doniawei 76.

De rijksmonumenten zijn op de verbeelding aangeduid met een aparte aanduiding. Zij behoeven in dit bestemmingsplan geen verdere bescherming, aangezien dit al ondervangen is middels de Erfgoedwet.

Karakteristiek

De aanwijzing van de hiervoor genoemde rijksmonumenten heeft plaatsgevonden voor gebouwen uit de tijdsperiode tot circa 1850. Daarnaast heeft de gemeente in 2015 de karakteristieke panden geïnventariseerd die een nadere bescherming behoeven. Voor zover deze binnen het plangebied van Damwâld liggen, zijn ze opgenomen in tabel 1 van paragraaf 4.4. deze panden zijn voorzien van een aanduiding op de verbeelding.

Conclusie

Omdat dit bestemmingsplan actualiserend en conserverend van aard is, worden bestaande ruimtelijke structuren als gevolg van dit bestemmingsplan niet ingrijpend gewijzigd. Cultuurhistorische waarden worden hierdoor niet aangetast. Dit bestemmingsplan mag uit cultuurhistorisch oogpunt dan ook uitvoerbaar worden geacht.

5.4 Bedrijven- en (milieu)hinder

Wet- en regelgeving

Milieubelastende functies (zoals bedrijven) kunnen tot hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke op milieugevoelige functies (zoals woningen) in de directe omgeving leiden. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen dan ook noodzakelijk. Op basis van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt hiertoe een richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor de verschillende hinderaspecten minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen milieubelastende en milieugevoelige objecten om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootst aangegeven afstand is daarbij bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

Systematiek bedrijven en milieuzonering

In de VNG-publicatie worden twee omgevingstypen onderscheiden, te weten:

  • 1. Rustige woonwijk dan wel rustig buitengebied: Functiescheiding wordt nagestreefd door de minimale richtafstanden te hanteren die in een lijst bij omgevingstype 1 zijn opgenomen, waarbij een bepaalde bij een bedrijf of voorziening behorende milieucategorie tot een zoneringsafstand ten opzichte van hindergevoelige functie, te weten:
      • milieucategorie 1 met een minimale richtafstand van 10 m;
      • milieucategorie 2 met een minimale richtafstand van 30 m;
      • milieucategorie 3.1 met een minimale richtafstand van 50 m;
      • milieucategorie 3.2 met een minimale richtafstand van 100 m;
      • milieucategorie 4.1 met een minimale richtafstand van 200 m;
      • milieucategorie 4.2 met een minimale richtafstand van 300 m.

2. Gemengd gebied: Bij de aanwezigheid en het naast elkaar samengaan van uiteenlopende hinderveroorzakende en hindergevoelige functies is sprake van functiemenging. In tegenstelling tot de rustige woongebieden van omgevingstype 1 zijn in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van milieugevoelige objecten mogelijk. Hiertoe bestaat de methode dat de bij functiescheiding op grond van de VNG-publicatie aangegeven minimale richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind (milieucategorie 1 wordt 0, 2 wordt 1, 3.1 wordt 2, etc.). Een ander methode is om te werken met een categorie-indeling waarbij voorwaarden voor de inpassing zijn gegeven, te weten:

      • Categorie A: Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
      • Categorie B: Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
      • Categorie C: Activiteiten zoals genoemd bij categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Onderzoek

Bij recht is nieuwvestiging van hinderveroorzakende functies op andere dan de bestaande en als zodanig aangeduide dan wel bestemde locaties binnen het voorliggende bestemmingsplan niet mogelijk. In gevallen van zowel uitbreiding als in gevallen van nieuwvestiging zal bij de verstrekking van omgevingsvergunning milieu of bij het instemmen met meldingen van geval tot geval een beoordeling plaatsvinden van de gevolgen voor de directe omgeving.

Conclusie

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt die niet voldoen aan geldende criteria omtrent minimale richtafstanden ten opzichte van hindergevoelige objecten. Daarnaast kan worden gesteld dat bestaande bedrijven en voorzieningen in het plangebied in hun huidige omvang en op grond van de huidige bedrijfsvoering (en bijbehorende omgevingsvergunning milieu) acceptabel zijn. Er zijn dan ook geen belemmeringen in het kader van hinder van en voor bedrijven en voorzieningen te verwachten. Het bestemmingsplan mag uitvoerbaar worden geacht.

5.5 Water

Wet- en regelgeving

Op grond van artikel 3.1.6 Bro moet in een zogenoemde waterparagraaf worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van een ruimtelijk plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. De watertoets heeft ten doel waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze te beschouwen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt aandacht besteed aan het wateraspect. Voor het uitvoeren van de watertoets is het beleid van het Wetterskip Fryslân van belang. Dit beleid is neergelegd in het waterbeheerplan 2016-2021 (WBP) 'En wat doen we morgen met water?' en het waterhuishoudingsplan (WHP4) 'In feilige provinsje mei genôch en skjin Wetter, foar no en foar letter'. Beide waterplannen houden rekening met de nieuwe Waterwet.

De Waterwet, die per 22 december 2009 van kracht is geworden, heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van waterwetgeving. Daarnaast heeft het Nationaal Waterplan (NWP), waarvan de eerste versie tegelijk met de Waterwet is verschenen, een formele rol in de ruimtelijke ordening. Het tweede NWP is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro en is opgesteld voor de planperiode 2016-2021.

Met de inwerkingtreding van de Waterwet is tevens de Watervergunning van kracht geworden. Watervergunning van Wetterskip Fryslân als waterbeheerder is nodig voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan open water, waterkeringen en wegen in het beheer van Wetterskip Fryslân, het onttrekken van grondwater en het lozen op het oppervlaktewater.

Onderzoek/Wateradvies

Vooropgesteld dient te worden dat dit bestemmingsplan een conserverend plan is. Dit bestemmingsplan legt enkel de huidige planologisch-juridisch toegelaten situatie in het plangebied opnieuw vast. De gevolgen van dit bestemmingsplan op de waterhuishouding zullen dan ook gering zijn. Het aanbrengen van veranderingen in het heersende watersysteem wordt met dit bestemmingsplan niet beoogd; uitgangspunt is de bestaande aan- en afvoer van regen- en afvalwater te handhaven. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Bij concrete ontwikkelingen en het gebruik maken van de mogelijkheden om binnen- en buitenplans af te wijken van het bestemmingsplan dient wateradvies bij Wetterskip Fryslân te worden aangevraagd.

Dit bestemmingsplan wordt aan het Wetterskip voorgelegd in het kader van het reguliere overleg van de bestemmingsplanprocedure.

Conclusie

De gemeente volgt de wettelijk gestelde eisen die door Wetterskip Fryslân aan het wateraspect in het plangebied worden gesteld. Er bestaan voor het aspect water geen belemmeringen ten aanzien van dit bestemmingsplan.

5.6 Bodem

Wet- en regelgeving

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem inzicht moet worden verkregen in de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan. Het gaat daarbij onder meer om de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening moet het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming in beginsel worden voorkomen.

Op de bodeminformatiekaart van Rijkswaterstaat (het zogeheten Bodemloket) is zoveel mogelijk informatie verzameld over de kwaliteit van de bodem. Het bodemloket biedt informatie over bodemonderzoeken en -saneringen die zijn uitgevoerd. Ook is er informatie opgenomen over bedrijven of terreinen waar 'verdachte' werkzaamheden hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. Ook voor onverdachte terreinen geldt overigens dat bodemverontreiniging kan worden aangetroffen, omdat altijd activiteiten kunnen hebben plaatsgevonden die tot verontreiniging van de bodem hebben geleid en die thans niet bekend zijn.

Onderzoek

Uit de informatie van het bodemloket blijkt dat in het plangebied op verschillende locaties bodemonderzoek is uitgevoerd waar geen vervolg (onderzoek of sanering) voor nodig is geweest. Op een enkele locatie is bodemonderzoek uitgevoerd waar verder onderzoek nog noodzakelijk kan zijn. Saneringslocaties komen in het plangebied niet voor. Wel is van verschillende locaties bekend dat er in het verleden activiteiten zijn verricht die tot verontreiniging van de bodem kunnen hebben geleid.

In het kader van in de toekomst uit te voeren projecten binnen de regels van dit bestemmingsplan zal daar waar nodig nader onderzoek moeten worden verricht. In de voorbereiding- en uitvoeringsfase moet daarom rekening worden gehouden met verkennend of actualiserend bodemonderzoek en het werken in en het afvoeren van licht tot sterk verontreinigde grond. De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt hierdoor echter op voorhand niet door onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit van de bodem belemmerd.

Om er bij ruimtelijke ontwikkelingen voldoende zeker van te zijn dat er geen sprake is van bodemverontreiniging, is het in het kader van het traject van een omgevingsvergunning voor het bouwen noodzakelijk dat er een vooronderzoek uitgevoerd wordt, conform de NEN 5725. Als uit de resultaten van het vooronderzoek geen zaken naar voren komen die een verdenking van bodemverontreiniging veroorzaken, kan worden volstaan met een dergelijk vooronderzoek. Als er wel verdenkingen van bodemverontreiniging zijn, dan dient een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 te worden uitgevoerd. Dergelijk onderzoek dient voorafgaand aan bouw- en graafwerkzaamheden plaats te vinden. Het uitvoeren van het vooronderzoek, en indien noodzakelijk een verkennend bodemonderzoek, is een voorwaarde waaraan voldaan moet worden voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen in werking kan treden.

Conclusie

Voorliggend plan is, zoals reeds genoemd, een conserverend en actualiserend plan. Naast reeds toegelaten reguliere perceelsgebonden bouwmogelijkheden worden er geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied mogelijk gemaakt. Geconcludeerd kan worden dat de status quo met betrekking tot bodemverontreiniging in het plangebied acceptabel is. De aanwezigheid van (potentieel) vervuilde locaties vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

5.7 Geluidhinder

Wet- en regelgeving

De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidsbelasting' op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm. In veel gevallen is deze norm 48 dB, die als voorkeurs-grenswaarde wordt aangeduid.

In het plangebied is geen sprake van industrie- of spoorweglawaai. Derhalve is enkel nader op wegverkeerslawaai ingegaan.

wegverkeerslawaai

In de Wgh is bepaald dat elke weg een geluidzone heeft, behoudens wegen die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Wanneer binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan.

Onderzoek

Met voorliggend bestemmingsplan wordt bij recht niet voorzien in het oprichten van nieuwe geluidgevoelige objecten. Uitsluitend de bestaande situatie in het plangebied wordt planologisch-juridisch vastgelegd. Ook vinden vanwege dit bestemmingsplan geen ingrijpende wijzigingen in de verkeersinfrastructuur plaats waardoor verkeersstromen in belangrijke mate zullen veranderen ten nadele van geluidgevoelige objecten in de omgeving. Akoestisch onderzoek is voor dit bestemmingsplan dan ook niet van toepassing.

Conclusie

De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt niet belemmerd door geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai.

5.8 Luchtkwaliteit

Wet- en regelgeving

Op 1 maart 1993 is de Wet milieubeheer (Wm) in werking getreden. Onder andere de Europese regelgeving voor de luchtkwaliteit is met de inwerkingtreding van de wijziging van de Wm (onderdeel luchtkwaliteitseisen) op 15 november 2007 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Uitgangspunt van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Hierin is bepaald wanneer en hoe overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit moeten worden behandeld. In de ruimtelijke ordeningspraktijk zijn vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en (PM2,5) van belang. De grenswaarden zijn als volgt:

Tabel 3. Grenswaarden luchtkwaliteit

Stof   Toetsing van   Grenswaarde   Geldig vanaf  
Stikstofdioxide (NO2)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3   2015  
  Uurgemiddelde concentratie maximaal 18 keer per jaar   200 µg/m3   2015  
Fijn stof (PM10)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3   2005  
  24-uurgemiddelde concentratie maximaal 35 keer per jaar   50 µg/m3   2011  
Fijne fijn stof (PM2,5)   Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m3   2015  

De wet is enerzijds gericht op het voorkomen van negatieve effecten voor de volksgezondheid. Anderzijds biedt de wet mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Om de bovenstaande doelen te behalen voorziet de Wm in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het NSL. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen op grond van de Wm geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling indien:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

In het Besluit en de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is exact vastgelegd welke typen projecten 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Projecten met een invloed van 'niet in betekende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. De Nibm-grens is gelijk aan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 en komt overeen met een bijdrage van 1,2 µg/m3. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is d.d. 30-03-2015 sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.283 voertuigbewegingen van personenwagens of 87 voertuigbewegingen van vrachtverkeer per weekdagetmaal leidt.

In 2015 is door InfoMil een onderzoek uitgevoerd naar de verhouding tussen de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht. Uit de resultaten hiervan blijkt dat de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht sterk samenhangen. Op basis hiervan merkt InfoMil op dat “wanneer wordt voldaan aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, vrijwel altijd ook wordt voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5”. In overweging nemende dat er vanwege het plan of project sprake is van een NIBM-toename van PM10 wordt ook een overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 niet verwacht.

Onderzoek

Dit bestemmingsplan is actualiserend en conserverend van aard. Nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen worden met dit bestemmingsplan niet voorzien. Daarom is voor dit bestemmingsplan geen toename van verkeersstromen te verwachten en is er geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit bestemmingsplan kan daarom worden beschouwd als 'niet in betekende mate' van invloed op de luchtkwaliteit.

Conclusie

Dit bestemmingsplan wordt niet door de wettelijk gestelde eisen wat betreft het aspect luchtkwaliteit belemmerd.

5.9 Overig

5.9.1 (vormvrije) m.e.r.-beoordeling

De m.e.r.-beoordeling houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. en anderzijds de hiervoor beschreven milieuonderzoeken. Omdat met dit bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ingrepen worden voorzien (anders dan die reeds planologisch-juridisch al waren toegelaten), worden geen drempelwaarden uit bijlage D van het Besluit m.e.r. overschreden. Op basis van het onderzoek betreffende omgevingsaspecten worden verder ook geen onaanvaardbare milieueffecten als gevolg van dit bestemmingsplan verwacht. Er is dan ook geen noodzaak of aanleiding voor een (vervolg)onderzoek in het kader van het Besluit m.e.r..

5.9.2 Kabels en leidingen

In het plangebied is sprake van nutsinfrastructuur zijnde de gebruikelijke huisaansluitingen betreffende gas, water, elektriciteit, kabel en/of telecom. Dergelijke perceelsgebonden verbindingen van kabels en leidingen zijn van ondergeschikt belang en hoeven geen specifieke regeling, want ze zijn reeds in de diverse bestemmingen begrepen.

5.9.3 Duurzaamheid

Duurzaamheid van een gebied of in relatie tot een ruimtelijke ontwikkeling kan tot uitdrukking komen in de thema's: kwaliteit van de leefomgeving, water, energie, mobiliteit, natuur/ecologie en milieu. Onder deze laatste kan onder meer het volgende worden verstaan: gezondheid, externe veiligheid, materiaalkeuze en hergebruik van materialen, duurzaam slopen, geluid, lucht en beheer/onderhoud van een gebied of gebouw. Er bestaat geen wettelijke verplichting om het thema duurzaamheid in bestemmingsplannen vast te leggen. Wel vormt het een belangrijk onderwerp in het sociaal-maatschappelijke debat en daarmee een belangrijk aandachtspunt in het overheidsbeleid. Gemeenten streven in dat kader naar een duurzame (gebouwde) omgeving.

Bestemmingsplannen kunnen echter beperkt worden gehanteerd om duurzame energieaspecten te regelen. Voor eventuele ambitieuze duurzame energiedoelstellingen dienen dan ook extra instrumenten, zoals privaatrechtelijke overeenkomsten, ingezet te worden.

Er is bij bewoners en ondernemers in de gemeente Dantumadiel vraag naar het mogen plaatsen c.q. realiseren van zonnepanelen. Het opwekken van zonne-energie is een ontwikkeling die in en rond de dorpen te verwachten is. In het provinciale beleid (Verordening Romte) wordt deze ontwikkeling zowel individueel bij woningen, als projectmatig, in de vorm van zonneweiden, voor mogelijk gehouden. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet dan ook in een afwijkingsmogelijkheid en een wijzigingsbevoegdheid.

Afwijkingsmogelijkheid bij (bedrijfs-)woningen

De plaatsing van zonnecollectoren en fotovoltaïsche cellen op daken in het plangebied is gewoon mogelijk binnen de regels van dit bestemmingsplan. Aanvullend is een regeling opgenomen die voorziet in het toestaan van kleinschalige duurzame energievoorzieningen bij (bedrijfs-)woningen. Het gaat dan om voorzieningen direct op en aansluitend aan het erf (bouwperceel) waarop (bedrijfs-)woningen zijn toegestaan. Wel is het nodig om hiervoor een ruimtelijke procedure van het afwijken van het bestemmingsplan te doorlopen. Het betreft hier de reguliere afwijkingsprocedure met een doorlooptijd van 8 weken. Op deze wijze is gewaarborgd dat aan een aantal voorwaarden is voldaan, voordat zonnepanelen worden geplaatst op een bouwperceel van de (bedrijfs-)woning of op een aansluitend perceel. Het uitgangspunt van de afwijkingsmogelijkheid is dat ruimte wordt geboden voor het opwekken van energie voor de eigen behoefte. De afwijkingsmogelijkheid is dan ook in oppervlakte begrenst.

Wijzigingsbevoegdheid

Daarnaast is er een aparte regeling opgenomen voor het realiseren van zogenoemde zonneparken, zonnepanelen die niet alleen voorzien in het opwekken van energie voor de eigen behoefte. Hierbij moet een andere afweging worden gemaakt. Deze mogelijkheid is in het bestemmingsplan dan ook opgenomen als wijzigingsbevoegdheid en ziet op meerdere bestemmingen. De gestelde voorwaarden sluiten zoveel mogelijk aan op het provinciale beleid, namelijk 'Romte foar Sinne' van 18 februari 2015.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Algemeen

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast.

SVBP2012

De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit dat er sprake is van een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in artikel 1 aangaande de begrippen. Ook schrijft de SVBP2012 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan artikel 2 betreffende de wijze van meten. Vanwege het Bro geldt verder een formulering die ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht eveneens in de planregels moet worden overgenomen.

6.2 Opbouw van de regels

De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een analoog alsook in een digitaal bestemmingsplan. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er een verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is het digitale bestemmingsplan bepalend qua vormgeving en inhoud.

Standaard hoofdstukindeling

De hoofdstukindeling van de regels is op een standaardwijze opgesteld. In navolgende is per hoofdstuk een toelichting hierop gegeven.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Artikel 1: Begrippen

In artikel 1 van de regels worden waar nodig de in de regels gebruikte begrippen verklaard. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, conform normaal spraakgebruik, vatbaar zijn.

Artikel 2: Wijze van meten

De wijze waarop maten, afstanden en dergelijke gemeten moeten worden, is opgenomen in artikel 2.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

De bestemmingsregels in hoofdstuk 2 hebben betrekking op de in het bestemmingsplan gehanteerde enkel- en dubbelbestemmingen en zijn artikelsgewijs in de regels opgenomen. De verbeelding van het bestemmingsplan geeft aan waar de gehanteerde bestemmingen van toepassing zijn. Daarbij kan sprake zijn van verschillende soorten aanduidingen (gebieds-, functie-, bouw- en maatvoeringaanduidingen) waarmee een bepaald gebruik en het daarvoor bouwen nader wordt geregeld.

De regels kunnen per bestemming achtereenvolgens bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving is uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen een bestemming functioneel ten aanzien van het gebruik van de gronden is toegestaan. Soms kan het voorkomen dat verschillende functies of bestemmingen naast elkaar zijn toegelaten, soms als primaire bestemming en soms als ondergeschikte bestemming.

  • Bouwregels

In de bouwregels is aangegeven of en hoe er in een bepaalde bestemming gebouwd mag worden. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt in het bouwen van hoofdgebouwen en aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen. Dit onderscheid is vooral zichtbaar in de diverse woonbestemmingen. De maatvoering voor hoofdgebouwen is veelal in de regels vastgelegd dan wel op de verbeelding met een aanduiding aangegeven. Door middel van bouwvlakken is de locatie van hoofdgebouwen in het plangebied vastgelegd.

De begrenzing van de bouwvlakken is bepaald aan de hand van het globaal na te streven ruimtelijk (stedenbouwkundig) beeld en uitbreidingsmogelijkheden die nog worden geboden. Naast hoofdgebouwen zijn veelal buiten het bouwvlak aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan. Deze zullen door situering, oppervlakte en maatvoering ondergeschikt moeten blijven aan de hoofdbebouwing op het perceel. De toegelaten hoogte van erf- en terreinafscheidingen is tevens in de regels opgenomen, voor zover dat in bepaalde bestemmingen is toegestaan.

  • Nadere eisen

Met het opnemen van nadere eisen kan het bevoegd gezag aanvullende voorwaarden stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing. Dit met het oog op onder meer het voorkomen van een onevenredige aantasting van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid of de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. Voor water wordt ook gekeken naar de goede waterhuishouding.

  • Afwijken van de bouwregels

Met het afwijken van de bouwregels wordt geregeld dat door het bevoegd gezag in voorkomende gevallen onder voorwaarden bij verschillende bestemmingen kan worden afgeweken van de eerder opgenomen bouwregels per bestemming.

  • Specifieke gebruiksregels

Met specifieke gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval tot strijdig met het in de bestemmingsomschrijving toegestane gebruik wordt gerekend.

  • Afwijken van de gebruiksregels

In voorkomende gevallen kan door het bevoegd gezag onder voorwaarden bij verschillende bestemmingen worden afgeweken van de gebruiksregels, zoals die eerder zijn genoemd. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Hiermee wordt geregeld dat met omgevingsvergunning toestemming dient te worden gekregen om bepaalde werkzaamheden in gebieden met een onderkende waarde (uit bijvoorbeeld landschappelijk of cultuurhistorisch oogpunt) uit te voeren. Het kan hierbij zoal om het dempen of graven van sloten, het aanleggen van verhardingen of het aanplanten van bomen gaan.

  • Wijzigingsbevoegdheid

Met een wijzigingsbevoegdheid bestaat de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om gronden te wijzigen in een andere bestemming.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

Algemene regels gelden doorgaans voor het gehele bestemmingsplan en staan min of meer los van de specifieke bestemmingsregels en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen.

Artikel 16: Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel ziet er op toe dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelregel heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden ten tijde van het geldende bestemmingsplan.

Artikel 17: Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels staat voor het gehele plan geregeld dat afwijkende maatvoeringen passen binnen de kaders van het bestemmingsplan, mits het een vergunde situatie betreft.

Artikel 18: Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is opgenomen welk gebruik in elk geval geen onderdeel uitmaakt van de bestemmingen in het plangebied. Uitdrukkelijk wordt vermeld dat hier geen sprake is van een uitputtende opsomming.

Artikel 19: Algemene afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels bieden enige flexibiliteit als het gaat om het afwijken van in het plan opgenomen maten en bieden ruimte om bepaalde voorzieningen te kunnen realiseren.

Artikel 20: Algemene wijzigingsregels

  • Vergroten bouwvlak woonbestemming

De eerste wijzigingsbevoegdheid ziet op het vergroten van een bouwvlak binnen de woonbestemming. Dit ten behoeve van het vergroten van een hoofdgebouw. Als het noodzakelijk is, kan ook de bestemming 'Tuin' worden gewijzigd in de woonbestemming.

  • Sletten Romte belied

De wijzigingsbevoegdheid 'wetgevingszone – sletten romte belied' heeft betrekking op de bouw woningen op individuele kavels, op basis van het 'sletten romte belied'. Per wijzigingsgebied mag ten hoogste één woning worden gerealiseerd, indien voldaan wordt aan de in artikel 25 onder b genoemde voorwaarden. wetgevingszone – wijzigingsgebied 2

  • Archeologie

Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' mocht onderzoek daartoe aanleiding geven.

Artikel 21: Overige regels

In de overige regels is de koppeling tussen het bestemmingsplan en de gemeentelijke welstandnota opgenomen.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Artikel 22 en 23: Overgangsrecht en slotregels

Overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven formulering van het overgangsrecht en de SVBP2012 zijn de overgangs- en slotregels in de afsluitende artikelen van de regels opgenomen.

6.3 Toelichting op de bestemmingen

Agrarisch (art. 3)

Agrarische bedrijven zijn opgenomen in de bestemming 'Agrarisch'. In de bestemming is grondgebonden agrarische bedrijfsvoering toegestaan. Bepaalde ontwikkelingen zijn pas toegestaan als daarvoor een omgevingsvergunning is verstrekt op basis van de afwijkingsmogelijkheden in het plan.

Afwijkingsmogelijkheden maken beperkte ontwikkelingen mogelijk, die de gemeente op voorhand passend vindt binnen de bestemming. Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, moet wel voldaan zijn aan de gestelde voorwaarden. Grotere ontwikkelingen zijn opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid. Een wijzigingsbevoegdheid is een bevoegdheid, medewerking door het bevoegd gezag is een keuze en geen recht. Veelal gaat het hier om een wijziging van de bestemming.

Bedrijf (art. 4)

In de bedrijfsbestemming is alle bedrijvigheid toegestaan, die is genoemd in de bij de regels behorende bijlage 2. Uiteraard is er ook bestaande bedrijvigheid gevestigd, die niet is genoemd. Deze bedrijven zijn toch toegestaan, omdat ze zijn opgenomen in bijlage 5 bij de regels. Bedrijfswoningen zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning', zodat inzichtelijk is waar bestaande bedrijfswoningen aanwezig zijn. Gebouwen die zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' zijn uitsluitend in de bestaande bouwvorm toegestaan. Voor het slopen van dergelijke gebouwen is een sloopvergunning op basis van het bestemmingsplan nodig.

Bedrijf - Nutsvoorziening (art. 5)

De nutsgebouwen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming "bedrijf - nutsvoorziening".

Bos (art. 6)

Bospercelen zijn opgenomen in de bestemming 'Bos'. Een bos heeft een openbaar toegankelijk karakter. Extensief dagrecreatief medegebruik is dan ook toegestaan. Op wat kleine bouwwerken na, mag er binnen de bestemming niet worden gebouwd.

Centrum (art. 7)

De bestemming "centrum" betreft globaal genomen het gebied langs de Voorweg, van de kruising met de Achterweg tot aan de rotonde in de Hoofdweg en de Voorweg/Doniaweg. Ook het westelijke deel van de Hoofdweg, tussen de genoemde rotonde en het winkelcentrum aan de Conradi Veenlandstraat is als zodanig bestemd.

Het verschil met de bestemming “wonen” ligt vooral in het feit dat in dit gebied behalve wonen ook winkels, maatschappelijke instellingen en zakelijke dienstverlening zonder plaatsbepaling mogelijk zijn. In deze bestemming zijn dan ook geen aanduidingen daarvoor opgenomen, waardoor de genoemde functies onderling uitwisselbaar zijn. Ook voor deze bestemming geldt dat de bestaande bebouwingsstructuur het uitgangspunt is.

Detailhandel (art. 8)

De bestemming "detailhandel" heeft betrekking op het winkelcentrum aan de Conradi Veenlandstraat. De bestemmingsregeling sluit aan bij de huidige situatie. Aan de noordkant van het winkelcentrum is een deel van het winkelcentrum specifiek bestemd voor “volumineuze detailhandel”. Het betreffende gebouw, daarin een autohandel is gevestigd, ligt afzijdig van de looproute door het winkelcentrum. De vestiging van reguliere detailhandel op deze locatie is niet wenselijk.

Groen (art. 9)

Groene percelen in het dorp, alsook de speelterreinen en –voorzieningen zijn opgenomen in de bestemming 'Groen'. In deze bestemming is het openbare toegankelijke karaker van een perceel doorslaggevend.

Maatschappelijk - 1 (art. 10)

Maatschappelijke voorzieningen als kerken en begraafplaatsen zijn bestemd als 'Maatschappelijk - 1'. Bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan.

Maatschappelijk - 2 (art. 11)

De bestemming 'Maatschappelijk - 2' is opgenomen voor de gronden behorende bij de Campus Damwâld. De bestemming komt grotendeels overeen met de bestemming 'Maatschappelijk - 1' in artikel 10 waarbij voor de campus geen bedrijfswoningen zijn toegestaan en ruimte wordt geboden voor 'T'út en d'r út'.

Recreatie (art. 12)

Sportterreinen en ijsbanen zijn opgenomen in de bestemming 'Recreatie'.

Sport - Manege (art. 13)

De bestaande manege aan de Trekweg is als zodanig bestemd. 

Tuin (art. 14)

De tuinbestemming waarborgt dat er aan de voorzijde van woningen geen verrommeling kan ontstaan door de bouw van bouwwerken. De bestemming 'Tuin' is afgestemd op de definitie van 'erf' en 'achtererfgebied', opgenomen in bijlage II, artikel 1 Besluit omgevingsrecht. Op deze wijze wordt strijd met het omgevingsvrije bouwen zoveel mogelijk voorkomen.

Verkeer (art. 15)

Doorgaande wegen en paden, gericht op ontsluiting van het gebied, zijn bestemd voor 'Verkeer'. Alle overige woonstraten en paden zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer – Verblijf'.

Verkeer - Verblijf (art. 16)

Deze bestemming ziet op de reguliere woonstraten en paden in het dorp. In deze bestemming is een landschappelijk waardevol pad aanwezig. De inrichting van het pad is vastgelegd in het bestemmingsplan, zodat het bestaande landschappelijke karakter behouden blijft.

Water (art. 17)

Binnen deze bestemming valt het water dat aansluit op water in het buitengebied.

Wonen (art. 18)

Woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, zijn opgenomen in de bestemming 'Wonen'. Bij een woning is een aan-huis-verbonden beroep toegestaan. Daarnaast komt een aantal bestaande functies in woningen voor.

Deze functies zijn toegestaan, doordat de woningen zijn voorzien van een aanduiding. Voor het bepalen wat mag worden gebouwd moet worden gekeken naar de verbeelding in combinatie met de bouwregels. In het digitale bestemmingsplan op www.ruimtelijkeplannen.nl is de informatie gekoppeld beschikbaar.

Wonen - Bijzondere woondoeleinden (art. 19)

Voor de binnen het plangebied aanwezige appartementencomplexen is de bestemming “bijzondere woondoeleinden” opgenomen. De bestemming is gericht op woongebouwen, al dan niet in combinatie met verzorging en/of verpleging. Ook in deze bestemming is de huidige bebouwingstypologie en -omvang het uitgangspunt.

Leiding - Gas (art. 20)

Er loopt een leiding door het plangebied van noord naar zuid met een diameter van 100 mm en een druk van 40 bar. Een zone van minimaal 5 meter, gerekend vanuit het hart van de gastransportleiding is op deze leiding van toepassing. Binnen deze zone is het oprichten van enig bouwwerk uit oogpunt van veiligheid uitgesloten. 

Waarde - Archeologie (art. 21)

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' mogen bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2 slechts worden gebouwd, indien daar door het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning van afgeweken wordt. Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad. Een vergelijkbare regeling is opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 50 m2, met dien verstande dat hiervoor middels een omgevingsvergunning van mag worden afgeweken.

6.4 Overige aspecten

6.4.1 Additionele voozieningen

In het bestemmingsplan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidswerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk wordt vermeld.

6.4.2 Handhaving

Het bestemmingsplan geeft de gewenste planologische situatie voor het plangebied aan. Bestemmingsplannen zijn bindend voor de overheid en de burger. Enerzijds kan de overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen, anderzijds vormt het bestemmingsplan een juridisch kader voor burgers waaruit deze kan afleiden wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, op de in eigendom zijnde dan wel de naastgelegen buurpercelen, in de directe woon- en leefomgeving.

6.4.3 Parkeren in het bestemmingsplan

Op 29 november 2014 is de zogenaamde Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. Deze wet regelt formeel dat de grondslag voor het opnemen van stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening komt te vervallen. Alle stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening moeten worden opgenomen in bestemmingsplannen. Plannen die vanaf de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK in procedure worden gebracht, moeten (mits de gemeente dit wenselijk acht) voorzien van een regeling voor de diverse stedenbouwkundige bepalingen.

Op het gebied van de stedenbouwkundige bepalingen ten aanzien van het parkeren kiest de gemeente ervoor om geen regeling het bestemmingsplan op te nemen. Het plangebied betreft een ingericht gebied, waar vrijwel geen parkeerproblemen aan de orde zijn. Ontwikkelingen die door middel van een wijzigingsplan of een zelfstandige ruimtelijke procedure mogelijk zijn, worden getoetst aan de goede ruimtelijke ordening. Op basis van de goede ruimtelijke ordening zal altijd worden getoetst aan parkeernormeringen zoals in elk geval opgenomen in de CROW.

6.5 Bestemmingsplanprocedure

In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:

Voorbereidingsfase

De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro haar voornemen (vaak als een concept- dan wel voorontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden. Ook kan de gemeente aan belangstellenden de mogelijkheid bieden om te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan via inspraak. De gemeente geeft een reactie op mogelijke overleg- en inspraakreacties die voor zover noodzakelijk worden verwerkt in de regels en verbeelding.

Terinzageleggingsfase

Het ontwerpbestemmingsplan wordt na aankondiging in de Staatscourant en de website www.officielebekendmakingen.nl voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.

Vaststellingsfase

Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.

Beroepsfase

Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan voor 6 weken ter inzage. Dit gebeurd als volgt: Indien Gedeputeerde Staten (GS) of de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging 6 weken na vaststelling.

 

Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan eventuele zienswijzen van GS en/of de ILT wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Belanghebbenden zijn diegenen die tegen het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze hebben ingediend en diegenen die hebben aangetoond in redelijkheid niet in de mogelijkheid zijn geweest om een zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan in te dienen.

Indien geen beroep tegen het vastgestelde bestemmingsplan is ingediend, is het bestemmingsplan na afloop van de beroepstermijn onherroepelijk.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

7.1.1 Grondexploitatieplan

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken. Verder hebben gemeenten hierdoor sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden, diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien er sprake is van bouwplannen volgens het Bro, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten anderszins verzekerd zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.

Dit bestemmingsplan is een conserverend plan. Dit houdt in dat er slechts kleinschalige ontwikkelingen op perceelsniveau (extra bijgebouwen e.d.) in het plangebied mogelijk zijn. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de bouw- of gebruiksregels of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt. Er worden geen nieuwe bouwplannen mogelijk gemaakt als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Gelet hierop is er geen aanleiding voor een kostenverhaal anderszins, er hoeft daarom geen exploitatieplan te worden opgesteld.

7.1.2 Planschade

In het kader van de Grexwet dient een exploitatieplan te worden opgesteld indien er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Dit is anders indien de kosten bij de vaststelling van het bestemmingsplan anderszins zijn verzekerd. Dan vervalt deze verplichting. De gemeenteraad moet wel expliciet besluiten dat een exploitatieplan niet wordt vastgesteld omdat de uitvoerbaarheid anderszins verzekerd is.

Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend plan. Dit houdt in dat er slechts kleinschalige ontwikkelingen in het plangebied mogelijk zijn. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het verlenen van afwijking of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.

De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag bezien of er planschade kan ontstaan. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen die gemaakt worden in het belang van de aanvrager.

Gezien het bovenstaande is een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voor doen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend onder de wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is voor overleg toegezonden aan belanghebbende organisaties. Op het planvoornemen zijn drie overlegreacties ingekomen. In Bijlage 2 zijn de ingekomen reacties verzameld en voorzien van een gemeentelijke reactie. De reacties hebben in enkele gevallen geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Tervisielegging ontwerp

Na het overleg en de inspraak wordt het bestemmingsplan gedurende zes weken (afd. 3.4 Awb) ter visie gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid voor het indienen van zienswijzen door een ieder (dus ook door de overlegpartners). De behandeling van eventueel ingekomen zienswijzen vindt in een afzonderlijke notitie bij het bestemmingsplan plaats. Deze wordt te zijner tijd bij het raadsbesluit van het vast te stellen bestemmingsplan gevoegd. De behandeling van de zienswijzen kan al dan niet tot wijzigingen in het door de gemeenteraad vast te stellen bestemmingsplan leiden. Indieners van zienswijzen worden van de behandeling van de zienswijzen en de vaststelling van het bestemmingsplan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan nog beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).