Plan: | Broeksterwâld - Jagerswei III |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1891.BpBwJagersweiIII-ON01 |
In het bestemmingsplan Broeksterwâld wordt de ontwikkeling van de woonwijk Jagerswei in Broeksterwâld geregeld. De deelgebieden Jagerswei I en een deel van Jagerswei II zijn reeds gerealiseerd. In het deelgebied Jagerswei II was het op basis van het bestemmingsplan mogelijk 17 woningen te realiseren. Door gewijzigde inzichten zijn hiervan 9 woningen met behulp van de kruimelgevallenregeling in afwijking van het bestemmingsplan gerealiseerd. De gemeente Dantumadiel wil nu Jagerswei III, het nog niet gebouwde gedeelte van deelgebied Jagerswei II, gaan uitvoeren. Door aanpassingen in het stedenbouwkundig plan voor dit deelgebied, is het niet mogelijk om het plan uit te voeren volgens het geldende bestemmingsplan.
Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Hier wordt tevens het reeds gerealiseerde deelgebied van Jagerswei II en een klein gedeelte van Jagerswei I meegenomen. In Jagerswei I zijn bij twee woningen de tuinen verlengd. Deze wijziging wordt ook meegenomen. Bij dit bestemmingsplan hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.
Het plangebied ligt aan de rand van de woonwijk Jagerswei. Deze wijk ligt ten zuidwesten van de kern Broeksterwâld. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied met de gebieden Jagerswei II en III
Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Broeksterwâld, dat is vastgesteld op 25 september 2012 door de gemeente Dantumadiel. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Broeksterwâld
In het geldende bestemmingsplan is het plangebied van Jagerswei II en III bestemd als 'Wonen', 'Tuin', 'Verkeer - Verblijf', 'Groen' en 'Water'. Binnen de bestemming 'Wonen' mogen de hoofdgebouwen alleen worden gerealiseerd binnen het bouwvlak. Het gedeelte van Jagerswei I in het plangebied waar de tuinen zijn verlengd heeft de bestemming 'agrarisch'.
Vanwege het gewijzigde stedenbouwkundig plan is de voorgenomen ontwikkeling in Jagerswei III niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan.
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het plangebied is een deel van de woonwijk Jagerswei en ligt aan de rand van het dorp Broeksterwâld. Hier zijn reeds 7 vrijstaande woningen en 2 halfvrijstaande woningen gerealiseerd. Dit gebied wordt in figuur 2.1 weergegeven met 2 (Jagerswei II). Het gebied 3 is het gedeelte dat wel deel uitmaakt van de totale ontwikkeling van Jagerswei II, maar nog niet is gerealiseerd (Jagerswei III). Dit gedeelte kent nog een agrarisch gebruik. Gebied 1 is het gedeelte van Jagerswei I dat reeds is gerealiseerd, maar waarvan de tuinen zijn verlengd.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie met de deelgebieden 1, 2 (Jagerswei II) en 3 (Jagerswei III)
Figuur 2.2 Luchtfoto van de huidige situatie met de deelgebieden 1, 2 en 3
Het voornemen is op 7 grote kavels 7 vrijstaande woningen in het deelgebied Jagerswei III te bouwen met de bijbehorende groen-, water- en infrastructuur. Deze uitbreiding voorziet in een rondgaande ontsluiting. De Skutterswei en de Westerloane worden bij dit plan doorgetrokken en vormen een ontsluitingslus van het deelgebied in Jagerswei III. Stedenbouwkundig is gezocht naar een verkaveling die het groen naar buiten keert en waardoor er een landschappelijke rand ontstaat. Het stedenbouwkundig ontwerp is weergegeven in figuur 2.2.
Figuur 2.2 Stedenbouwkundig ontwerp Jagerswei III
Beeldkwaliteit
De ontwikkeling van Jagerswei III vormt de afronding van het reeds gerealiseerde uitbreidingsplan aan de zuidoostzijde van Broeksterwâld. De richtlijnen qua gewenste beeldkwaliteit, bebouwingstypologieën, vormen, materiaal- en kleurgebruik voor de nieuwe bebouwing in het plangebied sluiten aan op het welstandsbeleid. Het uitbreidingsgebied valt onder gebiedstype 10: individuele bouw. Voor dit gebied is een regulier ambitieniveau van kracht waarbij de nadruk ligt op de basiskwaliteit. Daarnaast worden incidentele veranderingen mogelijk geacht, mits deze respect tonen voor het reeds aanwezige bebouwingsbeeld. De hoofdvorm van de woning kan bestaan uit één tot twee bouwlagen met een kap en is hoofdzakelijk kantig tot vloeiend opgezet. De bebouwing kent een individuele uitstraling en heeft een enkelvoudige tot samengestelde massaopbouw. Eventuele aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt en in een afgeleide architectuur of kennen een bijzondere vormgeving. De bebouwing heeft hoofdzakelijk een stenig of houten karakter met eventueel accenten in moderne materialen. De kleurstelling is terughoudend en traditioneel en de woning kent een eenvoudige tot sterke detaillering.
Landschappelijke inpassing
Aan de westzijde grenst het deelgebied Jagerswei III aan een bestaande elzensingel. Elzensingels zijn kenmerkend voor de omgeving en daarmee een belangrijk element in het landschap. Broeksterwâld ligt in het gebied “de Wouden”. In het landschapsbeleidsplan wordt er gestreefd naar behouden en versterken van het besloten landschap van noord-zuid gerichte elzensingels. De bestaande elzensingel ten westen van het plangebied blijft behouden. Hierdoor is er een duidelijke grens aan de westkant van het plangebied en wordt de landschappelijke structuur gerespecteerd en behouden. Het deelgebied Jagerswei III wordt aan de noord-, zuid, west en deels aan de oostzijde begrensd door een watergang. Het water aan de noord-, west- en zuidkant vormt een overgang tussen de woonwijk en het open landelijk gebied. Het water aan de oostkant vormt een ruimtelijke scheiding tussen Jagerswei II en Jagerswei III. De nieuwe boomsingel aan de oostkant vormt een visuele scheiding tussen de reeds bestaande bebouwing en het nieuw aan te leggen deelgebied Jagerswei III.
Verkeer en parkeren
Verkeersstructuur
De ontsluiting van de woningen in Jagerswei III vindt plaats via de Skutterwei en de Westerloane die worden doorgetrokken en met elkaar verbonden. Hierdoor ontstaat een rondgaande ontsluiting. Het gedeelte van de ontsluitingsweg naar de meest zuidelijk gelegen woning is een doodlopende weg. Hier wordt een keerlus gerealiseerd. De woonwijk bevindt zich in een 30 km/uur zone.
Parkeren
Het parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein. In het plangebied zijn ruim voldoende mogelijkheden om het parkeren op eigen terrein op te lossen.
Het beleidskader is in het bestemmingsplan Broeksterwâld reeds uiteengezet. Vanwege de actualisatie van het beleid op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau, wordt het beleid dat op de ontwikkeling betrekking heeft in dit hoofdstuk beschreven.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het is de bedoeling er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
De regio waarvan de gemeente Dantumadiel deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de NOVI, maar draagt wel bij aan de opgave om de regio sterker en leefbaarder te maken.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen. Het plangebied raakt geen van deze belangen.
Ladder voor Duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
De ontwikkeling van dit gedeelte van de wijk Jagerswei is reeds opgenomen in het bestemmingsplan. Met het vaststellen van dat bestemmingsplan is reeds de behoefte aan de woningen aangetoond en de locatiekeuze gemotiveerd.
Conclusie Rijksbeleid
De ontwikkeling heeft geen raakvlakken met nationale belangen. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in het Barro. Uit het voorgaande blijkt dat er geen Rijksbelangen worden geraakt met de ontwikkeling.
Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele
Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân - De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030 - 2050 uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud. De insteek om de ambities te realiseren is niet door verandering tegen te houden, maar door de gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.
De planontwikkeling past binnen het principe van omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, omdat de bouw nauw aansluit op de ruim opgezette wijk Jagerswei. Bovendien worden met de ontwikkeling stedelijke functies gebundeld, omdat de uitbreiding aansluit op het bestaand stedelijk gebied.
Verordening Romte 2014
De Provincie Fryslân wil de ruimtelijke kwaliteit bevorderen. Dit wordt gedaan door middel van het opstellen van een provinciale structuurvisie waarin het ruimtelijk beleid wordt geschetst. De Verordening Romte vertaalt deze visie naar regels. Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld, deze is daarna een aantal keren partieel herzien. In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Het plangebied is reeds mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan Broeksterwâld. Hierin is reeds beschreven dat ondanks de ligging in het landelijk gebied, de stedelijke ontwikkeling kan worden uitgevoerd, omdat hier sprake is van een uitbreidingslocatie. Bovendien is de uitbreidingslocatie Jagerswei II (dit is inclusief Jagerswei III) opgenomen in het woonprogramma.
Conclusie Provinciaal beleid
De ontwikkeling past in de visie van de provincie, omdat de ontwikkeling aansluit op de bestaande kwaliteiten. Bovendien is de ontwikkeling reeds mogelijk gemaakt met het vaststellen van het bestemmingsplan.
Woonvisie 2020-2025
De gemeente Dantumadiel heeft de Woonvisie 2020-2025 vastgesteld. Met de woonvisie geeft de gemeente richting aan ontwikkelingen in de gemeente en is de basis voor de uitvoeringsagenda, woningbouwprogrammering en de prestatieafspraken. Eén van de speerpunten in deze visie is nieuwbouw in dorpen en wijken. In de visie wordt aangegeven dat de buitendorpse ontwikkeling in Broeksterwâld wordt afgerond. De ontwikkeling van Jagerswei is opgenomen in de woningbouwprogrammering.
Conclusie
De ontwikkeling is reeds mogelijk gemaakt door het vaststellen van het bestemmingsplan Broeksterwâld. Er heeft geen wijziging in het gemeentelijk beleid plaatsgevonden dat van invloed is op de ontwikkeling van het plangebied. Bij actualisering van woningbouwafspraken is deze ontwikkeling reeds meegenomen. De ontwikkeling past hiermee in het gemeentelijk beleid.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie (woningen). Gezien het feit dat de nabijgelegen Skutterswei een 30 km/u weg betreft en er een afwezigheid van bedrijvigheid is kan het gebied getypeerd worden als een rustige woonwijk.
Rondom het plangebied zijn meerdere gebieden bestemd als 'Bedrijf'. Volgens het geldende bestemmingsplan Broeksterwâld zijn er binnen het bestemmingsplan bedrijven aanwezig met een milieucategorie t/m 3.2. Dit houdt in dat de grootste richtafstand 100 meter is. Het dichtstbijzijnde bedrijf ligt aan de Pieter Durkstrjitte en betreft een handel in bouwmaterialen. Conform de VNG-publicatie kan handel in bouwmaterialen geschaald worden onder milieucategorie 2 met een bijbehorende richtafstand van 30 m in een rustige woonwijk (SBI 4752). Het plangebied ligt op circa 150 meter afstand van dit bedrijf. Aan de genoemde richtafstand wordt dan ook voldaan. Verder zijn alle bedrijven op minimaal 100 meter van het plangebied gelegen.
Conclusie
Ter plaatse van de beoogde ontwikkeling is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder en (agrarische) bedrijven staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Wettelijke geluidzone wegen
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat ook sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau wanneer de ontwikkeling is gesitueerd nabij niet gezoneerde wegen (30 km/uur-wegen).
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk). Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB voor wegverkeerslawaai.
Onderzoek
Er is geen sprake van geluidsoverlast van nabijgelegen wegen, aangezien er alleen 30 km/uur wegen aanwezig zijn rondom het plangebied. Ook ligt het plangebied op voldoende afstand van bedrijven waardoor het niet binnen een geluidszone van een bedrijf valt.
Conclusie
Er is geen aanleiding voor het uitvoeren van akoestisch onderzoek.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
• Natura-2000 gebieden;
• Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Groote Wielen is 7,2 km en de afstand tot het dichtstbijzijnde NNN-gebied bedraagt 1,0 km. Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.
Gemeente Dantumadiel hanteert de werkwijze dat er voor een project van minder dan 25 woningen (zonder gasaansluiting) op meer dan 3 km afstand van de Waddenzee geen stikstofberekening uitgevoerd hoeft te worden. Het plangebied ligt op 13,6 km afstand van de Waddenzee en er worden 7 (gasloze) woningen gerealiseerd. Op basis hiervan hoeft er geen stikstofberekening uitgevoerd te worden en zijn er geen belemmeringen voor stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden te verwachten.
Soortenbescherming
Vanwege het feit dat gebruik van het plangebied ter plaatse van Jagerswei III agrarisch is en hierdoor intensief gebruikt wordt is het van beperkte waarde voor dieren. Uit het ecologisch onderzoek uit het geldende bestemmingsplan Broeksterwâld blijkt dat het noodzakelijk is dat met name het bouwrijp maken van de grond buiten het broedseizoen plaatsvindt vanwege het mogelijke voorkomen van broedvogels. Daarbij moet worden opgemerkt dat het hier om broedgevallen gaat, en niet zozeer om de periode. Werkzaamheden die vóór het broedseizoen zijn opgestart, kunnen wel gedurende het broedseizoen worden voortgezet, wanneer er redelijkerwijs van uit kan worden gegaan, dat de vogels zich niet in het gebied hebben gevestigd tijdens de werkzaamheden.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Toetsingskader
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente Dantumadeel nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Nationaal Waterplan (NW)
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Het beleid van Wetterskip Fryslân is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2016-2021. In het Waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen ten aanzien van waterveiligheid, voldoende water, schoon water en water in de samenleving voor de komende jaren. Het wetterskip beschikt over een leidraad watertoets. Het doel van de leidraad is dat alle aspecten meegenomen worden, hiermee wordt voldaan aan de thema's voldoende veilig en schoon water. Hiernaast zorgt de leidraad voor een betere samenwerking doordat het duidelijkheid geeft over de juridische status van het wateradvies. De leidraad bevat een overzicht van onderwerpen die vanuit het oogpunt van water belangrijk zijn bij ruimtelijke plannen.
Toetsing
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit agrarische gronden waarop zeven vrijstaande woningen zullen worden gerealiseerd. In het plangebied is er sprake van grondwatertrap Ib. Dat wil zegen dat de gemiddelde kleinste diepte 28 cm betreft en de gemiddeld grootste diepte 130 cm is. De maaiveldhoogte in het plangebied 0,6 meter.
Waterkwantiteit
Het plangebied is omringd door oppervlaktewater, zie figuur 4.1
Figuur 4.1 Oppervlaktewater nabij het plangebied (bron: Legger Wetterskip Fryslân).
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in een kern- of beschermingszone.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is niet aangesloten op een rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Waterkwantiteit
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van oppervlaktewater. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. In de waterparagraaf, regels en of verbeelding dient duidelijk aan te worden gegeven wat voor maatregelen er worden genomen om de versnelde afvoer als gevolg van de toename verharding te compenseren.
Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in het wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater hanteren wij de volgende compensatienorm:
Bij dit project zijn de woningen circa 150 m2, met 7 woningen komt dit neer op een toegevoegde verharding van 1050 m2. Ook zal de te realiseren straat zorgen voor extra verharding. De weg is 5 m breed en circa 130 meter lang. Dit komt neer op 650 m2. In totaal zorgt dit voor 1700 m2 verharding. Er is sprake van circa 200 m2 meer verharding dan zonder watervergunning kan worden toegestaan. Dit betekent dat er 20 m2 gecompenseerd moet worden. De sloot tussen Jagerswei II en Jagerswei III zal iets verbreed en verlengd worden wat de verharding zal compenseren.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd. Bij het realiseren van het plan Jagerswei III worden geen nieuwe watergangen gegraven, maar wordt de bestaande watergang vergroot. Bovendien is de woningbouwlocatie niet binnen een beschermingszone gelegen.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Toetsing
In 2011 is bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. Hieruit bleek dat in het plangebied licht verhoogde concentraties voor barium gemeten zijn. Toch kon er geconcludeerd worden dat er geen aanleiding is voor het uitvoeren van een aanvullend onderzoek. Tevens vormen de gemeten concentraties geen aanleiding milieu hygiënische beperkingen te stellen aan het gebruik van de locatie. Aangezien het plangebied een agrarisch gebruik kent en er sinds 2011 geen andere functies op het plangebied zijn geweest kan aangenomen worden dat de conclusies uit het onderzoek nog toepasbaar zijn, al is het wel goed om op te merken dat het onderzoek verouderd is.
Conclusie
Uit het bodemonderzoek blijkt dat het aspect bodem geen belemmeringen oplevert.
Toetsingskader
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
In de provincie Friesland wordt gebruik gemaakt van de archeologische kaart FAMKE. FAMKE staat voor Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.). Voor deze indeling in twee perioden is gekozen omdat de adviezen voor mogelijke vindplaatsen uit de steentijd vaak verschillen van die voor mogelijke jongere vindplaatsen.
Toetsing
Volgens de ijzertijd-middeleeuwen kaart van FAMKE geldt voor het plangebied karterend onderzoek 3. In deze gebieden kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer 5.000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen.
Op de steentijd-bronstijd kaart van FAMKE wordt aangegeven dat het plangebied valt onder 'quickscan'. Van deze gebieden wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een quickscan te verrichten.
Ten behoeve van de ontwikkeling van de woonwijk Jagerswei II is destijds een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het gedeelte Jagerswei III is hierbij ook meegenomen. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geadviseerd om geen nader archeologisch onderzoek uit te voeren.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.
Toetsing
Volgens de Cultuurhistorische Kaart Fryslân zijn er binnen het plangebied geen cultuurhistorische waardevolle elementen aanwezig. Rondom het plangebied is wel een aantal paden aanwezig die gemarkeerd zijn als 'puinreed'.
Conclusie
Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen cultuurhistorische waardevolle elementen direct of indirect beschadigd aangezien het een perceelsgebonden ontwikkeling betreft. Daarnaast is met het ontwerp van de nieuwe bebouwing aangesloten op de bebouwing in de omgeving.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/ m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Toetsing
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 7 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Anne Vondelingenweg in Leeuwarden, ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 12.8 µg/m³ voor NO2, 14.0 µg/m³ voor PM10 en 6.6 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Toetsing
Aan de hand van de risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde.
In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
Aan de oostkant van Broeksterwâld bevindt zich een tankstation met een LPG vulpunt. Deze inrichting heeft een invloedsgebied van 150 meter. Het plangebied ligt op circa 930 meter afstand en ligt daarmee niet binnen het invloedsgebied.
Langs het bovengenoemde tankstation bevindt zich ook een aardgastransportleiding. De gasleiding heeft een druk van 40 bar en een diameter van 4 inch. Daarmee heeft het een inventarisatieafstand van 45 meter. Het plangebied ligt op circa 1 kilometer van de gasleiding af en ligt daarmee buiten deze inventarisatieafstand.
Conclusie
Het tankstation en de aardgastransportleiding liggen op voldoende afstand van het plangebied, waardoor het plangebied buiten het invloedsgebied ligt. Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Toetsing
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Toetsing
Het geldende bestemmingsplan maakt de woningen al mogelijk, dit project is daarom geen activiteit die is opgenomen in de bijlagen van het Besluit m.e.r.
Conclusie
Het opstellen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft overeenkomstig het moederplan vijf bestemmingen gekregen. Deze zijn opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Dantumadiel.
Groen
De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bedoeld voor openbaar groen in de vorm van opgaand groen en grasperken.
Tuin
De voortuinen bij woningen zijn bestemd als ‘Tuin’. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Alleen erkers tot een breedte van ten hoogste 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1 meter en een bouwhoogte van ten hoogste de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan gebouwd wordt, zijn toegestaan. Op deze manier blijven de voortuinen van de woningen vrij van ondergeschikte bebouwing.
Verkeer - Verblijf
De woonstraten, paden, parkeervoorzieningen en dergelijke zijn bestemd als ‘Verkeer - Verblijf’.
Water
De hoofdwaterloop in het plangebied heeft de bestemming 'Water'.
Wonen
De bestemming ‘Wonen’ is gericht op woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep. Het hoofdgebouw (de woning) mag alleen in het bouwvlak worden gebouwd. Bijbehorende bouwwerken mogen ook daarbuiten worden gebouwd.
Zienswijzeperiode
Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De overlegpartners worden geïnformeerd dat het bestemmingsplan ter inzage ligt.
Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, eventueel gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat voor belanghebbenden die eerder een zienswijze hebben ingediend de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Met de uitvoering van dit plan wordt de bouw van 7 woningen mogelijk gemaakt. De gronden waarop deze woningen worden gebouwd, zijn gemeentelijk eigendom. De opbrengsten worden gegenereerd uit de uitgifte van de gronden. De kosten die uit het plan (kunnen) voortvloeien zijn onder andere planschadekosten, plankosten, kosten voor bouw- en woonrijp maken, kosten voor voorbereiding en toezicht.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Er wordt geen exploitatieplan conform artikel 6.12 Wro opgesteld, omdat het kostenverhaal is geregeld door opbrengsten uit uitgifte van gronden.