Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Zuideinde 22 A te Roelofarendsveen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.BPZUIDEINDE22A2010-VAS1

4.8 Archeologie

Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Monumentenwet is geregeld hoe met archeologische vindplaatsen en zichtbare monumenten moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij de planvorming te betrekken. In dit verband moet een verkenning worden gedaan om archeologische potentie in te schatten.
 
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) [1] geeft een overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland. De CHS bestaat uit kaarten voor de drie onderdelen van de cultuurhistorie: archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap.
 
Volgens de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland (zie kaart) kent de projectlocatie deels een hoge archeologische trefkans en is deels gelegen in een gebied met zeeafzetting, met restveen, bewoning van de middeleeuwen.
 
Fragment uit de archeologische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland
 
Gelet op de resultaten afkomstig van de archeologische waardenkaart kan worden gesteld dat het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In het kader van het vigerende bestemmingsplan Braassemmerland is er reeds een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Uitgangspunt hierbij is dat het historische bouwlint behouden blijft. In het kader van onderhavig plan is er sprake van een herontwikkeling. De herontwikkeling omvat voornamelijk een interne verbouwing, waarbij de bebouwing grotendeels behouden blijft. Aan de westgevel van gebouw zal een uitbouw worden gerealiseerd van circa 20 m². Gelet op de beoogde
werkzaamheden zal er geen noemenswaardige verstoring van de bodem plaatsvinden.
 
Conclusie
Op basis van de onderzoeksgegevens kan geconcludeerd worden dat aanvullend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is en dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de uitvoering van het project.


[1] http