Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Zuideinde 22 A te Roelofarendsveen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1884.BPZUIDEINDE22A2010-VAS1

4.5 Bodem

n het kader van de bestemmingsplanprocedure dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels een bodemonderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen. Een bodemonderzoek is gericht op bodembedreigende stoffen. Hiervoor dient er eerst naar de huidige functie van het plangebied te worden gekeken. Het bodemonderzoek moet namelijk de bodemkwaliteit vaststellen alvorens er activiteiten en werkzaamheden plaatsvinden in het kader van de beoogde ontwikkeling. Op deze wijze kan men bepalen of de bodemkwaliteit de nieuwe ontwikkeling toelaat. In het kader van voorliggend plan zal de bestemming op de beoogde locatie aan het Zuideinde worden gewijzigd. Gelet op deze functiewijziging zal een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Het bodemonderzoek brengt in beeld op welke wijze en in welke omvang er sprake is van bodemverontreiniging op de betreffende locatie.
 
Door SGS Environmental Services is een verkennend bodemonderzoek [1] uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek tonen aan dat de locatie als verontreinigd dient te worden beschouwd. Echter na overleg met de gemeente Kaag en Braassem is gebleken dat de aangetoonde verontreiniging vaker in de regio voorkomt en dat deze gezien kan worden als een achtergrondwaarde. Ondanks de aangetoonde verontreiniging is nader onderzoek volgens SGS derhalve niet noodzakelijk.
 
Conclusie
De resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek tonen dat er op de planlocatie sprake is van bodem verontreiniging. Na overleg met de gemeente kan de aangetoonde verontreiniging als achtergrondwaarde worden gehanteerd. Ondanks de aangetoonde verontreiniging is nader onderzoek op de planlocatie niet noodzakelijk. Met betrekking tot de vastgestelde milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse, kan worden geconcludeerd dat er geen bezwaren zijn tegen het beoogde gebruik op de locatie, te weten wonen.  
  


[1] SGS Nederland b.v. 23 mei 2007, projectnummer: 18368, Verkennend bodemonderzoek Zuideinde 22a te Roelofarendsveen