direct naar inhoud van Regels
Plan: Braassemerland 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1884.BPBRAASSEMERLAND-VAS1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Braassemerland 2019 van de gemeente Kaag en Braassem.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1884.BPBRAASSEMERLAND-VAS1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende bijlage 2 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'; als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf en webwinkels zonder afhaalmogelijkheid, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererfgebied:

erf achter de lijn, die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;

1.11 bed and breakfast:

de verzameling van voor publiek toegankelijke, besloten ruimtes waarin al dan niet bedrijfsmatig recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen, wordt verstrekt en in directe relatie daarmee ontbijt wordt aangeboden als nevenfunctie van de bestaande geldende bestemming;

1.12 bedrijfsareaal:

De hoeveelheid aaneengesloten gronden in eigendom bij één agarisch bedrijf of in langdurige pacht bij één agarisch bedrijf;

1.13 bedrijfsmatige activiteiten:

handelingen voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw en/of terrein;

1.15 bestaand:

bij bouwwerken:

  • bestaand of in uitvoering op het moment dat de ter inzage legging van het vigerende bestemmingsplan als ontwerp, dan wel op dat tijdstip vergund;
  • na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens de Woningwet, waarbij de aanvraag tot omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk voor dat tijdstip is ingediend.

bij gebruik:

  • bestaand ten tijde van het in kracht worden van het vigerende bestemmingsplan;
1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijbehorende bouwwerken:

hieronder worden begrepen:

Aan- of uitbouw: een aan een hoofgebouw aangebouwd gebouw dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden en door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt;

Bijgebouw: een vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en ruimte onder de kap;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Bij woningen betreft dit het het gehele perceel inclusief voor- en zijtuinen;

1.23 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 cultuur en ontspanning:

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanningen, waaronder begrepen:

  • a. culturele voorzieningen;
  • b. muziek- en dansscholen, oefenruimten, creativiteitscentra;
  • c. leisure;
  • d. toeristische attracties;
  • e. entertainment;
  • f. wellness, fitness- en healthcentra (waaronder begrepen fitness, sauna's, beautycentra)

en naar de aard daarmee te vergelijke activiteiten, met uitzondering van horeca;

1.27 dagrecreatie:

activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting en waartoe tevens kleinschalige horeca-activiteiten worden gerekend;

1.28 dakkapel:

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst, achter de goothoogte;

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf;

1.30 dienstverlening:

Het verrichten van economische en maatschappelijke diensten ten behoeve van anderen;

1.31 extensieve dagrecreatie:

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voorbeelden zijn fietsen en wandelen;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 geschakelde woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijbehorend bouwwerk verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;

1.34 gestapelde woning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met daarbij behorende bergingen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.35 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf dat overwegend of uitsluitend gericht is op het telen van (tuinbouw- en/of sierteelt)gewassen onder glas of ander lichtdoorlatend materiaal (kassen);

1.36 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.37 horeca:

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

1.38 kantoren:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten van hoofdzakelijk administratieve aard en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie;

1.39 (kweek)kas:

opstallen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, met een hoogte van 1,5 m of meer boven het maaiveld;

1.40 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.41 ondergronds bouwwerk:

een gedeelte van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden maaiveld;

1.42 onderkomen:

voor verblijf geschikt, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, kampeermiddel en soortgelijk verblijfsmiddel, voor zover deze niet als bouwwerk is aan te merken;

1.43 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een (overwegend) gesloten dak;

1.44 nevenassortiment:

een assortiment dat qua omvang ondergeschikt is aan het hoofdassortiment en daar vanwege de aard niet mee in overeenstemming is;

1.45 peil:
  • voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een gebouw of bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld voor het begin van de bouw;
1.46 perceelsgrens:
algemeen   grens van een perceel  
voor   de grens van een perceel gelegen aan de zijde van de voorgevel van de woning  
zij   de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt  
achter   de van de weg afgekeerde grens van een perceel  

indien meerdere zijden van het perceel van de weg afgekeerd zijn, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan;

1.47 perifere detailhandel:

onder perifere detailhandel wordt verstaan:

  • a. tuincentra;
  • b. bouwmarkten;
  • c. meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak tot 1.000 m2 niet zijnde detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's;
1.48 permanente bewoning:

bewoning door een persoon, gezin of door andere groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats langer dan 20 weken, waarbij niet aannemelijk is gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;

1.49 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.50 recreatief nachtverblijf:

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.51 rijwoningen:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd;

1.52 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.53 Staat van bedrijfsactiviteiten:

de staat van bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze regels behorende onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.54 Staat van horeca-activiteiten:

de staat van horeca-activiteiten die als bijlage bij deze regels onderdeel van de regels uitmaakt;

1.55 stacaravan:

een kampeermiddel, al dan niet voorzien van wielen en/of andere voor deelneming aan het wegverkeer bruikbare onderdelen, dat mede gelet op de afmetingen en constructie, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen te worden voortbewogen;

1.56 tuincentrum:

detailhandelsvestiging met een assortiment van boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, attributen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen, balkons en terrassen waaronder tuinmeubilair, alsmede de daarbij benodigde hulpmaterialen;

1.57 twee-aaneen gebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.58 verblijfsrecreatieve onderkomens:

onderkomens bedoeld voor tijdelijk recreatief nachtverblijf van personen die elders hun hoofdverblijf hebben; hieronder vallen onder andere kampeermiddelen, stacaravans, chalets en recreatiewoningen. De verblijfsrecreatieve onderkomens worden onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • a. categorie 1: kampeermiddelen, geen gebouwen zijnde (bijv. tenten of caravans op seizoensplaatsen);
  • b. categorie 2: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 36 m2 (bijv. stacaravans, trekkershutten);
  • c. categorie 3: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 60 m2 (bijv. stacaravans, chalets, recreatiewoningen op daarvoor bestemde terreinen);
  • d. categorie 4: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 90 m2 (bijv. vrijstaande recreatiewoningen);
1.59 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat voldoet aan de geldende milieueisen en ook op lange termijn aan deze eisen kan blijven voldoen en waarvan redelijkerwijs is aan te nemen dat dit gedurende de planperiode een omvang zal hebben van:

  • a. hetzij ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;
  • b. hetzij ten minste een halve tot een volledige arbeidskracht indien sprake is van een reëel perspectief op continuïteit op langere termijn en waarbij het hoofdinkomen afkomstig is van het agrarisch bedrijf;
1.60 voorgevel:

een op de openbare toegankelijk gebied georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft;

afbeelding "i_NL.IMRO.1884.BPBRAASSEMERLAND-VAS1_0001.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1884.BPBRAASSEMERLAND-VAS1_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1884.BPBRAASSEMERLAND-VAS1_0003.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1884.BPBRAASSEMERLAND-VAS1_0004.jpg"

1.61 voorgevellijn:

een denkbeeldige, dan wel op de verbeelding middels de figuur gevellijn aangegeven, lijn die direct langs een voorgevel van een gebouw of in het verlengde ervan is gelegen;

1.62 voorzieningen van openbaar nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.63 vrijstaande woning:

een woning die vrij staat van een andere woning;

1.64 weg:

een weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994;

1.65 woning:

een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.66 zolder:

zolder onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen;

1.67 zomerseizoen:

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel, met daarin geen onderscheid tussen bodem of water.

2.2 Afstand tussen gebouwen

De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen zowel haaks

als evenwijdig gepositioneerd.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

Bij bouwwerk op vlak maaiveld:

  • tussen bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het peil.

Bij bouwwerken op talud of dijk:

  • bovenkant van het bouwwerk (bij beweegbare delen te meten in de uiterste stand) en het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein voor het begin van de bouw.
2.4 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of hart van scheidsmuren, gemeten 1,0 m boven peil.

2.5 De bouwhoogte van een gebouw

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden gebouwd. Hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

2.7 De goothoogte van een bouwwerk

Bij bouwwerk op vlak maaiveld:

  • de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan peil.

Bij bouwwerken op talud of dijk:

  • de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitend afgewerkt terrein.
2.8 De oppervlakte van een gebouw

Tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren op 1,0 m boven peil.

2.9 De oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met inbegrip van de buitenste verticale projecties van overkappingen.

2.10 Vloeroppervlak van een gebouw

Gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.

2.11 Inhoud van een gebouw

Boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken dit met inbegrip van aangebouwde bijgebouwen en dakkapellen.

2.12 Inhoud van een bouwwerkm geen gebouw zijnde

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.13 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzicht van het horizontale vlak.

2.14 De hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.15 De hoogte van een zendmast voor telecommunicatie e.d.

Gemeten tussen de onderkant van de voet van de mast en het hoogste punt van de mast, het antenneopstelpunt daaronder begrepen.

2.16 Lengte, breedte en diepte van een steiger

De lengte, breedte en diepte van een steiger gemeten zoals opgenomen in de onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1884.BPBRAASSEMERLAND-VAS1_0005.jpg"

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. bestaande productiegebonden detailhandel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': tevens een aannemers- en/of bouwbedrijf in ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - visverwerkingsbedrijf': tevens een visverwerkingsbedrijf in ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf': tevens een bouwbedrijf in ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': maximaal één bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': tevens voor een gasdrukmeet- en regelstation;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. (ontsluitings)wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • m. tuinen, water, terreinen en erven;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • d. kantoren behorende bij het bedrijf maken onderdeel uit van het bedrijfsgebouw en beslaan ten hoogste 50 % van het bedrijfsvloeroppervlak van een bedrijf, zulks met een maximum van 2.000 m2.
3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag per aanduidingsvlak niet meer dan 1 bedragen;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande woningen 3 m, dit met in achtname van het bepaalde in lid 30.5;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • e. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning mag, inclusief bijbehorende bouwwerken, niet meer bedragen dan 600 m2.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen is het bepaalde in lid 15.2.2 van overeenkomstige toepassing.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • e. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt en de overkapping niet voor de voorgevellijn is toegestaan;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
3.2.5 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m;
  • c. de oppervlakte van een overkapping bedraagt niet meer dan 30 m2.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. nieuwe geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. detailhandel, met uitzondering van bestaande productiegebonden detailhandel;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • e. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
3.3.2 Opslag

Opslag ten behoeve van de bedrijfsvoering is enkel toegestaan binnen en buiten het bouwvlak indien de totale hoogte van de opgeslagen goederen niet meer bedraagt dan 4 m.

3.3.3 Aan huis verbonden beroep

Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen geldt het bepaalde in artikel 34, lid 34.2.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijking ander bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a. voor het vestigen van een bedrijf in milieucategorie 3.1, mits:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de als recht toegestane categorie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.4.2 Afwijken gelijkwaardig bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a. voor het vestigen van een bedrijf dat naar aard en omvang is aan te merken als een bedrijf in milieucategorie 1 en 2, maar niet als zodanig is benoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande detailhandel;
  • b. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. horeca tot en met categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend voor garageboxen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • h. (ontsluitings)wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • m. tuinen, water, terreinen en erven;
  • n. luifels;
  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
  • d. woningen mogen gestapeld en niet gestapeld gebouwd worden;
  • e. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan de zijde waar hoofdgebouwen niet aaneengebouwd zijn niet minder bedragen dan 3 m voor vrijstaande woningen en twee-aaneen gebouwde woningen en 1,5 meter voor andere hoofdgebouwen;
  • f. de diepte van woningen mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • g. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang met een minimale hoogte van 3 m gewaarborgd te worden;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' een aan- of uitbouw worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak of op het achtererfgebied;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 1 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • g. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (uitgezonderd overkappingen) bedraagt:
Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte  
tot 300 m2   60 m2  
van 300 m2 tot 500 m2   80 m2  
van 500 m2 tot 750 m2   90 m2  
van 750 m2 tot 1.000 m2   100 m2  
van 1.000 m2 en meer   150 m2  

Met dien verstande dat het achtererf voor maximaal 50% bebouwd mag worden.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
4.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m;
  • c. de oppervlakte van een overkapping bedraagt niet meer dan 30 m2.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. seksinrichtingen.
4.3.2 Aan huis verbonden beroep

Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen geldt het bepaalde in artikel 34, lid 34.2.

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep en uitsluitend op de verdieping;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. (ontsluitings)wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen, water, terreinen en erven;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak of op het achtererfgebied;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 1 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • g. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (uitgezonderd overkappingen) bedraagt:
Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte  
tot 300 m2   60 m2  
van 300 m2 tot 500 m2   80 m2  
van 500 m2 tot 750 m2   90 m2  
van 750 m2 tot 1.000 m2   100 m2  
van 1.000 m2 en meer   150 m2  

Met dien verstande dat het achtererf voor maximaal 50% bebouwd mag worden.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
5.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m;
  • c. de oppervlakte van een overkapping bedraagt niet meer dan 30 m2.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • b. perifere detailhandel.
5.3.2 Aan huis verbonden beroep

Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen geldt het bepaalde in artikel 34, lid 34.2.

5.4 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemming ' 'Detailhandel' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Groen' onder voorwaarde dat:

  • a. het aantal te realiseren woningen stedenbouwkundig inpasbaar is;
  • b. het aantal te realiseren woningen volkshuisvestelijk inpasbaar is;
  • c. alle detailhandelsactiviteiten op de locatie volledig beëindigd worden;
  • d. de uitvoerbaarheid aangetoond wordt, waarbij in ieder geval aangetoond moet worden, dat:
    • 1. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf;
    • 2. geen onevenredige toename van de verkeersbewegingen optreedt;
    • 3. er rekening gehouden wordt met de belangen van het Hoogheemraadschap Rijnland;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan belangen van direct omwonenden;
    • 5. de gemeente gevrijwaard wordt van alle plankosten;
    • 6. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn.

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  • c. sportvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horeca tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': tevens horeca in categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - tuincentrum met nevenassortiment': tevens voor een tuincentrum met nevenassortiment;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': tevens voor cultuur en ontspanning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - kantoor 2': tevens voor kantoren, uitsluitend op de 1e en 2e bouwlaag, tot maximaal 1.000 m2 b.v.o.;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - stomerij': tevens voor een stomerij;

met daaraan ondergeschikt:

  • k. (ontsluitings)wegen en paden;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • p. tuinen, water, terreinen en erven;
  • q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak of op het achtererfgebied;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 1 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • g. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (uitgezonderd overkappingen) bedraagt:
Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte  
tot 300 m2   60 m2  
van 300 m2 tot 500 m2   80 m2  
van 500 m2 tot 750 m2   90 m2  
van 750 m2 tot 1.000 m2   100 m2  
van 1.000 m2 en meer   150 m2  

Met dien verstande dat het achtererf voor maximaal 50% bebouwd mag worden.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
6.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m;
  • c. de oppervlakte van een overkapping bedraagt niet meer dan 30 m2.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Aan huis verbonden beroep

Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen geldt het bepaalde in artikel 34, lid 34.2.

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. horeca in de categoriëen 1, 2 en 3;
  • e. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. (ontsluitings)wegen en paden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen, water, terreinen en erven;
  • l. luifels;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het maximum aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. Indien deze aanduiding ontbreekt mag het bouwvlak volledig bebouwd worden;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • e. elk woongebouw en elke woning is toegankelijk vanaf openbaar toegankelijk gebied.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak of op het achtererfgebied;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 1 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • g. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (uitgezonderd overkappingen) bedraagt:
Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte  
tot 300 m2   60 m2  
van 300 m2 tot 500 m2   80 m2  
van 500 m2 tot 750 m2   90 m2  
van 750 m2 tot 1.000 m2   100 m2  
van 1.000 m2 en meer   150 m2  

Met dien verstande dat het achtererf voor maximaal 50% bebouwd mag worden.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of direct gelegen aan een watergang maximaal 1 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
7.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 5 m;
  • c. de oppervlakte van een overkapping bedraagt niet meer dan 30 m2.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. seksinrichtingen.
7.3.2 Aan huis verbonden beroepen

Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen geldt het bepaalde in artikel 34, lid 34.2.

7.4 Parkeren
  • a. Bij het bouwen op grond van de bestemming 'Gemengd - 2' dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de volgende parkeernormen worden gehanteerd:
    • 1. voor dure woningen: 1,8 parkeerplaatsen per woning;
    • 2. voor middeldure woningen: 1,8 parkeerplaatsen per woning;
    • 3. voor goedkope woningen: 1,5 parkeerplaatsen per woning;
    • 4. voor horeca: 8,5 parkeerplaatsen per 100 m2 brutovloeroppervlak;
    • 5. voor detailhandel: 3,8 parkeerplaatsen per 100 m2 brutovloeroppervlak;
  • b. Indien twee of meer functies van dezelfde parkeervoorziening gebruik kunnen maken dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheidspercentages in tabel 8.1

Tabel 8.1

Functie   Werkdag   Avond   Koopavond   Nacht   Zaterdag  
Woningen   60%   100%   90%   100%   60%  
Horeca   40%   90%   90%   40%   100%  
Winkels   70%   20%   70%   0%   100%  
  • c. Van het bepaalde onder a en b kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. wegen en paden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. verhardingen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. objecten van beeldende kunst;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': tevens voor volkstuinen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': tevens voor een gemaal;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. extensieve dagrecreatie;
  • k. waterlopen en waterpartijen;
  • l. ligplaatsen voor pleziervaartuigen;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. evenementen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - solitaire bebouwing' (veld)schuren, kweekkassen en schuilgelegenheden worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
    • 3. de bestaande oppervlakte aan bebouwing niet mag worden vergroot;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' kweekkassen/-bakken en gereedsschapskisten, schuurtjes en hobbykassen worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • de oppervlakte ten hoogste 6 m2 per afzonderlijke volkstuin bedraagt;
      • de bouwhoogte ten hoogste 2,5 m bedraagt.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing';
  • b. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 12 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c zijn aanlegsteigers voor pleziervaartuigen toegestaan, mits:
    • 1. de maximum lengte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de maximum breedte van niet meer mag bedragen dan 1,2 m;
    • 3. de maximum hoogte van de steiger bedraagt 0,5 m;
    • 4. de steiger evenwijdig aan de oever wordt gebouwd.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van ecologische waarden nadere eisen stellen aan de hoogte, de situering en de toepassing van lantarenpalen en lichtarmaturen alsmede begrepen het type lantarenpalen of armaturen.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van solitaire bebouwing voor permanente bewoning of als recreatief nachtverblijf.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca in de categoriëen 1, 2 en 3;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4': tevens voor horeca in categorie 4 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. (ontsluitings)wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, water, terreinen en erven;
  • j. luifels;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak of op het achtererfgebied;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 1 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • g. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (uitgezonderd overkappingen) bedraagt:
Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte  
tot 300 m2   60 m2  
van 300 m2 tot 500 m2   80 m2  
van 500 m2 tot 750 m2   90 m2  
van 750 m2 tot 1.000 m2   100 m2  
van 1.000 m2 en meer   150 m2  

Met dien verstande dat het achtererf voor maximaal 50% bebouwd mag worden.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of direct gelegen aan een watergang maximaal 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
9.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m;
  • c. de oppervlakte van een overkapping bedraagt niet meer dan 30 m2.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.

9.3.2 Aan huis verbonden beroep

Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen geldt het bepaalde in artikel 34, lid 34.2.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend voor een begraafplaats;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'religie': uitsluitend voor levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - pastorie': tevens voor een pastorie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - klokkentoren': tevens voor een klokkentoren;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. (ontsluitings)wegen en paden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen, water, terreinen en erven;
  • l. luifels;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken geldt dat deze buiten het bouwvlak mogen worden opgericht, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte per vrijstaand bijbehorende bouwwerk niet meer dan 20 m2 mag bedragen; indien de huidige oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken meer dan 20 m2 bedraagt, geldt de bestaande oppervlakte als maximum;
  • b. de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • c. per bestemmingsvlak niet meer dan 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - klokkentoren' mag een klokkentoren worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 25 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
10.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m;
  • c. de oppervlakte van een overkapping bedraagt niet meer dan 30 m2.

Artikel 11 Recreatie - Verblijfsrecreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve onderkomens in categorie 2 en 3;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. (ontsluitings)wegen en paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, water, terreinen en erven;
  • h. luifels;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Standplaatsen voor stacaravans

Voor standplaatsen voor stacaravans gelden de volgende bepalingen:

  • a. standplaatsen voor stacaravans zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  • b. het aantal standplaatsen voor stacaravans mag niet meer dan 64 bedragen;
  • c. de maximum oppervlakte per stacaravan mag niet meer dan 45 m2 bedragen;
  • d. de maximum goot- en bouwhoogte van een stacaravan mag niet meer dan respectievelijk 3,5 en 4 m bedragen;
  • e. per stacaravan mogen bijbehorende bergruimten worden gebouwd tot een oppervlakte van ten hoogste 4 m2 en een hoogte van maximaal 2,5 m.
11.2.2 Recreatiewoningen

Voor recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. recreatiewoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • b. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan 36 m2;
  • d. de maximum goot- en bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan respectievelijk 3,5 en 4 m bedragen;
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik van stacaravans of andere verblijfsrecreatieve onderkomens voor permanente bewoning.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. insteekhavens;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
12.2.3 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen geldt de volgende bepaling:

  • a. op deze gronden mogen geen overkappingen worden gebouwd.
12.2.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 sub a ten einde aangebouwde bijbeborende bouwwerken (erkers) bij de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen toe te staan onder voorwaarde dat:

  • a. de voorgevelbouwgrens van het hoofdgebouw met maximaal 1 meter mag worden overschreden;
  • b. de breedte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 2/3 van de breedte van de voorgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie of verblijfsfunctie;
  • b. tuinen ten behoeve van aangrenzende percelen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - voetbalkooi': tevens een voetbalkooi;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - muziekkoepel': tevens een muziekkoepel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': tevens nutsvoorzieningen;

alsmede voor:

  • f. voet- en rijwielpaden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. straatmeubilair;
  • j. objecten van beeldende kunst;
  • k. oeververbindingen (bruggen);
  • l. in- en uitritten;

met daaraan ondergeschikt:

  • m. groenvoorzieningen
  • n. waterlopen en waterpartijen;
  • o. evenementen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen nutsvoorzieningen worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' een overbouwing worden gebouwd ten behoeve van de aangrenzende bestemming, met dien verstande dat:
    • 1. vanaf maaiveld gemeten minimaal de eerste 4,2 m vrijgehouden wordt van bebouwing;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de maximale bouwhoogte van de direct aangrenzende bestemming;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatsen van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel' een luifel worden gebouwd ten behoeve van de aangrenzende bestemming.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. het bepaalde onder sub c is niet van toepassing op kunstwerken.
13.2.3 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen geldt de volgende bepaling:

  • a. op deze gronden mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - muziekkoepel' een overkapping ten behoeve van een muziekkoepel toegestaan, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van ecologische waarden nadere eisen stellen aan de hoogte, de situering en de toepassing van lantarenpalen en lichtarmaturen alsmede begrepen het type lantarenpalen of armaturen.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. oevers en oeververbindingen;
  • e. steigers;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'sluis': tevens een sluis;

alsmede voor:

  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. infiltratievoorzieningen;
  • j. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mogen uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers en bruggen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen;
14.2.3 Steigers

Voor de bouw van steigers binnen de bestemming 'Water' gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal steigers per (bedrijfs)woning of verblijfsrecreatief onderkomen mag niet meer bedragen dan 1;
  • b. de maximum breedte van de steiger bedraagt 1,2 m;
  • c. de maximum lengte van de steiger bedraagt 7,0 m;
  • d. de maximum hoogte van de steiger bedraagt 0,5 m;
  • e. de steiger mag niet meer dan 5,0 m vanaf de oeverlijn het water insteken;
  • f. de doorvaarbaarheid mag niet in het geding zijn.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van ecologische waarden nadere eisen stellen aan:

  • a. de hoogte, de situering en de toepassing van lantarenpalen en lichtarmaturen alsmede begrepen het type lantarenpalen of armaturen;
  • b. de hoogte van kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Maatvoering steigers

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 14.2.3, ten behoeve van een andere maatvoering voor steigers, met inachtneming van het volgende:

  • a. de maximum lengte mag vergroot worden tot 15 m;
  • b. de maximum breedte mag vergroot worden tot 2 m;
  • c. de steiger mag geen afbreuk doen aan de bestaande landschaps- en natuurwaarden;
  • d. de doorvaarbaarheid mag niet in het geding zijn.
14.4.2 Openbare recreatieve voorziening

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van de aanleg van een openbare recreatieve voorziening in de vorm van een steiger, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van water - recreatieve voorziening', met dien verstande dat:

  • a. de steiger aansluit op de bestemming 'Verkeer';
  • b. de steiger voorziet in maximaal 30 aanlegplaatsen;
  • c. de bouwhoogte van een steiger mag niet meer bedragen dan de hoogte van het aangrenzende peil van het maaiveld met een maximum van 0,9 meter gemeten ten opzichte van het gemiddelde waterpeil.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het normale onderhoud en/of het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het normale onderhoud en/of het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het al dan niet langdurig aanleggen van een boot op een dusdanige wijze dat daarmee de doorvaart wordt gehinderd.
14.5.2 Steigers
  • a. Een steiger mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van het gebruik op de aangrenzende gronden;
  • b. Het afmeren/aanleggen van (plezier)vaartuigen bij wijze van opslag langer dan 1 week is niet toegestaan, met uitzondering van maximaal 2 vaartuigen per (bedrijfs)woning of verblijfsrecreatief onderkomen aangrenzend aan het betreffende perceel.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  • b. insteekhavens;
  • c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - hellingbaan': tevens een hellingbaan ten behoeve van de uit- en inrit van de (ondergrondse) parkeergarage;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': tevens nutsvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend voor garageboxen en bergingen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens voor een praktijkruimte;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor bestaande detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': tevens voor een bed & breakfast;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor op de begane grond;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2': tevens voor een bedrijf in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met daarbij behorende:

  • k. tuinen en erven;
  • l. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • m. wegen, paden en bermen;
  • n. waterlopen en waterpartijen;
  • o. groenvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - onderbouwing' beneden peil gebouwd worden;
  • c. indien geen aanduiding is opgenomen mogen uitsluitend rijwoningen worden gebouwd;
  • d. voor zover is aangegeven mogen uitsluitend de woningtypen worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', voor vrijstaande woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand en twee aaneen' voor vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', voor gestapelde woningen;
  • e. het bestaande aantal woningen ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd. Voor zover in de bestaande situatie nog geen woningen aanwezig zijn, mag het aantal woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij twee-aaneen gebouwde en geschakelde woningen 3 m aan één zijde, dit met in achtname van het bepaalde in lid 30.5;
    • 2. bij vrijstaande woningen 3 m, dit met in achtname van het bepaalde in lid 30.5;
  • g. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
  • h. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • i. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • j. in afwijking van het bepaalde onder g. en h. mag de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - verhoogde gevel' niet meer dan 12 m bedragen.
15.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak of in het achtererfgebied;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan 1 m, dan betreft de bestaande afstand de minimale afstand achter de voorgevellijn;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e en f is ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een vrijstaand bijbehorend bouwwerk toegestaan met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 8 m;
  • h. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (uitgezonderd overkappingen) bedraagt:
Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte  
tot 300 m2   60 m2  
van 300 m2 tot 500 m2   80 m2  
van 500 m2 tot 750 m2   90 m2  
van 750 m2 tot 1.000 m2   100 m2  
van 1.000 m2 en meer   150 m2  

Met dien verstande dat het achtererf voor maximaal 50% bebouwd mag worden.

  • i. indien de bestaande oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken de maximale gezamelijke oppervlakte als genoemd onder h overschrijdt, geldt de bestaande oppervlakte als maximum.
15.2.3 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale hoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m2 bedragen.
15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of direct grenzend aan de bestemming 'Water' maximaal 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
15.2.5 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt;
  • c. per bouwperceel is niet meer dan 1 overkapping toegestaan.
15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. seksinrichtingen.
15.3.2 Aan huis verbonden beroepen

Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen geldt het bepaalde in artikel 34, lid 34.2.

15.3.3 Parkeren

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeren op eigen terrein' dienen ten minste 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein te worden gerealiseerd en in stand gehouden.

15.3.4 Voorwaardelijke verplichting

De gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' mogen uitsluitend worden gebruikt indien:

  • a. minimaal 30% van de woningen als sociale woning wordt gerealiseerd; en/of,
  • b. als gevolg van lid a. een verplichting bestaat tot het realiseren van minder dan een hele woning deze verplichting door een afdracht in het gemeentelijke vereveningsfonds kan worden afgekocht;
  • c. voorzien is in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de volgende parkeernormen worden gehanteerd:
    • 1. voor sociale woningen: 1,4 parkeerplaatsen per woning;
    • 2. voor overige woningen: 1,6 parkeerplaatsen per woning.

Artikel 16 Wonen - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;

met de daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. (ontsluitings-)wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;
  • f. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, water, terreinen en erven;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tevens te verstaan zijn bouwwerken ten dienste van de oeverbescherming en bijbehorende voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het maximum aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • e. elke woning dient direct bereikbaar te zijn vanuit openbaar toegankelijk gebied;
  • f. elke woning dient een zodanige karakteristieke gevelwering te bezitten, dat aan het maximum binnenniveau, zoals genoemd in het bouwbesluit, wordt voldaan.
16.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw voor de voorgevel'
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,5 m;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw minus 3 m, waarbij de bouwhoogte minimaal 3 m moet bedragen;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (uitgezonderd overkappingen) bedraagt:
Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte  
tot 300 m2   60 m2  
van 300 m2 tot 500 m2   80 m2  
van 500 m2 tot 750 m2   90 m2  
van 750 m2 tot 1.000 m2   100 m2  
van 1.000 m2 en meer   150 m2  

Met dien verstande dat het achtererf voor maximaal 50% bebouwd mag worden.

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn of direct grenzend aan de bestemming 'Water' maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
16.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt;
  • c. per bouwperceel is niet meer dan 1 overkapping toegestaan.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van ecologische waarden nadere eisen stellen aan:

  • a. de hoogte, de situering en de toepassing van lantarenpalen en lichtarmaturen alsmede begrepen het type lantarenpalen of armaturen.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. seksinrichtingen.
16.4.2 Aan huis verbonden beroep

Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen geldt het bepaalde in artikel 34, lid 34.2.

16.4.3 Parkeren

Parkeren dient geheel op eigen terrein plaats te vinden.

16.4.4 Ontsluiting

Het plangebied moet ontsloten worden via de langzaamverkeersroute c.q. calamiteitenroute aan de noordzijde van het perceel die naar het Noordeinde loopt.

Artikel 17 Woongebied - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;

met de daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. (ontsluitings-)wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;
  • f. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, water, terreinen en erven;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het maximum aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', indien geen bebouwingspercentage is opgenomen mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  • e. binnen de bestemming mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ook gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
  • f. bestaande hoofdgebouwen mogen niet worden gewijzigd;
  • g. elke woning dient direct bereikbaar te zijn vanuit openbaar toegankelijk gebied.
17.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak of in het achtererfgebied;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • g. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (uitgezonderd overkappingen) bedraagt:
Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte  
tot 300 m2   60 m2  
van 300 m2 tot 500 m2   80 m2  
van 500 m2 tot 750 m2   90 m2  
van 750 m2 tot 1.000 m2   100 m2  
van 1.000 m2 en meer   150 m2  

Met dien verstande dat het achtererf voor maximaal 50% bebouwd mag worden.

17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
17.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt;
  • c. per bouwperceel is niet meer dan 1 overkapping toegestaan.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van ecologische waarden nadere eisen stellen aan de hoogte, de situering en de toepassing van lantarenpalen en lichtarmaturen alsmede begrepen het type lantarenpalen of armaturen.

17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. seksinrichtingen.
17.4.2 Aan huis verbonden beroep

Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen geldt het bepaalde in artikel 34, lid 34.2.

17.4.3 Parkeren
  • a. Bij het bouwen op grond van de bestemming 'Woongebied - 1' dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de volgende parkeernormen worden gehanteerd:
    • 1. voor dure woningen: 1,8 parkeerplaatsen per woning;
    • 2. voor middeldure woningen: 1,8 parkeerplaatsen per woning;
    • 3. voor goedkope woningen: 1,5 parkeerplaatsen per woning;
  • b. Indien twee of meer functies van dezelfde parkeervoorziening gebruik kunnen maken dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheidspercentages in tabel 18.1

Tabel 18.1

Functie   Werkdag   Avond   Koopavond   Nacht   Zaterdag  
Woningen   60%   100%   90%   100%   60%  
Horeca   40%   90%   90%   40%   100%  
Winkels   70%   20%   70%   0%   100%  
  • c. Van het bepaalde onder a en b kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 18 Woongebied - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;

met de daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. (ontsluitings-)wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;
  • f. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, water, terreinen en erven;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het maximum aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat het totale aantal woningen niet meer dan 30 woningen per hectare mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', indien geen bebouwingspercentage is opgenomen mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  • e. binnen de bestemming mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd;
  • f. bestaande hoofdgebouwen mogen niet worden gewijzigd.
18.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak of in het achtererfgebied;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • g. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (uitgezonderd overkappingen) bedraagt:
Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte  
tot 300 m2   60 m2  
van 300 m2 tot 500 m2   80 m2  
van 500 m2 tot 750 m2   90 m2  
van 750 m2 tot 1.000 m2   100 m2  
van 1.000 m2 en meer   150 m2  

Met dien verstande dat het achtererf voor maximaal 50% bebouwd mag worden.

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
18.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt;
  • c. per bouwperceel is niet meer dan 1 overkapping toegestaan.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van ecologische waarden nadere eisen stellen aan de hoogte, de situering en de toepassing van lantarenpalen en lichtarmaturen alsmede begrepen het type lantarenpalen of armaturen.

18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. seksinrichtingen.
18.4.2 Aan huis verbonden beroep

Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen geldt het bepaalde in artikel 34, lid 34.2.

18.4.3 Parkeren
  • a. Bij het bouwen op grond van de bestemming 'Woongebied - 2' dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de volgende parkeernorm wordt gehanteerd:
    • 1. voor woningen: 1,8 parkeerplaatsen per woning;

Artikel 19 Woongebied - 3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;

met de daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. (ontsluitings-)wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;
  • f. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, water, terreinen en erven;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het maximum aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat het totaal aantal woningen binnen de bestemming niet meer dan 27 woningen/ ha mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', indien geen bebouwingspercentage is opgenomen mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  • e. binnen de bestemming mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ook gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
  • f. bestaande hoofdgebouwen mogen niet worden gewijzigd;
  • g. elke woning dient direct bereikbaar te zijn vanuit openbaar toegankelijk gebied.
19.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak of in het achtererfgebied;
  • b. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • g. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (uitgezonderd overkappingen) bedraagt:
Totale oppervlakte per bouwperceel   Maximale gezamenlijke oppervlakte  
tot 300 m2   60 m2  
van 300 m2 tot 500 m2   80 m2  
van 500 m2 tot 750 m2   90 m2  
van 750 m2 tot 1.000 m2   100 m2  
van 1.000 m2 en meer   150 m2  

Met dien verstande dat het achtererf voor maximaal 50% bebouwd mag worden.

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
19.2.4 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen, achter de voorgevellijn, binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m2 bedraagt;
  • c. per bouwperceel is niet meer dan 1 overkapping toegestaan.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van ecologische waarden nadere eisen stellen aan de hoogte, de situering en de toepassing van lantarenpalen en lichtarmaturen alsmede begrepen het type lantarenpalen of armaturen.

19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. seksinrichtingen.
19.4.2 Aan huis verbonden beroep

Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen geldt het bepaalde in artikel 34, lid 34.2.

19.4.3 Parkeren
  • a. Bij het bouwen op grond van de bestemming 'Woongebied - 3' dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de volgende parkeernorm wordt gehanteerd:
    • 1. voor woningen: 1,8 parkeerplaatsen per woning;

Artikel 20 Wonen - Uit te werken 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;

met de daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. (ontsluitings-)wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. voorzieningen van openbaar nut;
  • g. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen, water, terreinen en erven;
20.2 Bouwregels
20.2.1 Bouwverbod

Ten aanzien van de in lid 20.1 bedoelde gronden geldt dat het bouwen van bouwwerken uitsluitend is toegestaan overeenkomstig een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat in werking is getreden.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.1 zolang de uitwerking nog niet in werking is getreden onder de voorwaarde dat het bouwplan past binnen het ontwerp, dan wel een door een burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan of stedenbouwkundig plan.

20.4 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders moeten de in lid 20.1 bedoelde bestemming uitwerken overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de uitwerking van de bestemming moet passen in een door burgemeester en wethouders vastgesteld stedenbouwkundig plan en/of beeldkwaliteitplan;
  • b. binnen de bestemming zijn vrijstaande, (twee-)aaneengebouwde en gestapelde woningen toegestaan;
  • c. binnen de bestemming zijn tevens bijzondere woonvormen toegestaan. Hieronder worden verstaan woon-werkwoningen, zorgwoningen, drijvende woningen en woonboten;
  • d. bij de uitwerking worden de gronden binnen de bestemming tevens voorzien van een maximum bouwhoogte;
  • e. grondgebonden woningen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met kap of drie bouwlagen zonder kap (plat afgedekt);
  • f. gestapelde woningen worden gebouwd in maximaal vier bouwlagen;
  • g. de woningdichtheid mag niet meer bedragen dan 27 woningen per hectare;
  • h. er wordt voorzien in langzaamverkeersverbindingen naar Westeinde en het winkelcentrum;
  • i. de bestaande kavelstructuur, het slotenpatroon en de bestaande lintbebouwing wordt zoveel mogelijk gehandhaafd;
  • j. de maat en schaal van de bebouwing dient aan te sluiten bij de bestaande omgeving;
  • k. voorafgaand aan de uitwerking dient te worden aangetoond dat de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen de 48 dB niet overschrijdt, dan wel een hogere waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder is vastgesteld;
  • l. bij de uitwerking en realisatie van de bestemming dient voorkomen te worden dat aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden worden verstoord;
  • m. bij de uitwerking en realisatie van de bestemming dient aangetoond te worden dat er geen ecologische en/of natuurwaarden worden geschaad en dient - indien nodig - een ontheffing te worden aangevraagd;
  • n. de bodemkwaliteit van de gronden moet geschikt zijn voor de bij de uitwerking van het plan toegelaten doeleinden;
  • o. bij de uitwerking dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de volgende parkeernorm wordt gehanteerd:
    • 1. voor woningen: 1,8 parkeerplaatsen per woning;
  • p. bij de uitwerking wordt voorzien in voldoende waterberging;
  • q. de bestaande waterkering wordt gehandhaafd;
  • r. bij de uitwerking wordt aangetoond dat er geen milieubelemmeringen aanwezig zijn.

Artikel 21 Wonen - Uit te werken 2

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. recreatieve voorzieningen;
  • d. watersport voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': tevens voor een gemaal;

met de daaraan ondergeschikt:

  • f. parkeervoorzieningen, mede ten behoeve van de jachthaven;
  • g. (ontsluitings-)wegen en paden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. voorzieningen van openbaar nut;
  • j. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen, water, terreinen en erven.
21.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 21.1 bedoelde gronden geldt dat het bouwen van bouwwerken uitsluitend is toegestaan overeenkomstig een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat in werking is getreden.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.1 zolang de uitwerking nog niet in werking is getreden onder de voorwaarde dat het bouwplan past binnen het ontwerp, dan wel een door een burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan of stedenbouwkundig plan.

21.4 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders moeten de in lid 21.1 bedoelde bestemming uitwerken overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de uitwerking van de bestemming moet passen in een door burgemeester en wethouders vastgesteld stedenbouwkundig plan en/of beeldkwaliteitplan;
  • b. binnen de bestemming zijn vrijstaande, (twee-)aaneengebouwde en gestapelde woningen toegestaan;
  • c. binnen de bestemming zijn tevens bijzondere woonvormen toegestaan. Hieronder worden verstaan woon-werkwoningen, zorgwoningen, drijvende woningen en woonboten.
  • d. bij de uitwerking worden de gronden binnen de bestemming tevens voorzien van een maximum bouwhoogte;
  • e. grondgebonden woningen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met kap of drie bouwlagen zonder kap (plat afgedekt);
  • f. de woningdichtheid mag niet meer bedragen dan 11 woningen per hectare;
  • g. er wordt voorzien in langzaamverkeersverbindingen naar het Braassemermeer;
  • h. de bestaande kavelstructuur, het slotenpatroon en de bestaande lintbebouwing wordt zoveel mogelijk gehandhaafd;
  • i. de maat en schaal van de bebouwing dient aan te sluiten bij de bestaande omgeving;
  • j. voorafgaand aan de uitwerking dient te worden aangetoond dat de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen de 48 dB niet overschrijdt, dan wel een hogere waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder is vastgesteld;
  • k. bij de uitwerking en realisatie van de bestemming dient voorkomen te worden dat aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden worden verstoord;
  • l. bij de uitwerking en realisatie van de bestemming dient aangetoond te worden dat er geen ecologische en/of natuurwaarden worden geschaad en dient - indien nodig - een ontheffing te worden aangevraagd;
  • m. de bodemkwaliteit van de gronden moet geschikt zijn voor de bij de uitwerking van het plan toegelaten doeleinden;
  • n. bij de uitwerking dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de volgende parkeernorm wordt gehanteerd:
    • 1. voor woningen: 1,8 parkeerplaatsen per woning;
  • o. bij de uitwerking wordt voorzien in voldoende waterberging;
  • p. de bestaande waterkering wordt gehandhaafd;
  • q. bij de uitwerking wordt aangetoond dat er geen milieubelemmeringen aanwezig zijn.

Artikel 22 Wonen - Uit te werken 3

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';

met de daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. (ontsluitings-)wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;
  • f. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, water, terreinen en erven;
22.2 Bouwregels
22.2.1 Bouwverbod

Ten aanzien van de in lid 22.1 bedoelde gronden geldt dat het bouwen van bouwwerken uitsluitend is toegestaan overeenkomstig een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat in werking is getreden.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.1 zolang de uitwerking nog niet in werking is getreden onder de voorwaarde dat het bouwplan past binnen het ontwerp, dan wel een door een burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan of stedenbouwkundig plan.

22.4 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders moeten de in lid 21.1 bedoelde bestemming uitwerken overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de uitwerking van de bestemming moet passen in een door burgemeester en wethouders vastgesteld stedenbouwkundig plan en/of beeldkwaliteitplan;
  • b. binnen de bestemming zijn vrijstaande, (twee-)aaneengebouwde en gestapelde woningen toegestaan;
  • c. binnen de bestemming zijn tevens bijzondere woonvormen toegestaan. Hieronder worden verstaan woon-werkwoningen, zorgwoningen, drijvende woningen en woonboten.
  • d. bij de uitwerking worden de gronden binnen de bestemming tevens voorzien van een maximum bouwhoogte;
  • e. grondgebonden woningen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met kap of drie bouwlagen zonder kap (plat afgedekt);
  • f. gestapelde woningen worden gebouwd in maximaal vier bouwlagen;
  • g. de woningdichtheid mag niet meer bedragen dan 30 woningen per hectare;
  • h. de bestaande kavelstructuur, het slotenpatroon en de bestaande lintbebouwing wordt zoveel mogelijk gehandhaafd;
  • i. de maat en schaal van de bebouwing dient aan te sluiten bij de bestaande omgeving;
  • j. voorafgaand aan de uitwerking dient te worden aangetoond dat de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen de 48 dB niet overschrijdt, dan wel een hogere waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder is vastgesteld;
  • k. bij de uitwerking en realisatie van de bestemming dient voorkomen te worden dat aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden worden verstoord;
  • l. bij de uitwerking en realisatie van de bestemming dient aangetoond te worden dat er geen ecologische en/of natuurwaarden worden geschaad en dient - indien nodig - een ontheffing te worden aangevraagd;
  • m. de bodemkwaliteit van de gronden moet geschikt zijn voor de bij de uitwerking van het plan toegelaten doeleinden;
  • n. bij de uitwerking dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de volgende parkeernorm wordt gehanteerd:
    • 1. voor woningen: 1,8 parkeerplaatsen per woning;
  • o. bij de uitwerking wordt voorzien in voldoende waterberging;
  • p. de bestaande waterkering wordt gehandhaafd;
  • q. bij de uitwerking wordt aangetoond dat er geen milieubelemmeringen aanwezig zijn.

Artikel 23 Wonen - Uit te werken 4

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. sportvoorzieningen;

met de daaraan ondergeschikt:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. (ontsluitings-)wegen en paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. voorzieningen van openbaar nut;
  • h. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, water, terreinen en erven.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Bouwverbod

Ten aanzien van de in lid 23.1 bedoelde gronden geldt dat het bouwen van bouwwerken uitsluitend is toegestaan overeenkomstig een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat in werking is getreden.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.1 zolang de uitwerking nog niet in werking is getreden onder de voorwaarde dat het bouwplan past binnen het ontwerp, dan wel een door een burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan of stedenbouwkundig plan.

23.4 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders moeten de in lid 23.1 bedoelde bestemming uitwerken overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de uitwerking van de bestemming moet passen in een door burgemeester en wethouders vastgesteld stedenbouwkundig plan en/of beeldkwaliteitplan;
  • b. binnen de bestemming zijn vrijstaande en (twee-)aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • c. de maximum goothoogte bedraagt 13 m;
  • d. bij de uitwerking worden de gronden binnen de bestemming tevens voorzien van een maximum bouwhoogte;
  • e. woningen worden gebouwd in maximaal twee bouwlagen met kap;
  • f. de woningdichtheid mag niet meer bedragen dan 30 woningen per hectare;
  • g. de bestaande kavelstructuur, het slotenpatroon en de bestaande lintbebouwing wordt zoveel mogelijk gehandhaafd;
  • h. de maat en schaal van de bebouwing dient aan te sluiten bij de bestaande omgeving;
  • i. voorafgaand aan de uitwerking dient te worden aangetoond dat de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen de 48 dB niet overschrijdt, dan wel een hogere waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder is vastgesteld;
  • j. bij de uitwerking en realisatie van de bestemming dient voorkomen te worden dat aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden worden verstoord;
  • k. bij de uitwerking en realisatie van de bestemming dient aangetoond te worden dat er geen ecologische en/of natuurwaarden worden geschaad en dient - indien nodig - een ontheffing te worden aangevraagd;
  • l. de bodemkwaliteit van de gronden moet geschikt zijn voor de bij de uitwerking van het plan toegelaten doeleinden;
  • m. bij de uitwerking dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de volgende parkeernorm wordt gehanteerd:
    • 1. voor woningen: 1,8 parkeerplaatsen per woning;
  • n. bij de uitwerking wordt voorzien in voldoende waterberging;
  • o. bij de uitwerking wordt aangetoond dat er geen milieubelemmeringen aanwezig zijn.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwplan met een oppervlakte van ten hoogste 150 m2;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
24.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 24.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 24.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 150 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
24.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 24.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 3

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwplan met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
25.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 25.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 25.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
25.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 26 Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied

26.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding aangewezen voor 'Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied' zijn mede bestemd voor doeleinden ter vaststelling van de archeologische waarde door middel van een archeologisch vooronderzoek en ter bescherming en veiligstelling van de potentiële archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

Op de in lid 26.1 bedoelde gronden is het verboden bouwwerken te bouwen met een oppervlak van meer dan 100 m2.

26.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 26.2 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor afwijking wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische resten;
  • b. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor afwijking wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologische resten, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 26.2 indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. de verplichting tot de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De afwijking wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. Alvorens af te kunnen wijken vragen burgemeester en wethouders de gemeentelijke monumentencommissie om advies.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de als 'Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) binnen de bestemming de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van de bodem;
    • 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen, of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding meer dan 100 m2 bedraagt;
    • 3. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 5. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het dan van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 6. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 7. het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 8. het scheuren van grasland over en grotere oppervlakte dan 100 m2;
    • 9. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,3 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. Het onder sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/ of werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
    • 3. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of afwijking mogen worden uitgevoerd.
  • c. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de onder sub a genoemde werken en werkzaamheden, danwel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische resten;
  • d. Voor zover de onder sub a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de oprichting van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • e. De omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • f. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend als bedoeld onder sub a vragen burgemeester en wethouders de provinciaal archeoloog om advies.
26.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk als bedoeld in lid 26.1;
  • b. Aan een omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a kunnen burgemeester en wethouders de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,3 m boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige;
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder sub a.

Artikel 27 Waterstaat - Waterkering

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Dubbelbestemming

Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 27.1 bedoeld, geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

27.2.2 Primaire bestemming

Voor het bouwen op deze gronden ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouw, indien:

  • d. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken;
  • e. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Nadere eisen

Ter beoordeling van de afwijking, bedoeld in lid 27.4, dient de aanvrager een schriftelijk advies van het hoogheemraadschap aan te leveren.

27.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van het bepaalde in:

  • a. lid 27.2.1 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijn, die noodzakelijk zijn in het kader van waterstaatsbelang;
  • b. lid 27.2.2 indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.5.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 27.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren;
  • b. het dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginning of draineren;
  • e. de aanleg van oeverbeschoeiingen.
27.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.5.1 is niet vereist voor;

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
27.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 27.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwantitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen niet wordt geschaad.

27.5.4 Nadere eisen

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid, bedoeld in lid 27.5.3, dient de aanvrager een schriftelijk advies van het hoogheemraadschap aan te leveren.

Artikel 28 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, het beheer en de bescherming van (natuur)waarden in de vorm van:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. waterkering met laag risiconiveau;
  • e. taluds, oevers en onderhoudsstroken;
  • f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Dubbelbestemming

Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 28.1 bedoeld, geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

28.2.2 Primaire bestemming

Voor het bouwen op deze gronden ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouw, indien:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken;
  • b. de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3 Nadere eisen

Ter beoordeling van de afwijking, bedoeld in lid 28.4, dient de aanvrager een schriftelijk advies van het hoogheemraadschap aan te leveren.

28.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van het bepaalde in:

  • a. lid 28.2.1 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijn, die noodzakelijk zijn in het kader van waterstaatsbelang;
  • b. lid 28.2.2 indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.5.1 Verboden uitvoering van andere werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 15.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren;
  • b. het dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginning of draineren;
  • e. de aanleg van oeverbeschoeiingen.
28.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.5.1 is niet vereist voor;

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. werken en werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
28.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 28.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwantitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen niet wordt geschaad.

28.5.4 Advies

Een verzoek om een omgevingsvergunning wordt ter toetsing voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland omtrent de vraag of in voldoende mate is aangetoond dat de betrokken belangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 29 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 30 Algemene bouwregels

30.1 Algemeen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

30.2 Ondergronds bouwen
  • a. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
    • 1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m2;
    • 3. in aanvulling op het bepaalde sub a onder 1 en 2 is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
      • het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 m van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
      • het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als bedoeld in artikel 4 Bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) in acht wordt genomen;
      • het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
      • per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
    • 4. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4,0 m onder peil;
    • 5. bij het berekenen van de blijkens de deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
  • b. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2 sub a onder 4 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat:
    • 1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
30.3 Dakkapellen

Dakkapellen op een woning zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
  • b. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1,0 m boven de dakvoet;
  • c. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
  • d. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak.
30.4 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.

30.5 Bestaande afstanden en maten
  • a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
30.6 Parkeren
  • a. Voor zover in hoofdstuk 2 geen specifieke parkeernormen zijn opgenomen, dient bij het wijzigen van het bestaande gebruik en/of het bouwen op grond van de regels in hoofdstuk 2, voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen 2018', die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen, of de rechtsopvolger(s) daarvan.
  • b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 31 Algemene aanduidingsregels

31.1 vrijwaringszone - gasdrukmeet - en regelstation 1

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - gasdrukmeet - en regelstation 1' mogen behoudens de bestaande (beperkt) kwetsbare objecten geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare bestemmingen worden gebouwd.

31.2 vrijwaringszone - gasdrukmeet - en regelstation 2

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - gasdrukmeet - en regelstation 2' mogen behoudens de bestaande (beperkt) kwetsbare objecten geen nieuwe kwetsbare bestemmingen worden gebouwd.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

32.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, kunstobjecten, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje maximaal 50 m2 bedraagt en een maximale hoogte van 3 m heeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 m. Wat betreft zend- en ontvang- en/of sirenemasten gelden nog de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom uitsluitend op bedrijventerreinen en sportparken.
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen (minimale hoogte 14 m); bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met een door B&W aan te wijzen deskundige/commissie inzake monumenten of inzake beschermd dorpsgezicht;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
32.2 Openbaar recreatieve voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in hoofdstuk 2, ten behoeve van de realisatie van openbare recreatieve voorzieningen, zoals vis-, zwem- of aanlegsteigers, picknickplaatsen, speelvoorzieningen, informatiepanelen, fietsenrekken en soortgelijke bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de voorzieningen mogen geen afbreuk doen aan de bestaande landschaps- en natuurwaarden;
  • b. de voorzieningen mogen geen onevenredig grote verkeersaantrekkende werking hebben en er mag geen verslechtering optreden in de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • c. de voorzieningen dienen openbaar toegankelijk te zijn.
32.3 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in hoofdstuk 2, ten behoeve van de realisatie van een bed & breakfast binnen bestaande bebouwing met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van - bij elkaar geteld - de woning en de bijgebouwen, tot ten hoogste 60 m2, mag worden gebruikt voor een bed & breakfast;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd, waarbij voldaan moet worden aan het bepaalde in lid 30.6;
  • d. geen ovenredige toename van de verkeersbewegingen optreedt, naar oordeel van een door het B&W daartoe aangewezen deskundige;
  • e. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. voor de activiteit is geen omgevingsvergunning milieu benodigd;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan belangen van direct omwonenden
  • h. de bed & breakfast door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag (kunnen) functioneren als een zelfstandige woning.

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

33.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.

De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot.

33.2 Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming 'Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied'

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming 'Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 34 Specifieke gebruiksregels

34.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. permanente bewoning van verblijfsrecreatieve onderkomens;
  • e. zelfstandig gebruik van een bijbehorend bouwwerk als woning of als een verblijfsrecreatief onderkomen;
  • f. inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • g. bewoning van hoofdgebouwen ten behoeve van meer woningen dan op grond van de bouwregels is toegestaan.
34.2 Aan huis verbonden beroep

Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m2 wordt gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
  • b. degene die het aan-huis-verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. door degene die het aan-huis-verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • d. voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • e. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden.
34.3 Afwijken van de algemene gebruiksregels
34.3.1 Aan huis verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.2 voor het gebruik van ruimten binnen de woning en op het erf voor een aan huis verbonden bedrijf, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van - bij elkaar geteld - de woning en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m2, mag worden gebruikt voor het aan- huis-verbonden bedrijf;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd;
  • d. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. voor de activiteit is geen omgevingsvergunning milieu benodigd;
  • f. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit in verband met de aan-huis-verbonden activiteit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuw of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 35.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 35.1 sub a onder 1 van dit artikel met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde in lid 35.1 sub a van dit artikel is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
35.2 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 35.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in lid 35.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • c. Het bepaalde in lid 35.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
35.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan grond en bouwwerken gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met het plan strijdige situatie, ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht met een omgevingsvergunning afwijken.

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Braassemerland 2019'.