direct naar inhoud van Artikel 4 Groenvoorzieningen
Plan: Hof van Limburg
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.18830000Hofvanlimburg-

Artikel 4 Groenvoorzieningen

4.1 Doeleindenomschrijving

De op de verbeelding als groenvoorzieningen aangegeven gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8, 9, 10 en 11 voor zover het tevens betreft beschermingzone a, be-schermingszone b en beschermingszone c en beschermingszone d, bestemd voor:

  • natuurontwikkelingsgebied in de vorm van een landschapspark;
  • groenvoorzieningen;
  • waterberging en –infiltratie;
  • extensieve recreatieve voorzieningen;
  • verkeersdoeleinden in de vorm van fiets- en voetpaden;
  • geluidwerende voorzieningen;

alsmede, voor zover op de verbeelding aangegeven met de letter:

B. voor waterretentie en –zuivering in de vorm van een berg- en bezinkbassin;

R. voor recreatieve doeleinden in de vorm van een clubgebouw ten behoeve van de scouting;

K. voor een kiosk in het kader van een speelvoorziening.

4.2 Bouwregels

Op en in de tot groenvoorzieningen bestemde gronden mag, met inachtneming van het bepaalde in lid 2., niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. die andere bouwwerken welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen tot een maximale (bouw)hoogte van 8,00 m., met uitzondering van perceelsafscheidingen die maximaal 2,00 m. hoog mogen zijn;
  • b. voorzover het de gronden betreft die op de verbeelding zijn aangeduid met de letter B, voor het realiseren van een berg- en bezinkbassin met bijbehorende voorzieningen, mits de bedrijfsveiligheid van de in de nabije omgeving reeds aanwezige dan wel nog te realiseren leidingen en hoogspanningslijnen niet in het geding komt en gehoord de beheersinstantie(s) van de leidingen en hoogspanningslijnen; voor zover de betreffende gronden tevens zijn bestemd als beschermingszone a, beschermingszone b,beschermingszone c en/of beschermingszone d is het bepaalde in artikel 8, 9, 10 en/of 11 van toepassing;
  • c. voorzover het de gronden betreft die op de verbeelding zijn aangeduid met de letter R, voor het realiseren van een gebouw ten behoeve van recreatieve doeleinden (scouting), mits de oppervlakte van de bebouwing niet meer beslaat dan 200 m² en de goothoogte resp. de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3,50 m. en 7,50 m. en met dien verstande dat niet in de op de verbeelding als beschermingszone c aan-gegeven gronden mag worden gebouwd;
  • d. voor zover het de gronden betreft die op plankaart A zijn aangeduid met de letter K, voor het realiseren van een kiosk ten behoeve van een speelvoorziening, mits de oppervlakte niet meer beslaat dan 50 m² en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,00 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd aan het bepaalde in de leden 2., 3. en 4. nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken resp. ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.

4.4 Aanlegvergunning
  • A. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden op de plankaart nader begrensd en aangeduid, de hierna aangegeven werken, of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m. ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • g. het aanbrengen van verhardingen.

  • B. Het in sub A. van dit lid vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. werken en werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

  • C. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in sub A van dit lid zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

  • D. Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.