direct naar inhoud van Regels
Plan: Raadskuilderweg en Lintjesweg, fietsonderdoorgangen
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.fietstunnelsGeleen-VO01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Raadskuilderweg en Lintjesweg, fietsonderdoorgangen' met identificatienummer NL.IMRO.1883.fietstunnelsGeleen-VO01 van de gemeente Sittard-Geleen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.9 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.10 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.11 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.12 nutsvoorzieningen

gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven.

1.13 prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice.

1.14 seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

2.2 (bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk

vanaf het straatpeil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend;

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het straatpeil tot aan de kruising van de snijlijn van het dakvlak en een evenwijdig daaraan gelegen gevelvlak van een gebouw;

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

op straatpeil tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

2.6 inhoud van een bouwwerk

boven straatpeil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 afstand tot de zijdelingse perceelgrens

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overdekte daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden ten behoeve van doorgaand en overig verkeer;

alsmede voor:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. kunstuitingen;
  • d. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

  • g. gebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

met daaraan ondergeschikt de andere aan de grond gegeven bestemmingen.

3.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd met een oppervlakte van maximum 15 m² en een bouwhoogte van maximum 3 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    • 1. van verlichting 9 m;
    • 2. van voorzieningen voor de verkeersgeleiding 10 m;
    • 3. van kunstuitingen 12 m;
    • 4. van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.

Artikel 4 Verkeer - Spoorweg

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer – Spoorweg aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. railverkeer en de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. spoorwegovergangen, -onderdoorgangen en viaducten voor het wegverkeer;
  • c. ongelijkvloerse kruisingen ten behoeve van wegen, straten en water;
  • d. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

alsmede voor:

  • e. parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  • j. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen dat:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    • 1. van verlichting 7 m;
    • 2. van voorzieningen voor de spoorgeleiding zoals draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere spoorverkeersvoorzieningen 15 m;
    • 3. voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen 7 m;
    • 4. van geluidsschermen 4 m;
    • 5. van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.

Artikel 5 Leiding - Gas

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "gasleiding", voor een ondergrondse gasleiding;

alsmede voor:

  • b. binnen een afstand van 5 meter ter weerszijde van de hartlijn van de leiding het beheer van de in sub a bedoelde leiding;
  • c. de bescherming van het aangrenzende woon- en leefklimaat in verband met de in sub a bedoelde leiding;
  • d. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in 5.1 omschreven doelen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25 m²
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding -Gas zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven en afgraven van gronden tot een diepte van meer dan 0,30 meter beneden het peil;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.

5.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • b. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

5.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden;
  • b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2.
6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
  • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
  • 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. het doen van opgravingen of;
  • 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  • 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • 2. het verlagen van het waterpeil;
  • 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing:
  • 1. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • 2. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • 3. indien de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2 of smaller zijn dan 1,5 m;
  • 4. indien de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning;
  • 5. indien de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • 6. indien de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • 7. indien de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • 8. indien objectief wordt aangetoond dat de bodem al zodanig is verstoord door in het verleden uitgevoerde werkzaamheden dat geen sprake meer is van archeologische verwachtingswaarde;
  • 9. ter plaatse van de figuren 'hartlijn leiding - gas';
  • c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
  • 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
  • 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • 2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en). Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden en bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden en bouwwerken als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Vrijwaringszone - spoor
9.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming van de veiligheid van het spoorwegverkeer.

9.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen, conform het bepaalde in artikelen 19 en 22 van de Spoorwegwet, geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd en mogen geen werken of werkzaamheden worden uitgevoerd in strijd met de Spoorwegwet, zonder ontheffing door of vanwege de Minister van Verkeer en Waterstaat.

9.1.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de spoorweg.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1.2 voor wat betreft het oprichten van:
    • 1. bouwwerken toegestaan op de als zodanig weergegeven bouwpercelen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde met een maximale bouwhoogte van 2 meter;
    • 3. bebouwing ten behoeve van het beheer en onderhoud van het railverkeer binnen een afstand van 15 meter uit de buitenste spoorstaaf, mits dit vanuit het oogpunt van veiligheid verantwoord wordt geacht;
    • 4. het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder lichtmasten, verwijsborden en seinpalen ten behoeve van het railverkeersbelang, met een maximale bouwhoogte van 10 meter;

een en ander indien het uitzicht in verband met het railverkeersbelang hierdoor niet wordt belemmerd en mits advies is verkregen van de beheerder van de spoorweg.

9.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.

b Uitzondering

Het verbod als bedoeld onder a geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. door het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van het spoorwegverkeer, danwel indien hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende kan worden tegemoet gekomen;
  • b. vooraf advies is verkregen van de beheerder van de spoorweg.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bepaalde in het plan voor:

  • a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
  • b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

12.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1.1 met maximaal 10%.

12.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerktreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

 

12.2.1 Strijdig gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Voorwaarden
  • a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.1.2 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.1.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.3 Uitzondering

Lid 12.1.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Raadskuilderweg en Lintjesweg, fietsonderdoorgangen'.