Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: TAM-omgevingsplan Huis aan de Markt en Steenweg 12 Sittard
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1883.Markt1Steenweg12-ON01

Regels

 
Preambule
 
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van de gebiedsontwikkeling ‘Huis aan de Markt en Steenweg 12’ te Sittard en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22X) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Sittard-Geleen. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met de landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
 
De in dit op https://omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22X van het omgevingsplan van de gemeente Sittard-Geleen. In de in dit deel weergegeven artikelen moet in de artikel kop na het woord 'Artikel' en de spatie '22X' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22X' gelezen worden.
 
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Toepassingsbereik
 
1.1 Tijdelijk deel omgevingsplan
De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder g, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in artikel 1.3.
 
1.2 Bruidsschat
De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk 22X van het Omgevingsplan.
 
1.3 Geometrisch planobject
De regels in dit hoofdstuk 22X van het Omgevingsplan zijn van toepassing op de locaties Markt 1, Steenweg 12, 18/18a, 22/22b en Rijksweg Zuid 9 te Sittard van het omgevingsplan ‘TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22X Huis aan de Markt en Steenweg 12 Sittard’, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.Markt1Steenweg12-ON01 zoals vastgelegd op https://omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart.
 
Artikel 2 Begripsbepalingen
 
Voor de toepassing van dit TAM-omgevingsplan gelden de volgende begripsbepalingen:
 
2.1 TAM-omgevingsplan
het ‘TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22X Huis aan de Markt en Steenweg 12 Sittard’ met identificatienummer NL.IMRO.1883.Markt1Steenweg12-ON01
 
2.2 Omgevingsplan
Het Omgevingsplan gemeente Sittard-Geleen;
 
2.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
2.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
2.5 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).
 
2.6 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden.
  
2.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de Minister van OCW) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
 
2.8 atelier
werkplaats van een beeldend kunstenaar.
 
2.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
2.10 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
2.11 beeldkwaliteit
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.
 
2.12 begane grond
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau, dan wel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m boven peil is gelegen.
 
2.13 beschermd gezicht
een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, sub 1 onder d. van Erfgoedverordening Sittard-Geleen 2012.
 
2.14 bestaande situatie
  1. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van onderhavig TAM-omgevingsplan , dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  2. gebruik: het gebruik van gronden en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip waarop onderhavig TAM-omgevingsplan rechtskracht heeft verkregen.
 
2.15 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
2.16 bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw.
 
2.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
2.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
2.19 bouwhoogte
de hoogte van een bouwwerk.
 
2.20 bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, dat een maximale hoogte heeft van 3 m, gemeten van bovenkant vloer tot bovenkant vloer met maximaal 0,3 m afwijking (exclusief dak- / isolatie -pakketten en kappen). Op begane grondniveau mag de hoogte van een bouwlaag maximaal 5 m bedragen.
 
2.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
2.22 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
2.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
2.24 bouwwerk
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
 
2.25 bouwwerk, geen gebouw zijnde
een bouwwerk, niet zijnde een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte.
 
2.26 consumentverzorgende (ambachtelijke) dienstverlening
een met detailhandel vergelijkbare functie voor het verrichten van diensten gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, zoals kapper, schoonheidsinstituut, schoenmaker, goudsmid, nagelstudio, pruikenmaker, hoedenmaker, (muziek)instrumentenmaker, pottenbakker, kledingmaker en fotograaf en dergelijke. Ondergeschikte detailhandel in producten samenhangend met de ter plaatse uitgeoefende ambachtelijke bedrijvigheid dan wel in ter plaatse vervaardigde goederen is toegestaan.
 
2.27 cultuurhistorie
de beschavingsgeschiedenis: de overblijfselen van de geschiedenis van de door de mens gemaakte en beïnvloedde leefomgeving. Het betreft het onroerende deel van het cultureel erfgoed, waarin archeologie (bodemarchief), historische geografie (cultuurlandschap), historische stedenbouw, historische groen, architectuur- en bouwhistorie (gebouwen en complexen) worden betrokken.
 
2.28 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
 
2.29 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
 
2.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
 
2.31 dienstverlenend bedrijf/zakelijke dienstverlening
een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en of verzekeringskantoor of bank.
 
2.32 erfafscheiding
bouwwerk, geen gebouw zijnde of groenvoorziening bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf, de weg of openbaar groen.
 
2.33 functiegrens
de grens van een functievlak.
 
2.34 functievlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.
 
2.35 galerie
tentoonstellingsruimte voor kunst
 
2.36 gebouw
een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
2.37 gebouwde elementen
objecten of bouwwerken met cultuurhistorische waarde, zoals muren, kapellen, kruisen, straatmeubilair, kunstwerken e.d., zoals die zijn aangewezen op de verbeelding en worden beschermd via deze regels.
 
2.38 gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en gebruik geven.
 
2.39 geluidzoneringplichtige inrichting
een inrichting, waarbij op grond van de Omgevingswet rondom het terrein van vestiging in een omgevingsplan een zone moet worden vastgesteld.
 
2.40 gemeentelijk monument
onroerend monument als bedoeld in het eerste lid onder c. van de Erfgoedverordening Sittard-Geleen 2012.
 
2.41 gevel
het gedeelte dat vanaf de (semi-)openbare ruimte zichtbaar is, van plint tot kap; indien de kap vanaf de (semi-)openbare ruimte zichtbaar is en bijdraagt aan het totale historisch waardevolle gevelbeeld, valt deze ook onder het begrip gevel; als er sprake is van een zijgevel en deze aan de (semi-) openbare ruimte grenst, valt deze ook onder begrip gevel; met gevel wordt ook aangeduid een gedeelte van de gevel van een bouwvlak dat toegerekend kan worden aan de eigenaar van een gebouw.
  
2.42 gevellijn
een denkbeeldige lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.
 
2.43 geveltype
de wijze waarop de gevel van een gebouw is opgebouwd, onderverdeeld en geleed en waardoor gevels zich van elkaar onderscheiden in verschillende typen.
 
2.44 gevelwand
straatwand bestaande uit een aantal gevels van gebouwen.
 
2.45 hoofdgebouw
een of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die functie het belangrijkst is.
 
2.46 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
 
2.47 horeca van categorie 1 (fastservicesector-winkelgebonden)
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij de openingstijden van de winkelvoorzieningen en waar, naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Daaronder worden begrepen:
  1. broodjeszaken;
  2. lunchroom;
  3. konditorei;
  4. ijssalon/-winkel;
  5. koffie- en/of theeschenkerij;
  6. eetwinkels;
  7. crêperie.
 
2.48 horeca van categorie 3 (restaurantsector)
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen of kunnen worden genuttigd. Daaronder worden begrepen:
  1. restaurant;
  2. bistro;
  3. cafe-restaurant.
 
2.49 huishouden
de bewoning van een woning door:
  • een persoon;
  • meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur.
 
2.50 kamerverhuur
de bedrijfsmatige verhuur van onzelfstandige woonruimten binnen een bestaand (woon)gebouw, niet bestemd voor recreatieve bewoning.
   
2.51 kantoor
een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden.
 
2.52 kap
een constructie van dakvlakken met een helling van meer dan 15o en minder dan 85o. De hoogte van een kap mag niet meer dan 4 m bedragen.
 
2.53 maatschappelijke voorzieningen Huis aan de Markt
voorzieningen op het gebied van of gerelateerd aan overheidsinstellingen, lokale gebiedsinformatie en – marketing (VVV-kantoor), een bijeenkomstruimte, (para)medische zorg, kinderopvang en sport- en beweging, inclusief daarbij behorende en ondergeschikte vergader- en behandelruimten, kantoren en ondergeschikte horeca.
 
2.54 nevenactiviteit
activiteiten waarvoor een klein gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie.
 
2.55 nutsvoorziening
gebouwen, bouwwerken en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven.
 
2.56 omgevingsvergunning
een vergunning voor het uitvoeren van een activiteit die invloed heeft op de fysieke leefomgeving als bedoeld in afdeling 5.1 Omghevingswet.
 
2.57 omgevingsvergunning voor het bouwen
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk op grond van artikel 22.29 van het Omgevingsplan..
 
2.58 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op grond van artikel 22.277 van het Omgevingsplan..
 
2.59 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen.
 
2.60 ondergeschikte bouwdelen
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen.
 
2.61 ondergeschikt (functie)
een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.
 
2.62 ondergronds
beneden het peil.
  
2.63 ondersteunende horeca
een niet zelfstandige horecafunctie die de hoofdactiviteit ondersteunt en daarmee ten dienste staat van de hoofdfunctie.
 
2.64 onzelfstandige woonruimte
woonruimte in een gebouw met één hoofdingang, één huisnummer en meerdere verhuurbare kamers, waarin bewoners wezenlijke voorzieningen zoals douche/badkamer/toilet en/of (woon)keuken delen.
 
2.65 ornament
niet-zelfstandig decoratief element, dat is aangebracht op een voorwerp of gebouw om dit te versieren.
 
2.66 overkapping
een bijbehorend bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
 
2.67 peil
de gemiddelde hoogte van een aansluitend, afgewerkt terrein ter plaatse van het bouwperceel.
 
2.68 prostitutiebedrijf
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice.
 
2.69 ruimtelijk historisch beeld
een bepaald in de loop van de geschiedenis ontstaan beeld van verscheidenheid, samenhang en afwisseling in het ruimtegebruik in een gebied als totaliteit.
 
2.70 ruimtelijk historische belevingswaarde
de mate waarin de gebruiker het verblijf of het gebruik van een gebied als historisch kwalitatief ervaart.
 
2.71 ruimtelijke historische structuur
een bepaald in de loop van de geschiedenis ontstaan patroon van verscheidenheid, samenhang en afwisseling in het ruimtegebruik in een gebied als totaliteit.
 
2.72 seks- en/of pornobedrijf
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel.
 
2.73 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan, al dan niet in combinatie met elkaar:
  1. bordeel;
  2. erotische massagesalon;
  3. parenclub;
  4. (raam)prostitutiebedrijf;
  5. seksautomatenhal;
  6. seksbioscoop;
  7. sekssauna;
  8. sekstheater.
 
2.74 straat
(semi) openbare ruimte.
 
2.75 (dak)tuin
de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning, die feitelijk zijn ingericht ten dienste van het gebruik van de woning, inclusief een daktuin.
 
2.76 uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
 
2.77 voorgevel
gevel aan de voorzijde van een gebouw gerelateerd aan de grens van het bouwvlak die is gericht naar de (semi-) openbare ruimte en waarop de bebouwing is georiënteerd.
 
2.78 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
 
2.79 voorste bouwgrens
de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens.
 
2.80 winkelvloeroppervlak
het oppervlak van een (winkel)unit dat voor het publiek vrij toegankelijk is, dan wel zichtbaar is, inclusief de ruimten die direct met de verkoop samenhangen. Het wvo wordt ingemeten op een hoogte van 1,50 m. Lagere ruimtes zoals onder schuine daken worden dus niet meegerekend.
 
2.81 wonen
bewonen van een woning uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
 
2.82 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
 
Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
3.1 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens
tussen de zijdelingse grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
 
3.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
3.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  
3.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
3.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en op het peil, zulks met inbegrip van erkers.
 
3.6 de horizontale diepte van een bouwwerk
tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren dan wel scheidingslijnen en op het peil.
 
3.7 de diepte van een ondergronds bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
 
2 Activiteiten en toedeling van functies
 
Artikel 4 Centrum - 1
  
4.1 Functieomschrijving
Ter plaatse van een locatie die op de verbeelding de functie ‘Centrum - 1’ heeft, zijn uitsluitend op de begane grond, de volgende functies toegestaan:
  1. consumentverzorgende (ambachtelijke) dienstverlening;
  2. detailhandel, behoudens ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel uitgesloten’, waar detailhandel niet is toegestaan;
  3. galeries, waarbij detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan;
  4. ateliers, waarbij detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan;
  5. kantoren behorende bij en ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  6. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
  7. in afwijking van het bepaalde onder j., wonen op de verdiepingen;
 
alsmede voor, bij de bovengenoemde functies behorende,:
  1. erven en tuinen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. overige bijbehorende voorzieningen;
 
met bijbehorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijgebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
4.2 Beoordelingsregels (in aanvulling op artikel 22.29)
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.
  4. de oppervlakte van een woning bedraagt minimaal 70 m2;
  5. het aantal woningen binnen het bouwvlak bedraagt maximaal het op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal toe te voegen wooneenheden’ aangegeven aantal;
  6. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m, de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  7. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    2. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  8. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
  
4.3 Specifieke functieregels
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting flora en faunaonderzoek
Het slopen en (ver)bouwen van gebouwen en bouwwerken is uitsluitend toegestaan als uit een flora en faunaonderzoek is gebleken dat de bouw- en/of sloopactiviteiten geen onevenredig negatieve effecten hebben op beschermde diersoorten.
 
4.3.2 Voorwaardelijke verplichting archeologische begeleiding
  1. Voor het slopen en (ver)bouwen van gebouwen en bouwwerken geldt de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden en de locatie op basis daarvan door het bevoegd gezag is vrijgegeven.
  2. Een locatie mag niet in gebruik worden genomen voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 4.1 alvorens archeologische begeleiding van de voorgenomen graafwerkzaamheden is uitgevoerd en de locatie op basis daarvan door het bevoegd gezag is vrijgegeven.
 
4.3.3 Voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek
Het gebruik van gebouwen, bouwwerken en gronden ten behoeve van de gevoelige functies is uitsluitend toegestaan als uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodemkwaliteit aanvaardbaar is ten aanzien van de beoogde functie.
 
4.3.4 Voorwaardelijke verplichting akoestisch onderzoek
Het gebruik van gebouwen, bouwwerken en gronden ten behoeve van de geluidgevoelige functies zoals genoemd in artikel 4.1 is uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de woningen/wooneenheden voldaan wordt aan de van toepassing zijnde voorwaarden uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het gemeentelijk geluidbeleid teneinde binnen de woningen/wooneenheden een aanvaardbaar binnenniveau te realiseren.
 
Artikel 5 Centrum - Huis aan de Markt
 
5.1 Functieomschrijving
Ter plaatse van een locatie die op de verbeelding de functie ‘Centrum - Huis aan de Markt’ heeft, zijn uitsluitend op de begane grond, de volgende functies toegestaan::
  1. horeca van categorie 1 (fastservicesector-winkelgebonden);
  2. horeca van categorie 3 (restaurantsector), met een maximale bruto vloeroppervlakte van 300 m2;
  3. ondersteunende horeca;
  4. detailhandel, met een maximum oppervlakte van 5.462 m2 inclusief bijbehorende ondergeschikte functies en voorzieningen en in achtneming van het bepaalde onder l.;
  5. consumentverzorgende (ambachtelijke) dienstverlening;
  6. galeries, waarbij detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan;
  7. ateliers, waarbij detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan;
  8. kantoren behorende bij en ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  9. maatschappelijke voorzieningen, zoals opgenomen in artikel 2.53;
  10. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
  11. in afwijking van het bepaalde onder j., wonen op de verdiepingen;
  12. in afwijking van het bepaalde onder d., detailhandel op de 1e verdieping,
 
alsmede voor, bij de bovengenoemde functies behorende,:
  1. terrassen, behoudens terzijde van de Plakstraat;
  2. erven en tuinen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’ een ondergrondse parkeergarage is toegestaan;
  5. fietsenstallingen;
  6. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. overige bijbehorende voorzieningen;
 
met bijbehorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijgebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
5.2 Beoordelingsregels (in aanvulling op artikel 22.29)
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedragen maximaal de op de verbeelding aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  4. de oppervlakte van een woning bedraagt minimaal 70 m2;
  5. het aantal woningen binnen het bouwvlak bedraagt maximaal het op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal toe te voegen wooneenheden’ aangegeven aantal;
  6. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  7. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    2. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  8. nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
 
5.3 Specifieke functieregels 
5.3.1 Voorwaardelijke verplichting archeologisch onderzoek
  1. Voor het slopen en (ver)bouwen van gebouwen en bouwwerken geldt de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden en de locatie op basis daarvan door het bevoegd gezag is vrijgegeven.
  2. Een locatie mag niet in gebruik worden genomen voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 5.1 alvorens archeologische begeleiding van de voorgenomen graafwerkzaamheden is uitgevoerd en de locatie op basis daarvan door het bevoegd gezag is vrijgegeven.
 
5.3.2 Voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek
Het gebruik van gebouwen, bouwwerken en gronden ten behoeve van de gevoelige functies is uitsluitend toegestaan als uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodemkwaliteit aanvaardbaar is ten aanzien van de beoogde functie.
 
5.3.3 Voorwaardelijke verplichting akoestisch onderzoek
Het gebruik van gebouwen, bouwwerken en gronden ten behoeve van de geluidgevoelige functies zoals genoemd in artikel 5.1 is uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de woningen/wooneenheden voldaan wordt aan de van toepassing zijnde voorwaarden uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het gemeentelijk geluidbeleid teneinde binnen de woningen/wooneenheden een aanvaardbaar binnenniveau te realiseren.
 
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
 
 
6.1 Functieomschrijving
Ter plaatse van een locatie die op de verbeelding de functie ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ heeft, zijn de volgende functies toegestaan:
  1. wegen, voet- en fietspaden;
  2. pleinen;
  3. parkeerterreinen en andere openbare ruimten;
 
met zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en nabijgelegen gronden;
 
alsmede voor, bij de bovengenoemde functies behorende,:
  1. speelvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. kunstuitingen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. overige bijbehorende voorzieningen;
 
met bijbehorende:
  1. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
6.2 Beoordelingsregels (in aanvulling op artikel 22.29)
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. van verlichting 6 m;
    2. van speelvoorzieningen 6 m;
    3. van kunstuitingen 12 m;
    4. van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
  3. nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
 
Artikel 7 Waarde - Archeologie 1
 
 
7.1 Functieomschrijving
Een locatie die op de verbeelding de functie ‘Waarde - Archeologie 1’ heeft, is, behalve voor de andere voorkomende functie(s), mede bedoeld voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
 
7.2 Omgevingsplanactiviteit bouwactiviteit
7.2.1 Bouwverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden die op de verbeelding zijn aangewezen als ‘Waarde – Archeologie 1’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag te bouwen of te laten bouwen, tenzij voldaan is aan het bepaalde in artikel 4.4.2 en/of 5.4.1 van deze regels.
 
7.2.2 Uitzonderingen op het bouwverbod
Het in lid 7.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:
  1. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 m boven peil, niet wordt vergroot of veranderd;
  2. de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van een bestaand gebouw van ten hoogste 50 m² en graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 m.
 
7.3 Aanlegactiviteit
7.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de als Waarde - Archeologie 1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, dieper dan 0,30 m beneden het peil;
  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  3. het aanleggen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  5. het heien, draineren en diepwoelen.
 
7.3.2 Weigeren
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
 
Voor zover de in artikel 7.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
 
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
 
7.3.3 Uitzonderingen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.2 is niet vereist indien:
  1. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  2. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  3. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 50 m² of smaller zijn dan 1,50 m;
  4. er reeds een omgevingsvergunning of ontgrondingsvergunning is verleend;
  5. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  6. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  7. de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
 
Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie
 
8.1 Functieomschrijving
Een locatie die op de verbeelding de functie ‘Waarde - Cultuurhistorie’ heeft, is, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bedoeld voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden, meer in het bijzonder voor:
  1. het behoud, herstel en versterken van de aanwezige ruimtelijke historische structuur en het ruimtelijk historische beeld en ruimtelijk historische belevingswaarden van het beschermde gezicht en de hierin aanwezige bebouwing;
  2. het behoud, herstel en het versterken van de karakteristieke hoofdvormen, de geveltypen, de geleding, het materiaal, het kleurgebruik en ornamenten van gebouwen alsmede het behoud van de historisch waardevolle rooilijn;
  3. het behoud van de historisch waardevolle rooilijn, het herstel en versterken van het ruimtelijk historisch beeld en belevingswaarde van de gevelwand ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – historisch waardevolle rooilijn’.
 
8.2 Beoordelingsregels (in aanvulling op artikel 22.29)
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende beoordelingsregels voor bouwwerken gelegen binnen de voor ‘Waarde - Cultuurhistorie’ aangewezen gronden, met dien verstande dat deze niet van toepassing zijn ingeval van een, ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp TAM-omgevingsplan, reeds verleende vergunning:
  1. nieuwbouw van gebouwen is niet toegestaan, tenzij een vergunning op basis van dit artikel is afgegeven;
  2. de voorgevel van een bestaand hoofdgebouw welke is gekeerd naar de openbare weg of openbare ruimte mag uitsluitend worden (her)(ge)bouwd in de bestaande voorgevelrooilijn;
  3. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit TAM-omgevingsplan;
  4. de kapvorm en kaprichting van hoofdgebouwen, waarvan de voorgevel is gekeerd naar de openbare weg, mogen niet afwijken van de kapvorm en kaprichting ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit TAM-omgevingsplan dan wel de kapvorm en kaprichting zoals die krachtens een voor het moment van de inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan verleende omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden gebouwd;
  5. de schuine daken (vijfde gevel) moeten in geval van vervanging van de dakbedekking worden voorzien van keramische dakpannen of, indien oorspronkelijk aanwezig, (natuursteen) leien;
  6. de breedte en de parcellering van hoofdgebouwen, waarvan de voorgevel is gekeerd naar de openbare weg, mogen niet afwijken van de breedte en parcellering ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit TAM-omgevingsplan dan wel zoals die krachtens een voor het moment van de inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan verleende omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden gebouwd;
  7. het geveltype en de geleiding, het materiaal, kleurgebruik en ornamenten van hoofdgebouwen, waarvan de voorgevel is gekeerd naar de openbare weg, mogen niet afwijken van het geveltype en de geleiding, het materiaal, kleurgebruik en ornamenten ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit TAM-omgevingsplan dan wel zoals die krachtens een voor het moment van de inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan verleende omgevingsvergunning voor het bouwen mogen worden gebouwd;
  8. balkons en erkers aan de vanaf de openbare weg zichtbare gevels zijn uitsluitend toegestaan, ingeval en voor zover deze aanwezig waren ten tijde van de inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan dan wel zoals die krachtens een voor het moment van de inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan verleende omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden gebouwd;
  9. voor dakterrassen welke zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan zoals deze aanwezig waren ten tijde van de inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan
  10. Het bepaalde onder a. tot en met i. is niet van toepassing voor zover het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp TAM-omgevingsplan bestaande bebouwing betreft.
 
8.3 Omgevingsvergunning voor het bouwen
  1. Een omgevingsvergunning voor bouwwerkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieken en/of cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven in artikel 8.1 en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen bij de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen commissie van ter zake deskundigen.
 
8.4 Maatwerkvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften stellen aan de afmeting en de plaats van bebouwing, alsmede de opbouw en indeling van bestaande gevels ten behoeve van behoud en versterking van de cultuur- en bouwhistorische waardevolle karakteristieke verschijningsvorm van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
 
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan een gebouw of gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze dat dat de cultuurhistorische waarden worden ontsierd of in gevaar worden gebracht.
 
8.6 Aanlegactiviteit
8.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verven, verwijderen en wijzigen van verflagen, van gevels, ramen, deuren, luiken en/of sierdelen van hoofdgebouwen, voor zover deze werkzaamheden ingevolge het Besluit omgevingsrecht niet vergunningsvrij zijn;
  2. het wijzigen van gevels, ramen, deuren, luiken, sieronderdelen en/of dakbedekking van hoofdgebouwen, voor zover daarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist;
  3. het bepleisteren, het verwijderen en wijzigen van pleisterwerk van gevels van hoofdgebouwen;
  4. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  5. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;
  6. het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen;
  7. het graven en/of dempen van waterlopen of waterpartijen;
  8. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of telecommunicatieleidingen.
 
8.6.2 Weigeren
  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van deze werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven in artikel 8.1 en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.6.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen bij de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen commissie van ter zake deskundigen.
 
8.6.3 Uitzonderingen
Het in artikel 8.6.1 opgenomen verbod is niet van toepassing voor normale onderhoudswerkzaamheden noodzakelijk in verband met het beheer of de voltooiing van werken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit TAM-omgevingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen, alsmede werken en/ of werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende of nog te verlenen vergunning. Hieronder wordt mede verstaan:
  1. het normale onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de functie;
  2. het onderhoud en herstel van oeverbeschoeiingen;
  3. het onderhoud van bestaand houtgewas door snoeien en verwijderen van dood hout;
  4. werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de cultuurhistorische, landschappelijke of natuurlijke waarden.
 
8.7 Sloopactiviteit
8.7.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de in artikel 8.1 bedoelde bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen, anders dan ter vervanging van onderdelen, welke uit oogpunt van onderhoud noodzakelijk is.
 
8.7.2 Verlenen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.7.1 mag alleen worden verleend, indien:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek, archeologische, bouw- of cultuurhistorische waarden;
  2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het bouwwerk kan worden hersteld;
  3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  4. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en er door de sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
  5. er een omgevingsvergunning voor vervangende nieuwbouw of herinrichting van de vrijkomende gronden kan worden verleend en voldoende is aangetoond dat de vergunde werkzaamheden binnen een termijn van vijf jaar na verlening van de sloopvergunning gerealiseerd zullen zijn.
 
8.7.3 Advies
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.7.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarvoor een advies heeft ingewonnen bij de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen commissie van ter zake deskundigen.
 
8.7.4 Onderzoeksplicht en voorwaarden omgevingsvergunning
  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.7.1 kan slechts worden verleend nadat:
    1. een door deskundigen opgesteld rapport overlegd wordt, waarin de archeologische en bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgelegd;
    2. naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende is vastgelegd, in welk geval het onder 1. genoemde rapport niet nodig is;
  2. In de omgevingsvergunning kunnen nadere voorwaarden worden opgenomen in het belang van handhaving van en onderzoek en documentatie van archeologische en bouwhistorische zaken.
 
8.7.5 Uitzonderingen
Het in artikel 8.7.1 opgenomen verbod is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het TAM-omgevingsplan of die konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.
 
3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
 
10.1 Bestaande maten, afstanden en percentages
10.1.1 Algemeen
In die gevallen waarin de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het TAM-omgevingsplan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
 
10.2 Ondergronds bouwen
10.2.1 Algemeen
Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.
 
10.3 Parkeernormen
10.3.1 Algemeen
Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat voldoende parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn (en te blijven) conform de Nota Parkeernormen Sittard-Geleen Parkeernormensystematiek 2012. Indien de nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging. Uitgangspunt is dat parkeervoorzieningen in de directe omgeving van de planlocatie gerealiseerd dienen te worden.
 
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
 
 
11.1 Strijdig gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
  1. een gebruik van gronden en bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de functie gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden en bouwwerken als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de functie gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringplichtige inrichtingen;
  4. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
  5. een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.
 
Artikel 12 Algemene beoordelingsregels
 
 
12.1 Aanwijzing vergunningsplichtige gevallen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning:
  1. de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten te overschrijden;
  2. de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen te overschrijden.
 
12.2 Beoordelingsregel omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit met betrekking tot bouwwerken
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.1 wordt slechts verleend indien en voor zover:
  1. de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, eventueel met een overschrijding van de bouwgrenzen, met ten hoogste 10% worden overschreden, mits dit in verband met het realiseren van de functie noodzakelijk is of indien door de afwijking een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met direct aangrenzende percelen en/of bouwwerken: deze afwijking mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van eerder met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakte afwijkingen: uitgangspunt voor de afwijking is de normstelling zoals opgenomen in de bouwregels van dit hoofdstuk;
  2. functiegrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, met niet meer dan 2,5 m worden overschreden en dit noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten;
  3. bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde functiegrenzen, met niet meer dan 2,5 m worden overschreden en dit noodzakelijk is vanuit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond;
  4. bouwgrenzen, niet zijnde functiegrenzen, worden overschreden voor:
    1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
      1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
      2. de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;
      3. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
    2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
 
Artikel 13 Overige regels
 
 
13.1 Prioriteit van de voor waarden aangewezen gronden
  1. op voor waarden aangewezen gronden geldt primair het bepaalde ten aanzien van de waarden;
  2. waar waarden samenvallen gelden:
    1. in de eerste plaats de regels voor Waarde - Archeologie 1;
    2. in de tweede plaats de regels voor Waarde - Cultuurhistorie.
 
4 Overgangsrecht
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bestaande bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van hoofdstuk 2 van dit TAM-omgevingsplan legaal aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
  3. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat legaal bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM- omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet met dien verstande dat:
  2. het gebruik ten behoeve van detailhandel op de locatie aan de Steenweg 12, 18/18a, 22/22b en Rijksweg Zuid 9 uiterlijk op 1 januari 2028 dient te zijn beëindigd, dan wel eerder voorzover de locatie aan de Markt 1 in gebruik is genomen ten behoeve van detailhandel.
  3. Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  4. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  5. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende planologisch-juridisch regime, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.