14.1. Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen voor zover het betreft de begrenzingen van
de op de verbeelding aangegeven bestemmingen, met dien verstande dat:
a. de oppervlakte van de te wijzigen aaneengesloten bestemming met niet meer dan 10% wordt
gewijzigd;
b. de aanliggende bestemming(en) overeenkomstig wordt (worden) gewijzigd;
c. de belangen van derden niet onevenredig nadelig worden beïnvloed;
d. de parkeerbalans niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed;
e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige
beeld.