12.1. Milieuzone – boringvrije zone Roerdalslenk zone II
12.1.1. Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘’Milieuzone – boringvrije zone Roerdalslenk zone II’ is het niet
toegestaan om:
a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30 meter beneden het
maaiveld;
b. de grond te roeren dieper dan 30 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of
anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden
verricht of stoffen worden gebruikt die de berschermende werking van de slechtdoorlatende
bodemlagen kunnen aantasten.
12.1.2. Afwijking van de bouwregels
De in artikel 12.1.1. gestelde verboden gelden niet voor:
a. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de
Wet bodembescherming en de Waterwet;
b. Het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven
12.1.3. Specifieke gebruiksregels
Tot strijdig gebruik van de gronden wordt in elk geval gerekend:
a. een boorput of bodemenergiesysteem te maken of hebben of de grond te roeren dieper dan de
bovenkant van de Bovenste Brunssumklei;
b. werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen
worden gebruikt die de beschermende werking van de Bovenste Brunssumklei kunnen aantasten;
c. het voornemen tot het maken van een boorput, het aanleggen van een bodemenergiesysteem of het
roeren van grond in de Roerdalslenk dieper dan 30 meter beneden maaiveld tot aan de Bovenste
Brunssumklei.
Indien er bij de werkzaamheden in dit artikel sprake is van een boorput, dient bij het maken van en
sluiten van een boorput het VKB-protocol Mechanisch boren als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit
in acht te worden genomen.
12.2. Milieuzone grondwaterbeschermingsgebied
12.2.1. Ter plaatse van de aanduiding “milieuzone grondwaterbeschermingsgebied” mag worden gebouwd
voor zover dat op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan en voorzover niet
opgenomen in de bijlage ‘Verboden inrichtingen in grondwaterbeschermingsgebieden’ die behoort bij
artikel 2.10 van de Omgevingsverordening Limburg zoals deze geldt op het moment van vaststelling
van dit bestemmingsplan. Het aanbrengen van bodemenergiesystemen is eveneens niet toegestaan.
12.2.2. Ter plaatse van de aanduiding “milieuzone grondwaterbeschermingsgebied” wordt bij het verlenen
van een omgevingsvergunning artikel 2.11 en bijbehorende bijlage ‘instructiebepalingen
omgevingsvergunning’ van de Omgevingsverordening Limburg in acht genomen.
12.2.3. Ter plaatse van de aanduiding “milieuzone grondwaterbeschermingsgebied” wordt een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
op een diepte van beneden 3 meter niet worden verleend voordat overleg is gepleegd met de
beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied i.c. provincie Limburg.
Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringzone weg” mag:
12.3.1. binnen een zone van 0-25 meter uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan waartoe ook de toe- en
afritten behoren) mogen de volgende werken of werkzaamheden niet worden uitgevoerd anders dan
nadat overleg is gevoerd en overeenstemming is bereikt met de wegbeheerder, i.c. Rijkswaterstaat;
a. het aanbrengen, het vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen
b. het ophogen of afgraven van grond van anders dan normaal spitwerk dieper dan 0,30 meter
c. het uitvoeren van graaf- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk dieper dan 0,30
meter.
12.3.2. binnen een zone van 0-50 meter uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan (waartoe ook de toe- en
afritten behoren) geen bebouwing opgericht worden, tenzij het bebouwing betreft ten behoeve van de
bestemming 'Verkeer'. Deze zone wordt niet ingericht eerder dan dat vooraf overleg is gevoerd en
overeenstemming is bereikt met de wegbeheerder, i.c. Rijkswaterstaat;
12.3.3. binnen een zone van 50-100 meter uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan (waartoe ook de toe- en
afritten behoren) eerst worden gebouwd, nadat vooraf overleg is gevoerd met en overeenstemming
is bereikt met de wegbeheerder, i.c. Rijkswaterstaat.
12.4.Specifieke vorm van waarde – archeologie
Ter plaatse van de aanduiding “waarde – archeologie” mogen uitsluitend funderingpalen worden
aangebracht, indien voorafgaand aan deze werkzaamheden een archeologisch booronderzoek heeft
plaatsgevonden.
12.5 Vrijwaringszone – vaarweg
12.5.1. Ter plaatse van de aanduiding ‘Vrijwaringszone - vaarweg’ mag ongeacht de onderliggende
bestemming, geen bebouwing worden opgericht;
12.5.2. Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord Rijkswaterstaat, kunnen bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.5.1.overeenkomstig het bepaalde in de
onderliggende bestemming mits:
a. het kanaal gebonden bebouwing betreft;
b. dit toekomstige infrastructurele uitbreidingen niet onmogelijk maakt;
c. dit niet leidt tot milieuhygienischer en/of veiligheidsoogpunt onaanvaardbare situaties.