7.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. agrarische grondgebruik, waaronder het gebruik als hobbydieren-weide;
-
b. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de aanwezige abiotische, natuurlijke, archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
-
c. het tegengaan van verlaging van de grondwaterstand;
-
d. het beschermen van aanwezige waardevolle graslandvegetaties;
-
e. ter plaatse van de aanduiding 'antennemasten', zoekgebied voor het plaatsen van antennemasten. de regels in artikel 39.1 zijn van toepassing;
-
f. ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', een beekdal. De regels in artikel 39.2 dienen in acht te worden genomen;
-
g. ter plaatse van de aanduiding 'erosiegebied', erosiegebied. De regels in artikel 39.4 dienen in acht te worden genomen;
-
h. ter plaatse van de aanduiding 'recreatief netwerk', een recreatief netwerk. De regels in artikel 39.10zijn van toepassing;
-
i. ter plaatse van de aanduiding 'holle weg', een holle weg;
-
j. ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone - lpg, een veiligheidszone van lpg;
-
k. extensief dagrecreatief medegebruik;
-
l. agrarisch natuurbeheer;
met de daarbij behorende:
-
m. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
-
n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Hagelnetten
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaal in 7.2 voor het bouwen/ oprichten van hagelnetten, mits:
-
a. de omgevingsvergunning geen betrekking heeft op gronden met een hellingpercentage van meer dan 8%' zoals aangegeven op de als bijlage 2 bijgevoegde kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
-
b. door de zichtbaarheid van de hagelnetten geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beleving van het landschap, zoals die wordt bepaald door de openheid op de plateaus en de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing, dan wel door landschappelijke inpassing een en ander kan worden voorkomen, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte;
-
c. de omgevingsvergunning niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, zoals aangegeven op de onder a. bedoelde kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
-
d. bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van hagelnetten ter plaatse van de aanduiding 'plateau' de volgende elementen worden betrokken bij het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning, aan de hand waarvan de noodzaak van het gebruik van hagelnetten wordt afgewogen tegen de aantasting van de beleving van het landschap:
-
1. zicht op continuïteit van het bedrijf;
-
2. beschrijving van de locatie waar de hagelnetten worden geplaatst;
-
3. de aanwezigheid van de reeds aanwezige beplanting, windschermen of bosjes;
-
4. invloed van reliëf op de zichtbaarheid;
-
5. het gebruikte (constructie)materiaal voor de netten;
-
6. de aangevraagde oppervlakte hagelnetten;de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing.
-
e. ten aanzien van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het plaatsen van hagelnetten op hellingen met een hellingpercentage van meer dan 4% dient vooraf advies te worden gevraagd bij de betrokken dienst van de provincie Limburg;
-
f. hagelnetten op gronden met een hellingpercentage van meer dan 4% mogen niet doorlopen tot aan de grond.
7.3.2 Hoogzit
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van een hoogzit ten behoeve van de uitoefening van de jacht of natuurstudie, mits de bouwhoogte niet meer dan 6 meter bedraagt.
7.3.3 Schuilgelegenheid
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van schuilgelegenheden voor het hobbymatig houden van dieren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de noodzaak van de schuilgelegenheid uit een oogpunt van dierenwelzijn is aangetoond;
-
b. aangetoond is dat er geen reële mogelijkheden zijn voor het bouwen van een schuilgelegenheid binnen het bouwvlak;
-
c. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
-
d. de oppervlakte bedraagt maximaal:
-
1. 18 m² indien sprake is van een perceel van 2.000 m² - 5.000 m²;
-
2. 24 m² indien sprake is van een perceel van 5.000 m² - 10.000 m²;
-
3. 27 m² indien sprake is van een perceel van 10.000 m² - 20.000 m²;
-
4. 36 m² indien sprake is van een perceel van 20.000 m² of meer;
-
a. de afstand tot de stedelijke bebouwing binnen de kernen bedraagt maximaal 250 meter;
-
b. de gronden niet zijn gelegen binnen de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur';
-
c. de schuilgelegenheid landschappelijk goed wordt ingepast met gebiedseigen beplanting, een en ander ter beoordeling van het bevoegd gezag.
7.3.4 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de bouwhoogte van boogkassen, folietunnels en blaastunnels bedraagt maximaal 1,50 meter;
-
b. de oppervlakte van de onder a. genoemde voorzieningen bedraagt maximaal 0,5 ha. per bedrijf;
-
c. boogkassen dienen te worden gesitueerd aansluitend aan het agrarisch bouwvlak;
-
d. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus zoals aangegeven op de als bijlage 2 bij deze regels behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen;
-
e. de omgevingsvergunning mag geen betrekking hebben op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de als bijlage 2 bij deze regels behorende 'kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen';
7.3.5 Voederberging of voederruif
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
a. de bouwhoogte niet meer dan 2 meter bedraagt;
-
b. de inhoud niet meer dan 3 m³ bedraagt.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
-
c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij dit noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
d. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur;
-
e. het vellen en/of rooien van houtgewas, met name hoogstamboomgaarden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas tot gevolg kan hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
-
f. het bebossen van gronden;
-
g. het verwijderen van graften, bosstroken en/of grasbanen;
-
h. diepploegen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - hamsterkernleefgebied'.
7.5.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in 7.5.1 geldt niet voor het uitvoeren van:
-
a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn danwel het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan in werking treedt, in uitvoering zijn;
-
c. werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd kracxhtens een reeds verleende vergunning.
7.5.3 Toelaatbaarheid
De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 7.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits uitvoering van de werken en/of werkzaamheden niet leidt tot de in bijlage 1. genoemde gevolgen voor landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden.