direct naar inhoud van Regels
Plan: Herziening Middengebied Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.BPMiddengebiedNrd-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Herziening Middengebied-Noord' met identificatienummer NL.IMRO.1883.BPMiddengebiedNrd-VA01 van de gemeente Sittard-Geleen.

1.2 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 Aanduidingsgrens

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 Aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een rij van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.

1.5 Aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt.

1.6 Aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen.

1.7 Achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.8 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.10 Begane grond

een bouwlaag geen verdieping zijnde.

1.11 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.13 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Blinde gevel

een gevel waarin geen kozijnopeningen zijn aangebracht.

1.15 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 Bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3,25 m, behoudens binnen de bestemming bijzondere doeleinden waarbinnen een maximale hoogte van 3,75 m is toegestaan.

1.17 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 Bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.19 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

1.20 Bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 Bijgebouw

een al dan niet aangebouwd, doch in ieder geval van de woning in visueel opzicht te onderscheiden gebouw, dat in bouwkundig en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de woning en dat ten dienste staat van het wonen in brede zin, zoals een berging, verblijf van dieren, garage, kas, werk- en hobbyruimte.

1.22 Carport

een bouwwerk, vrijstaand of aangebouwd aan een gebouw, ter vergroting van het woongenot, ondersteund door palen of kolommen, dat maximaal aan twee zijden gesloten is. Indien de carport wordt gebouwd tegen een gebouw op het aangrenzend perceel zijn er maximaal drie gesloten zijden toegestaan.

1.23 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen resp. huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 Erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en het bestemmingsplan deze die inrichting niet verbiedt

1.25 Erfgrens

de grens van een erf.

1.26 Erfafscheiding

Afscheiding van het erf.

1.27 Erker

hoekige of ronde uitbouw aan de gevel.

1.28 Eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.29 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 Geluidwerende voorzieningen

maatregelen waarmee de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder voor de gevelgeluidbelasting kan worden bereikt.

1.31 Geschakelde woning

een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander (hoofd)gebouw van een andere woning.

1.32 Gestapelde woning

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.33 Gevellijn

de op de verbeelding aangegeven lijn waar de voorgevel van een hoofdgebouw naar toe is gekeerd.

1.34 Grondgebonden woning

een woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau.

1.35 Hogere grenswaarde

nieuwe, op basis van de Wet geluidhinder, door het bevoegd gezag vastgestelde grenswaarde voor de gevelgeluidbelasting indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.

1.36 Hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 Huishouden

De bewoning van een woning door:

  • een persoon;
  • meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur.
1.38 Infiltratievoorziening

een voorziening waardoor regenwater kan infiltreren in de bodem.

1.39 Kamerverhuur

de bedrijfsmatige verhuur van onzelfstandige woonruimten binnen een bestaand (woon)gebouw niet bestemd voor recreatieve bewoning.

1.40 Onderbouw

een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m boven peil is gelegen en dat niet als bouwlaag wordt aangemerkt.

1.41 Ontsluitingswegen

Wegen die het gebied toegankelijk voor verkeer maken.

1.42 Overkapping

bouwwerk of bijgebouw in de vorm van een overdekte ruimte, al dan niet omsloten door maximaal drie wanden.

1.43 Pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.44 Peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.45 Prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice.

1.46 Ruimtelijke kwaliteit

de aspecten die zorgdragen voor de leefbaarheid van de fysieke leefomgeving in de breedste zin van het woord o.a. cultureel erfgoed, architectuur, stedenbouw, landschap, natuur, beleving en identiteit.

1.47 Seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen vanf erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel.

1.48 Stedenbouwkundig

van een vakgebied binnen de bouwkunde dat onderzoek doet naar wenselijke en mogelijke ontwikkelingen voor bestaande en nieuw in te richten gebouwde gebieden, inclusief de openbare ruimte.

1.49 Stedenbouwkundige kwaliteit

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's ter plaatse bepaald beeld in samenhang met de ter plaatse aanwezige beelden gevormd door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen.

1.50 Straatmeubilair

de op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegafbakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, (ondergrondse) afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.51 Twee-aaneen woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen, waarbij het hoofdgebouw aan een zijde op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mag worden.

1.52 Verdieping

een etage, niet zijnde de begane grondlaag.

1.53 Verharding

Verharding als gevolg waarvan neerslag niet of zeer beperkt in de bodem kan infiltreren.

1.54 Vloeroppervlakte

de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau tussen de opgaande scheidingsconstructies die de betreffende ruimte(n) omhullen.

1.55 Voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.56 (Voor)gevelrooilijn

De voorgevelrooilijn is de lijn waarop doorgaans de voorgevel van de woning is geplaatst. Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' geldt deze lijn als voorgevelrooilijn.

1.57 Voorste bouwperceelsgrens

naar de openbare weg gekeerde bouwperceelsgrens.

1.58 Voorzieningen van openbaar nut

laadpalen, voorzieningen, zoals straatvoorzieningen voor afvalstoffen, transformatorhuisjes, schakelkasten, telefooncellen en wachthuisjes.

1.59 Vrijstaande woning

een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van andere hoofdgebouwen.

1.60 Weg

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede openbare parkeerplaatsen.

1.61 Wonen

bewonen van een woning uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

1.62 Woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.63 Woonmilieu

omstandigheden waarin wordt gewoond (ook wel woon- en leefklimaat).

1.64 Zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.65 Zolder

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

1.66 Zorgwoning

Een geclusterde (zelfstandige of onzelfstandige) wooneenheid die minimaal voldoet aan de bouwtechnische eisen van een zorggeschikte woning zoals vermeld in Bijlage 1 Programma van Eisen BAT(checklist BAT) onder BAT3 (waaronder rolstoel toe- en doorgankelijk) en die wordt bewoond door één huishouden. Van dit huishouden ontvangt minimaal één persoon zorg vanuit de Zorgverzekeringswet, Wet Langdurige zorg, Wet maatschappelijke ondersteuning, Jeugdwet op het gebied van wonen met zorg. Zorg is 24/7 aanwezig of ten minste gegarandeerd. Gegarandeerd betekent in dit geval beschikbaar en bereikbaar.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De lengte, breedte en diepte van een gebouw

Horizontaal tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Horizontaal tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. verkeersdoeleinden in de vorm van fiets- en voetpaden en parkeervoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'pad' het behoud van de landbouwweg;
  • d. voorzieningen van openbaar nut waaronder begrepen (ondergrondse afvalcontainers) en informatiezuilen;
  • e. infiltratievoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels

Op en in deze gronden mag geen bebouwing worden opgericht, behoudens die bouwwerken welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen. Voor gebouwen en overkappingen geldt dat de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en de oppervlakte maximaal 25 m2. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde mag de hoogte maximaal 8 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen:

  • a. ten aanzien van de situering en afmetingen van andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden en parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen (ondergrondse afvalcontainers) en informatiezuilen;
  • d. kunstuitingen;
  • e. water en voorzieningen te behoeve van de waterhuishouding;
  • f. overige bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die wat betreft aard en afmetingen bij de bestemming passen met een maximum oppervlakte van 25 m2 en een maximum bouwhoogte:

  • a. van verlichting 9,00 m;
  • b. van voorzieningen voor de verkeersgeleiding 10,00 m;
  • c. van kunstuitingen 12,00 m;
  • d. van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2,00 m.
  • e. van voorzieningen van openbaar nut 3,00 m.

Artikel 5 Woongebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat indien de aanduidingen 'minimum aantal wooneenheden' en 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen het aantal nieuwe woningen niet minder of meer mag bedragen dan het aangegeven aantal op de verbeelding. Binnen het plangebied mogen in totaal maximaal 235 woningen en maximaal 50 zorgwoningen worden gebouwd;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. erven;
  • c. aan huis gebonden beroepen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. voorzieningen van openbaar nut;
  • f. groenvoorzieningen, waaronder langzaam verkeersroutes en speelvoorzieningen;
  • g. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontsluiting' tevens ontsluitingswegen.
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - calamiteitenweg' tevens een ontsluiting ten behoeve van een calamiteitenweg.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de volgende woningtypen mogen worden gebouwd:
    • 1. vrijstaande grondgebonden woningen;
    • 2. twee-aaneen gebouwde grondgebonden woningen;
    • 3. aaneengebouwde grondgebonden woningen;
    • 4. geschakelde grondgebonden woningen;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgwoningen' uitsluitend zorgwoningen.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen - 1' zijn uitsluitend aaneengebouwde grondgebonden woningen toegestaan.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder 5.2.1 onder b zijn andere woningtypen met een maximum van 30 % ten opzichte van het totaal aantal woningen binnen de aanduiding 'wonen - 1' toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen - 2' zijn aaneengebouwde, geschakelde, vrijstaande en twee-aaneen gebouwde grondgebonden woningen toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgwoningen' zijn uitsluitend zorgwoningen toegestaan.
  • f. De voorgevel van het hoofdgebouw dient, ter plaatse van de aanduiding 'wonen-1', te worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' of maximaal 3 meter achter die gevellijn en ter plaatse van de aanduiding 'wonen-2' minimaal 0 en maximaal 6 meter achter de voorste bouwperceelsgrens.
  • g. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt in de categorie:
    • 1. vrijstaand: maximaal 15 meter;
    • 2. twee-aaneen: maximaal 13 meter;
    • 3. aaneengebouwd: maximaal 13 meter;
    • 4. geschakeld: maximaal 13 meter;

met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste bouwperceelsgrens minimaal 5 m bedraagt.

  • h. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 meter aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneen gebouwde woningen minimaal 3 meter aan een zijde;
  • i. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt in de categorie:
    • 1. woningen met een plat dak maximaal 11 meter bouwhoogte;
    • 2. woningen met een kap met een maximale dakhelling van 15 graden maximaal 9 meter goothoogte en maximaal 12 meter bouwhoogte.
    • 3. woningen met een kap maximaal 7 meter goothoogte en maximaal 12 meter bouwhoogte.
  • j. 'specifieke vorm van wonen- zorgwoningen' dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd en moeten voldoen aan de volgende bepalingen:
  • 1. De maximale bouwhoogte bedraagt 19,5 meter;
  • 2. Het aantal 'specifieke vorm van wonen - zorgwoningen' bedraagt maximaal 50;
  • 3. Ter plaatse van de aanduiding 'blinde gevel' de woningen worden voorzien van een blinde gevel.

5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uit- en bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. goothoogte maximaal 3 m, met dien verstande dat bij het uitbouwen van/ aanbouwen aan een hoofdgebouw de goothoogte in elk geval ook net zo hoog mag zijn als de hoogte van de eerste bouwlaag + 25 cm;
  • b. bouwhoogte maximaal 6 m, met dien verstande dat:
    • 1. tot 1 m uit de bouwperceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt, en:
    • 2. tot 2 m uit de bouwperceelsgrens de maximale bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt.
  • c. minimaal 1 m achter (het verlengde) van de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. aanbouwen (zoals erkers) tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
      • de bouwhoogte maximaal 3,2 m bedraagt; en
      • de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. indien de erker voor de voorgevel wordt gebouwd geldt dat:
      • de ligging voor de voorgevel maximaal 1,5 m bedraagt; en
      • de ligging uit de voorste bouwperceelsgrens minimaal 2 m bedraagt; en
      • de breedte niet groter is dan 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw; en
      • de bouwhoogte maximaal 3,2 m bedraagt.
  • d. gebouwd op het zij- en achtererf waarbij het zij- en achtererf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd en waarbij geldt dat het te bebouwen oppervlak van het zij- en achtererf :
    • 1. dat kleiner of gelijk is dan 300 m2 maximaal 90 m2 mag zijn;
    • 2. dat groter is dan 300 m2 maximaal 90 m² plus 10% van het deel van het bouwperceel dat groter is dan 300 m², tot een maximum van 150 m².

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. bij erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw maximaal 2 m en voor (het verlengde van) de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw maximaal 1 m.
    • 2. bij overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m;
  • b. het maximum te bebouwen oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer bedraagt dan 25 m²;
  • c. reclame-uitingen bij een beroep aan huis en een bedrijf aan huis mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,5 m2 waarbij de hoogte maximaal 1,2 m bedraagt gemeten vanaf het maaiveld ter plaatse van de voorgevel.
  • d. Nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

5.2.4 Aanbrengen van verhardingen op het bouwperceel

Maximaal 50% van het onbebouwde gedeelte van het bouwperceel mag worden voorzien van verharding.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en plaats van de bebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgwoningen':

  • a. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • b. ter waarborging van de veiligheid en rampenbestrijding;
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijking aanbrenging verharding bouwperceel

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 indien een voorziening is getroffen die het hemelwater op het bouwperceel opvangt en in de bodem infiltreert.

5.4.2 Afwijking aantal 'specifieke vorm van wonen- zorgwoningen'

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 en het maximum aantal 'specifieke vorm van wonen - zorgwoningen' binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgwoningen' verhogen tot 72 mits:

  • a. de behoefte aan de extra 'specifieke vorm van wonen - zorgwoningen' is aangetoond;
  • b. de extra woningen vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig kwaliteitsoogpunt aanvaardbaar zijn;
  • c. de extra woningen vanuit een milieukundig oogpunt aanvaardbaar zijn;
  • d. de extra woningen geen onevenredige afbreuk veroorzaken op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.

5.4.3 Afwijking blinde gevel

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder j sub 3 indien er vanuit het oogpunt van externe veiligheid sprake is van een vergelijkbare maatregel als een blinde gevel.

5.4.4 Afwijking afstand tot bouwperceelsgrens

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de gevellijn en de minimale afstanden tot de erfgrenzen en bouwperceelgrenzen in artikel 5.2.1 onder sub f, g en h mits dit vanuit een ruimtelijk en stedenbouwkundige kwaliteitsoogpunt aanvaardbaar is.

5.4.5 Afwijking overkappingen tot verlengde van voorgevel

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning g afwijken van de minimale afstand van een overkapping van 1 meter tot de voorgevel uit artikel 5.2.2 onder c mits dit vanuit een ruimtelijk en stedenbouwkundige kwaliteitsoogpunt aanvaardbaar is.

5.4.6 Afwijken bouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.2.1 onder sub j en bouwen buiten het bouwvlak toestaan, mits dit vanuit een ruimtelijk en stedenbouwkundige kwaliteitsoogpunt aanvaardbaar is.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van bebouwing voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf, anders dan toegestaan krachtens de regels van dit bestemmingsplan;
  • b. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte;
  • c. kamerverhuur;
  • d. parkeren op het bouwperceel voor de voorgevel van een woning voor zover er niet geparkeerd wordt voor de carport of de garage behorende bij een woning;
  • e. het gebruik van zorgwoningen anders dan bepaald in artikel 1.66
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken zorgindicatie

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de zorgindicatie van de bewoners van de zorgwoningen zoals bedoeld in artikel 5.5.1 sub e ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgwoningen' mits:

  • a. regionale afstemming heeft plaatsgevonden.

5.6.2 Aan huis gebonden beroep
  • a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.1 onder a, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
    • 1. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:
      • in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw.
    • 2. het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m², met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
    • 3. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
    • 4. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt van de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
    • 5. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

5.6.3 Aan huis gebonden bedrijf
  • a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.1 onder a, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
    • 1. de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf plaatsvindt:
      • in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw.
    • 2. het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m², met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
    • 3. het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie 1 of 2 in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis gebonden bedrijven' of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
    • 4. het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
    • 5. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
    • 6. de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

5.6.4 Parkeren vóór de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.1 onder d mits:

  • 1. het parkeren voor de voorgevel van de woning uit oogpunt van stedenbouwkundige kwaliteit aanvaardbaar is;
  • 2. het parkeren niet anderszins gerealiseerd kan worden.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De gronden die op de verbeelding zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie' zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
  • b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
6.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  • b. Op de in lid 6.1 genoemde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2, met dien verstande dat, indien graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm, burgemeester en wethouders de volgende voorwaarde kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning:
      • Het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  • b. Afwijking als bedoeld in lid 6.3, sub a wordt verleend, indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. Afwijking als bedoeld in lid 6.3, sub a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing voorwaarden te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen of;
    • 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het verlagen van het waterpeil;
    • 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Het verbod, als bedoeld in lid 6.4, sub a, is niet van toepassing indien:
    • 1. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    • 3. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 500 m2 of smaller zijn dan 1 m1;
    • 4. er reeds een verleende aanlegvergunning, ontgrondingvergunning of omgevingsvergunning is verleend;
    • 5. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    • 6. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    • 7. de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  • c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in lid 6.4, sub a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergeschikte bouwdelen

De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke bouwdelen.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie of een prostitutiebedrijf.
9.2 Voorwaardelijke verplichting gevelweringonderzoek

Van de bestemming 'Woongebied' kan uitsluitend gebruik worden gemaakt indien bij de omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van de woningen middels een gevelweringonderzoek is aangetoond dat de binnenwaarde voor de geluidgevoelige ruimten binnen de woningen niet meer dan 33 dB bedraagt.

9.3 Voorwaardelijke verplichting dassen

De werkzaamheden (bouw- en aanleg) binnen het plangebied kunnen uitsluitend plaatsvinden indien er voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in hoofdstuk 5 in het Dassenplan. De in dit hoofdstuk genoemde mitigerende maatregelen moeten worden gerealiseerd en in stand worden gehouden.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Vrijwaringszone-spoor
10.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-spoor' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming van de veiligheid van het spoorwegverkeer.

10.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen, conform het bepaalde in artikelen 19 tot en met 23 van de Spoorwegwet, geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd en mogen geen werken of werkzaamheden worden uitgevoerd in strijd met de Spoorwegwet, zonder ontheffing door of vanwege de Minister van Verkeer en Waterstaat.

10.1.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de spoorweg.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1.2 voor wat betreft het oprichten van:
    • 1. bouwwerken toegestaan op de als zodanig weergegeven bouwpercelen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde met een maximale bouwhoogte van 2 meter;
    • 3. bebouwing ten behoeve van het beheer en onderhoud van het railverkeer binnen een afstand van 11 meter uit de buitenste spoorstaaf, mits dit vanuit het oogpunt van veiligheid verantwoord wordt geacht;
    • 4. het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder lichtmasten, verwijsborden en seinpalen ten behoeve van het railverkeersbelang, met een maximale bouwhoogte van 10 meter;
    • 5. een en ander indien het uitzicht in verband met het railverkeersbelang hierdoor niet wordt belemmerd en mits advies is verkregen van de beheerder van de spoorweg.

10.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het ophogen van gronden;
  • 2. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • 3. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.

  • b. Uitzondering

Het verbod als bedoeld onder a geldt niet voor het uitvoeren van:

  • 1. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • 2. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

  • c. Toelaatbaarheid

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien:

  • 1. door het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van het spoorwegverkeer, danwel indien hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende kan worden tegemoet gekomen;
  • 2. vooraf advies is verkregen van de beheerder van de spoorweg.
10.2 Veiligheidszone - calamiteitenweg
10.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - calamiteitenweg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor een ontsluitingsweg voor calamiteiten. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in dit lid bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

10.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op deze gronden geen nieuwe bebouwing worden gerealiseerd.

10.2.3 Voorwaardelijke verplichting calamiteitenweg

Het gebruik van de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen is alleen toegestaan op voorwaarde dat de calamiteitenweg moet zijn verwezenlijkt voor bewoning van de eerste woning binnen de 100 meter van het spoor.

10.3 Overige zone - ontsluiting
10.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontsluiting' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ontsluitingswegen ten behoeve van de bestemming 'Woongebied'.

10.3.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen in het kader van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Overige zone - hoofdgroenstructuur
10.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoofdgroenstructuur' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de realisatie en instandhouding van groen en straatmeubilair.

10.5 Overige zone - leefgebied voor de das
10.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - leefgebied voor de das' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de bescherming van de das.

10.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op deze gronden geen nieuwe bebouwing worden gerealiseerd.

10.5.3 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen is alleen toegestaan op voorwaarde dat de leefgebied voor de das in stand wordt gelaten.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwperceelsgrenzen worden overschreden, voorzover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt.
11.2 Voorwaarden

Afwijking door middel van een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Andere wettelijke bepalingen

Voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luidden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp-plan.

12.2 Parkeerregels
12.2.1 Parkeerregel bij bouwen en gebruikswijzigingen

De in het plangebied aanwezige gronden mogen slechts worden bebouwd en/of in gebruik worden genomen en/of het gebruik van deze gronden mag enkel worden gewijzigd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en/of in stand gehouden.

12.2.2 Voldoende parkeergelegenheid

Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan het parkeer(normen)beleid van de Raad, getiteld 'Nota Parkeernormen Sittard-Geleen Parkeernormensystematiek', zoals vastgesteld op 15 maart 2012 en in werking getreden d.d. 9 mei 2012, met inbegrip van de daarin opgenomen ontheffingsmogelijkheden. Indien het parkeer(normen)beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, is sprake van voldoende parkeergelegenheid wanneer aan dit gewijzigde beleid wordt voldaan.

12.3 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m. mag bedragen en onder de voorwaarde dat er vanuit de op de betreffende gronden van toepassing zijnde dubbelbestemming(en) geen belemmeringen zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Herziening Middengebied Noord'.