direct naar inhoud van Regels
Plan: Kasteel Limbricht e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.BPKasteelLimbricht-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Kasteel Limbricht en omgeving' met identificatienummer NL.IMRO.1883.BPKasteelLimbricht-VA01 van de gemeente Sittard - Geleen.

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.5 afhankelijke woonruimte:

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.6 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie.

1.7 archeologische verwachtingswaarde:

de kans (hoog, middelhoog of laag) op het aantreffen van archeologische waarden (vondsten en/of informatie) in een gebied, gebaseerd op onder andere bodemtypen, relatieve hoogtes en bekende archeologische vindplaatsen.

1.8 archeologische waarden:

cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, dat als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.

1.9 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bed en breakfast:

het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoenarbeiders.

1.12 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van aan huis gebonden beroepen.

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw behorende tot een volwaardig bedrijf dat binnen het bestemmingsvlak actief is. De woning is bestemd voor bewoning door een persoon of door meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die feitelijk en duurzaam zijn belast met de dagelijkse bedrijfsvoering en wiens aanwezigheid gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein en de bedrijfsvoering ter plekke noodzakelijk is.

1.15 beeldkwaliteit:

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.

1.16 bestaand:
  • a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, voor zover op een legale wijze tot stand is gekomen.
1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.21 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur waaronder monumenten.

1.29 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening:

het verlenen van economische, (para-)medische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek, zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalons, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.

1.32 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.33 erfafscheiding:

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.

1.34 evenement:

een publieksgerichte activiteit, die een bijdrage levert aan het economische, culturele, sociale en/of sportieve leven, waarbij sprake kan zijn van onversterkte muziek dan wel van mechanisch versterkte muziek.

1.35 extensieve recreatie:

vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.36 front of house

Positie loodrecht op het midden van de verbindingslijn tussen muziekboxen, op een afstand van 25 m van deze lijn. NB: Dit is de reguliere positie van een mengtafel. Bij positionering van de mengtafel elders of bij het ontbreken ervan geldt de Front-of-house positiebepaling voor controle van de geluidniveau's

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 geluidgevoelig object:
  • a. woningen;
  • b. terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  • c. woonwagenstandplaatsen;
  • d. onderwijsgebouwen;
  • e. ziekenhuizen en verpleeghuizen.
1.39 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:

een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.40 gevellijn:

een denkbeeldige lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.

1.41 hartlijn:

het midden van de leiding.

1.42 hoofdgebouw:

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel en of meerdere woningen aanwezig zijn, wordt/worden die woning(en) tevens als hoofdgebouw aangemerkt.

1.43 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.44 horeca van categorie 1:

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar, naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt.

1.45 horeca van categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen of kunnen worden genuttigd. Daaronder worden begrepen:

  • a. lunchroom;
  • b. konditorei;
  • c. ijssalon/-winkel;
  • d. koffie- en/of theeschenkerij;
  • e. restaurant.
1.46 horeca van categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede de gelegenheid kan bieden tot dansen. Daaronder worden begrepen:

  • a. café;
  • b. bar;
  • c. grand-café;
  • d. eetcafé;
  • e. danscafé;
  • f. pubs.
1.47 horeca van categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met live muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen:

  • a. discotheek/dancing;
  • b. nacht-café;
  • c. zalencentrum (met nachtvergunning).
1.48 horeca van categorie 5:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen:

  • a. hotel;
  • b. motel;
  • c. pension;
  • d. overige logiesverstrekkers.
1.49 huishouden:

De bewoning van een woning door:

  • een persoon;
  • meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur.
1.50 kamerverhuur

de bedrijfsmatige verhuur van onzelfstandige woonruimten binnen een bestaand (woon)gebouw niet bestemd voor recreatieve bewoning.

1.51 Kantoorruimte

een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, (para)medische en/of ontwerptechnische arbeid.

1.52 kunstwerken:

een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen.

1.53 kasteel:

gebouwen en de gronden behorende bij Allee 1, 1A en 1B waaraan binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Kasteel Limbricht en omgeving' in de verbeelding de enkelbestemming 'Horeca' is toegekend.

1.54 Landgoed De Lemborgh:

gebouwen en gronden behorende bij Allee 2 waaraan binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Kasteel Limbricht en omgeving' in de verbeelding de enkelbestemming 'Groen' is toegekend.

1.55 landschappelijke waarde:

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.56 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren

1.57 nutsvoorziening:

gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven.

1.58 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.59 ondergeschikt:

een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.

1.60 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.61 peil:
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.62 perceelgrens:

een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling.

1.63 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken.

1.64 recreatie:

vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc..

1.65 recreatief netwerk:

gronden die mede tot doel hebben het ontwikkelen en versterken van de betekenis van die gronden voor het extensief recreatief medegebruik in de vorm van routegebonden recreatieve activiteiten en route-ondersteunende voorzieningen.

1.66 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan, al dan niet in combinatie met elkaar:

  • a. bordeel;
  • b. erotische massagesalon;
  • c. parenclub;
  • d. (raam)prostitutiebedrijf;
  • e. seksautomatenhal;
  • f. seksbioscoop;
  • g. sekssauna/seksinrichting;
  • h. sekstheater.
1.67 terras

Het buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.

1.68 tijdelijk bouwwerk:

een bouwwerk dat jaarlijks voor een bepaalde tijdsduur wordt gebouwd, gebruikt en verwijderd en dat niet gebruikt mag worden voor wonen, overnachten en tijdelijke huisvesting.

1.69 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Kasteel Limbricht en omgeving' bestaande uit de verbeelding NL.IMRO.1883.KasteelLimbricht-VA01

1.70 voorerfgebied:

deel van het erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied, gelegen aan de voorkant en de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant danwel op minder dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.71 voorgevel:

gevel aan de voorzijde van een gebouw gerelateerd aan de grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.72 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.73 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.74 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.75 wet/wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.76 winterevenement:

een evenement in de periode november tot en met februari, waaronder wordt verstaand:

  • a. een kerstmarkt;
  • b. een winterkermis;
  • c. een tijdelijke ijsbaan met bijbehorende kraampjes voor onder andere lekkernijen wafels en warme dranken;
  • d. een winterfestival in de vorm van ijssculpturenfestival, licht(kunst)festival en/of (straat)theaterfestival;
  • e. of een combinatie hiervan (verzamelnaam: winterfestival).
1.77 wonen:

bewonen van een woning uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

1.78 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortste is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers, dakkapellen alsmede kelders en/of andere ondergrondse bouwwerken met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten boven de afgewerkte vloer van de woonlaag c.q. woonlagen.

2.6 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van een gebouw geeft, in bepaalde mate, de grootte van het gebouw weer. Vloeroppervlakte wordt in vierkante meter (m²) uitgedrukt, gemeten vanuit binnenwerks. Berekeningen: Lengten in één richting tenminste in decimeters bepalen. Product van lengten in twee richtingen, tenminste in centimeters bepalen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. horeca op de in de verbeelding aangeduide categorieën , met dien verstande dat een nachtcafé en discotheek niet zijn toegestaan;
  • c. terrassen;
  • d. kasteeltuin, erven en terreinen;
  • e. bermen en beplanting;
  • f. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat op het terrein alleen geparkeerd mag worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- p2';
  • g. een overloopparkeerplaats ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- p3', met dien verstande dat deze is gekoppeld aan een evenementenvergunning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', evenementen in de categorie 1 tot en met 3. De regels uit artikel 4.4 zijn van toepassing;
  • i. speel- en sportvoorzieningen, met dien verstande dat lawaaisporten en gemotoriseerde activiteiten niet zijn toegestaan;
  • j. opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend opslag ten dienste van kasteel Limbricht en Landgoed De Lemborgh;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. kunstwerken;
  • m. waterlopen en waterpartijen;
  • n. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'recreatief netwerk', een recreatief netwerk. De regels in artikel 14.2 zijn van toepassing.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde is, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, toegestaan zowel binnen als buiten het bouwvlak, mits deze minimaal 3 meter van de perceelgrens zijn gelegen en niet hoger zijn dan 5 meter;
  • b. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn hebben een bouwhoogte van maximaal 1 meter en achter de voorgevelrooilijn een bouwhoogte maximaal 2 meter;
  • c. vlaggen- en lichtmasten, hebben een bouwhoogte van maximaal 12 meter.
3.2.3 Tijdelijke bouwwerken

Onder tijdelijke bouwwerken wordt verstaan: Kleine prefab en demontabele gebouwen die ten dienste van diverse activiteiten jaarlijks worden gebouwd, gebruikt en verwijderd. Dit type bouwwerk mag telkens gebouwd worden met toepassing van de eisen voor tijdelijke bouw, omdat dit bedoeld is om gedurende een bepaalde tijd per jaar op een bepaalde plaats aanwezig te zijn.

Voor de tijdelijke bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van tijdelijke bouwwerken is alleen toegestaan ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tijdelijke bouwwerken';
  • b. jaarlijks mogen er maximaal 10 tijdelijke bouwwerken worden geplaatst met voor elk tijdelijk bouwwerk een periode van maximaal 4 maanden per jaar, met dien verstande dat de periode van elk tijdelijk bouwwerk per jaar kan variëren;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan tijdelijke bouwwerken bedraagt maximaal 500 m2. De maximale hoogte van een tijdelijk bouwwerk bedraagt 6 m;
  • d. na het verstrijken van de gebruiksperiode dient het tijdelijk bouwwerk afgebroken en afgevoerd te worden naar een opslagvoorziening. Op het terrein mag niets achterblijven;
  • e. permanent of tijdelijk bewonen is niet toegestaan evenals het gebruiken als vakantiehuisje of als nachtverblijf.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
  • g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, hoofdgebouwen geen woning zijnde en tijdelijk bouwwerken;
  • b. detailhandel;
  • c. nachtcafé;
  • d. discotheek;
  • e. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
  • f. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • g. lawaaisporten;
  • h. gemotoriseerde activiteiten;
  • i. seksinrichtingen.
3.5 Evenementen

Van toepassing op de evenementen onder artikel 3 zijn de regels in artikel 4.4 van het bestemmingsplan 'Kasteel Limbricht en omgeving'.

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca voor op de in de verbeelding aangeduide categorieën, met dien verstande dat:
  • 1. ter plaatse van Platz 1 maximaal 24 slaapplaatsen binnen de bestaande bebouwing zijn toegestaan;
  • 2. ter plaatse van het Kasteel Limbricht (burcht en voorburcht) maximaal 14 slaapplaatsen zijn toegestaan;
  • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca uitgesloten - nachtcafé', geen nachtcafé is toegestaan;
  • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca uitgesloten - buitenpandige horeca-activiteiten', geen buitenpandige horeca-activiteiten mogen plaatsvinden;
  • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - kleinschalige brouwerij', een kleinschalige brouwerij met proeflokaal is toegestaan.
  • 6. ter plaatse van de aanduiding 'discotheek uitgesloten', geen discotheek/dancing is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens voor kantoren en dienstverlenende bedrijven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', evenementen in de categorie 1 t/m 3. De regels uit artikel 4.4 zijn van toepassing;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. terrassen;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • h. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevel wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'.
4.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 850 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • c. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken;
  • d. de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden gebouwd in de voorgevelrooilijn of maximaal 4 meter daaruit;
  • e. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 6,5 meter en de maximale bouwhoogte 11 meter;
  • f. de afstand van de bedrijfswoning tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • g. bij de woning en/of bij andere hoofdgebouwen behorende bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd in het achtererfgebied, met uitzondering van overkappingen voor de voorgevelrooilijn als bedoeld onder m.;
  • h. de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 100 m²;
  • i. de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,3 meter;
  • j. de maximale bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 6 meter;
  • k. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 15 meter bedragen;
  • l. overkappingen voor de voorgevel, gebouwd aan andere bijbehorende bouwwerken, zijn toegestaan, mits de afstand aan de voorzijde tot aan de perceelsgrens aan de zijde van de weg minimaal 3,5 meter bedraagt. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 4 meter, met uitzondering van:
  • 1. erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  • 2. vlaggen- en lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 12 meter bedraagt.
4.2.4 Tijdelijke bouwwerken

Onder tijdelijke bouwwerken wordt verstaan: Kleine prefab en demontabele gebouwen die ten dienste van diverse activiteiten jaarlijks worden gebouwd, gebruikt en verwijderd. Dit type bouwwerk mag telkens gebouwd worden met toepassing van de eisen voor tijdelijke bouw, omdat dit bedoeld is om gedurende een bepaalde tijd per jaar op een bepaalde plaats aanwezig te zijn.

Voor de tijdelijke bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van tijdelijke bouwwerken is alleen toegestaan ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tijdelijke bouwwerken';
  • b. jaarlijks mogen er maximaal 10 tijdelijke bouwwerken worden geplaatst met voor elk tijdelijk bouwwerk een periode van maximaal 4 maanden per jaar, met dien verstande dat de periode van elk tijdelijk bouwwerk per jaar kan variëren;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan tijdelijke bouwwerken bedraagt maximaal 25% van de oppervlakte dat is aangeduid met de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tijdelijke bouwwerken'. De maximale hoogte van een tijdelijk bouwwerk bedraagt 6 m;
  • d. na het verstrijken van de gebruiksperiode dient het tijdelijk bouwwerk afgebroken en afgevoerd te worden naar een opslagvoorziening. Op het terrein mag niets achterblijven;
  • e. permanent of tijdelijk bewonen is niet toegestaan evenals het gebruiken als vakantiehuisje of als nachtverblijf.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, hoofdgebouwen en tijdelijke bouwwerken, uitgezonderd wonen in woningen welke reeds zijn toegestaan middels onderhavig bestemmingsplan;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. detailhandel;
  • d. nachtcafé;
  • e. discotheek;
  • f. buitenopslag voor de voorgevelrooilijn;
  • g. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • h. lawaaisporten;
  • i. gemotoriseerde activiteiten;
  • j. seksinrichtingen.
4.4 Evenementen
4.4.1 Algemeen

Voor de evenementen is van toepassing dat:

  • a. ze op Landgoed De Lemborgh en op het kasteel ter plaatse van de in de verbeelding opgenomen aanduiding 'evenemententerrein' gehouden mogen worden.

mits

  • b. het totaal van alle evenementen per jaar en per categorie, zoals vermeld in artikel 4.4.2, artikel 4.4.3 en artikel 4.4.4, niet overschreden wordt. Het totaal van alle evenementen is inclusief de collectieve festiviteiten, zoals deze door het College van B&W kunnen worden aangewezen.

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn de volgende evenementen toegestaan:

  • a. evenementen in de categorie 1: grootste evenement, bijvoorbeeld live muziek;
  • b. evenementen in de categorie 2: middelmaat evenementen waarbij:
  • 1. muziekgeluid ten gehore wordt gebracht, bijvoorbeeld theatervoorstelling en harmonie-concert;
  • 2. slechts beperkt sprake is van achtergrondgeluid, geluid ten gehore wordt gebracht, bijvoorbeeld bioscoopvoorstelling;
  • c. evenementen in de categorie 3: kleinere evenementen, bijvoorbeeld, braderie, markten zoals rommelmarkt en antiekmarkt, een dorpsfeest en een muziekvoorstelling (akoestisch).
4.4.2 Evenementen categorie 1

De volgende voorwaarden zijn van toepassing op evenementen van de categorie 1:

  • a. per jaar zijn voor het kasteel inclusief Landgoed De Lemborgh in totaal maximaal 6 evenementen van de categorie 1 toegestaan;
  • b. de maximale duur bedraagt niet meer dan 3 aaneengesloten dagen, met dien verstande dat het totaal aantal evenementendagen per jaar niet meer bedraagt dan 6, met een maximum van twee per maand en niet aaneengesloten weekend, exclusief op- en afbouw dagen;
  • c. de aanvang begint vanaf 12.00 uur en eindigt:
  • 1. op zondag tot en met donderdag om 23.00 uur;
  • 2. op vrijdag en zaterdag om 01.00 uur, met dien verstande dat versterkte muziek tot 00.00 uur mag plaatsvinden;
  • d. er is een geluidsniveau toegestaan van ten hoogste 95 dB(A) 105 dB(C) – front of house (FOC);
  • e. het aantal bezoekers mag niet meer dan 1.500 bedragen;
  • f. niet toegestaan zijn dance events.
4.4.3 Evenement categorie 2

De volgende voorwaarden zijn van toepassing op evenementen van de categorie 2:

  • a. per jaar zijn voor het kasteel inclusief Landgoed De Lemborgh in totaal maximaal 30 evenementen van de categorie 2 toegestaan;
  • b. de maximale duur bedraagt niet meer dan 3 aaneengesloten dagen, met dien verstande dat het totaal aantal evenementendagen per jaar niet meer bedraagt dan 30, exclusief 2 op- en 2 afbouw dagen, met dien verstande dat daarbinnen de evenementen harmonie-concert, schuttersfeest of akoestisch daarmee vergelijkbare activiteiten maximaal 12 keer per jaar plaatsvinden;
  • c. de aanvang begint vanaf 12.00 uur en eindigt:
  • 1. op zondag tot en met donderdag om 23.00 uur;
  • 2. op vrijdag en zaterdag om 01.00 uur,met dien verstande dat versterkte muziek tot 00.00 uur mag plaatsvinden;
  • d. er is een geluidsniveau toegestaan van ten hoogste 85 dB(A) 95 dB(C) – front of house (FOC);
  • e. het aantal bezoekers mag niet meer dan 600 bedragen;
  • f. niet toegestaan zijn dance events.
4.4.4 Evenement categorie 3

De volgende voorwaarden zijn van toepassing op evenementen van de categorie 3:

  • a. per jaar zijn voor het kasteel inclusief Landgoed De Lemborgh in totaal maximaal 24 evenementen van de categorie 3 toegestaan;
  • b. de maximale duur bedraagt niet meer dan 3 aaneengesloten dagen, met dien verstande dat het totaal aantal evenementendagen per jaar niet meer bedraagt dan 24, exclusief 2 op- en 2 afbouw dagen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b., is voor het winterevent een aaneengesloten periode van maximaal 31 dagen toegestaan;
  • d. de aanvang begint vanaf 12.00 uur en eindigt:
  • 1. op zondag tot en met donderdag om 01.00 uur;
  • 2. op vrijdag en zaterdag om 02.00 uur,met dien verstande dat versterkte muziek tot 00.00 uur mag plaatsvinden;
  • e. er is een geluidsniveau toegestaan van ten hoogste 75 dB(A) 85 dB(C) – front of house (FOC);
  • f. het aantal bezoekers mag niet meer dan 3.000 bedragen, inclusief het aantal bezoekers van eventuele andere activiteiten ter plaatse van Kasteel limbricht en/of Landgoed De Lemborgh;
  • g. niet toegestaan zijn dance events.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - p1';
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'recreatief netwerk', een recreatief netwerk. De regels in artikel 14.2 zijn van toepassing.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 10 m².
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 10 meter.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
  • f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
  • g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding en ecologische en natuurwaarden;
  • c. waterlopen en daarbij behorende waterhuishoudkundige- en oevervoorzieningen;
  • d. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'recreatief netwerk', een recreatief netwerk. De regels in artikel 14.2 zijn van toepassing;

met de daarbij behorende:

  • f. kunstwerken;
  • g. beheer- en onderhoudspaden;
  • h. extensieve dagrecreatie;
  • i. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op de gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang en/of waterkering;

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
  • f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
  • g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. horeca;
  • g. het bevaren van water;
  • h. opslag van goederen en materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 7 Leiding - Riool

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een rioolleiding.

7.2 Bouwregels

Op de gronden met deze bestemming mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer en onderhoud van de leidingen wel zijn toegestaan;
  • b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien de onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen van gebouwen in de andere bestemming, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de onderliggende bestemming laat de bebouwing toe;
  • b. er mag geen aantasting plaatsvinden van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • c. vooraf dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen.
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
  • g. verharden oppervlak, het aanleggen van leidingen;
  • h. het tijdelijk of permanent opslaan van goederen.
7.4.2 Uitzondering

Het in artikel 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die:

  • a. niet dieper gaan dan -0,4 meter beneden maaiveld;
  • b. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
7.4.3 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden en de leidingen, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet (kunnen) worden geschaad. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de archeologische waarden.
  • b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m2.
8.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt verleend, indien:
  • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
  • 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. het doen van opgravingen of;
  • 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  • 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm - mv en met een omvang van meer dan 50 m2, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • 2. grondwerkzaamheden met een omvang van meer dan 50 m2, waartoe wordt gerekend het ophogen van gronden;
  • 3. het verlagen van het waterpeil;
  • 4. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • 5. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing:
  • 1. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • 2. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • 3. indien de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 50 m2 en niet dieper reiken dan 30 cm -mv;
  • 4. indien de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning;
  • 5. indien de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • 6. indien de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • 7. indien de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • 8. indien met feiten en/of bewijsmateriaal wordt aangetoond dat de bodem al zodanig is verstoord door in het verleden uitgevoerde werkzaamheden dat geen sprake meer is van archeologische verwachtingswaarde;
  • 9. ter plaatse van de figuren 'hartlijn leiding - brandstof', 'hartlijn leiding - gas', 'hartlijn leiding - riool', 'hartlijn leiding - water', hartlijn leiding - aardolieproducten', en hartlijn leiding - gas-etheen';
  • c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
  • 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
  • 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • 2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 9 Waarde - Cultuurhistorie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor

  • a. het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • b. de overige bestemmingen die daaraan zijn toegewezen op basis van de verbeelding, waaronder historische (gebouwde tuin- of landschaps-)elementen, historische patronen en gebieden, zoals beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld. "
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op deze gronden mag slechts worden gebouwd indien en voor zover dit nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat:

  • a. gebouwd wordt met in acht name van aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • b. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • c. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling.
9.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 9.2.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bouwwerken, welke op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning mogen worden uitgevoerd.
9.2.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.1 ten behoeve van het bouwen van gebouwen overeenkomstig de onderliggende bestemming(en), met dien verstande dat:

  • a. dit verenigbaar is met behoud, herstel en/of versterking van de cultuurhistorische waarden en kwaliteiten van de bestaande bebouwing;
  • b. dit conform advies van de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie, niet leidt tot een wezenlijke verandering van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kwaliteiten.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. veranderingen aan te brengen in het aanwezige verkavelingspatroon;
  • b. geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels;
  • c. geheel of gedeeltelijk dempen/graven van watergangen;
  • d. aanbrengen van verhardingen.
9.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 9.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning mogen worden uitgevoerd.
9.3.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 9.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien de in artikel 9.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

9.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan aan de in artikel 9.3.1 genoemde vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gebied.

9.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in deze gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

9.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 9.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bouwwerken, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning mogen worden uitgevoerd.
9.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 9.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

9.4.4 Voorwaarden voor (gedeeltelijk) slopen cultuurhistorisch waardevol pand

De in artikel 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijziging aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde in redelijkheid niet is te handhaven;
  • c. het delen van panden of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek dan wel cultuurhistorisch waardevol vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm dan wel de cultuurhistorische waarde plaatsvindt;
  • d. advies wordt ingewonnen bij de Monumentencommissie of een daarvoor in de plaats tredende commissie.

Artikel 10 Waterstaat - Beschermingszone waterstaat

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming, beheer en onderhoud van:

  • a. regenwaterbuffers;
  • b. watergangen;
  • c. waterkeringen;
  • d. overig oppervlaktewater.
10.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de doeleinden als aangegeven in artikel 10.1 worden gebouwd.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikle 10.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de beheerzone van het aangrenzende waterstaatkundig werk;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;
  • c. advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden met deze bestemming is het bepaalde in de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing.

Artikel 11 Waterstaat - Meanderzone

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Meanderzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor primair water dat door natuurlijke verplaatsing zijn bedding kan verleggen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone, met dien verstande dat:

  • a. het belang van de meanderzone niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;
  • c. het bevoegd gezag vooraf advies dient in te winnen bij de waterbeheerder.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Op deze gronden is de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

13.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
  • a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. de maximale hoogte van alarmmasten bedraagt 40 meter.
13.3 Aantal woningen

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat:

  • a. Op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan plan reeds is gebouwd of waarvoor op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, waarbij het in het betreffende bouwvlak genoemde aantal woningen niet mag worden overschreden.
  • b. Op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan plan kan worden gebouwd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 milieuzone - boringsvrije zone Roerdalslenk, zone II
14.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone Roerdalslenk, zone II' geldt dat de gronden tevens bestemd zijn voor de bescherming van de bodem en het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.

14.1.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone Roerdalslenk, zone II' is het niet toegestaan om:

  • a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30 meter beneden het maaiveld;
  • b. de grond te roeren dieper dan 30 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
  • c. een bodemenergiesysteem op te richten, welke dieper reikt dan 30 meter beneden het maaiveld;
  • d. boorputten op te richten wanneer de doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 meter beneden het maaiveld, niet worden afgedicht met klei of bentoniet.
14.1.3 Uitzonderingen

De in artikel 14.1.2 onder a. en b. gestelde verboden gelden niet voor:

  • a. a. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
  • b. b. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
14.1.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.1.2 onder a. en b. als gewaarborgd is dat geen sprake is van nadelige gevolgen voor de grondwaterwinning en met dien verstande dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend wanneer Gedeputeerde Staten vooraf gehoord is.

14.1.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

  • a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30 meter beneden het maaiveld;
  • b. de grond te roeren dieper dan 30 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten.
b Uitzondering

Het verbod als bedoeld onder a geldt niet voor:

  • a. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Grondwaterwet;
  • b. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
c Toelaatbaarheid

Indien er bij de werkzaamheden als bedoeld in dit artikel sprake is van een boorput, zijn de werkzaamheden slechts toelaatbaar indien de doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 meter beneden het maaiveld, worden afgedicht met klei of bentoniet.

14.2 recreatief netwerk
14.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'recreatief netwerk' zijn de gronden tevens bestemd voor het ontwikkelen en versterken van de betekenis van de gronden voor het extensief recreatief medegebruik in de vorm van:

  • a. routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren
  • b. route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatievoorzieningen.
14.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde bij de andere bestemmingen voor het bouwen van de volgende bouwwerken:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het recreatief netwerk;
  • b. andere bouwwerken,

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte aan gebouwen, geen woning zijnde, bedraagt maximaal 20 m² per ha.;
  • b. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, bedraagt minimaal 2,40 meter en maximaal 3,20 meter;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 3,20 meter;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. de belangen van natuur en landschap niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het extensieve karakter van het buitengebied gewaarborgd blijft c.q. de recreatief medegebruik ondersteunende voorzieningen landschappelijk goed worden ingepast, hetzij door afschermende gebiedseigen beplanting, hetzij door clustering aan de randen van kernen.
14.3 specifieke vorm van waarde - rijksmonument
14.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' zijn de gronden primair bestemd voor het behoud en/of herstel van de monumentale waarde van gronden en/of gebouwen.

14.4 Vrijwaringszone - spoor

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor' mag, conform het bepaalde in artikelen 19 tot en met 23 van de Spoorwegwet, niet worden gebouwd en mogen geen werken of werkzaamheden worden uitgevoerd in strijd met de Spoorwegwet, zonder ontheffing door of vanwege de Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

16.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
16.2 Wijziging ten behoeve van ontwikkeling van Natuur, Bos en Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemmingen 'Bos', 'Natuur' en/of 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dan de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  • b. de regels van de 'Bos', 'Natuur' en/of 'Water' worden van overeenkomstige toepassing verklaard met dien verstande dat:
  • 1. wanneer gewijzigd wordt in de bestemming 'Water' dit uitsluitend ten behoeve van de beekdalontwikkeling mag geschieden;
  • 2. wanneer gewijzigd wordt in de bestemming 'Bos', dit niet ten behoeve van bosbouw mag worden aangewend.
16.3 Vergroten/verkleinen dubbelbestemming Leiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten of verkleinen van de dubbelbestemming leiding, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de aanleg/verplaatsing van leidingen is aangetoond;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van de betreffende bestemming;
  • c. bij de keuze van een traject rekening wordt gehouden met de (externe) veiligheid van andere nabijgelegen bestemmingen.

Artikel 17 Algemene procedure regels

17.1 Toepassen nadere eisen regeling

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Prioriteit van dubbelbestemmingen
  • a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  • b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
  • 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Riool';
  • 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2';
  • 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie';
  • 4. In de vierde plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone waterstaat';
  • 5. In de vijfde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Meanderzone'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, als bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
19.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kasteel Limbricht en omgeving'.