direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Abshoven 2024
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het vigerende bestemmingsplan Abshoven 2001 (vastgesteld op 31 oktober 2002) voorziet onder meer in de bouw van zes grondgebonden woningen aan de Beekdalstraat. Tot op heden zijn deze woningen niet gerealiseerd en acht het College van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Sittard- Geleen de realisatie inmiddels niet meer wenselijk gelet op de aanwezige natuurwaarden in het gebied.

Het voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisatie van het bestemmingsplan Abshoven (vastgesteld 2001), waarbij de bouwmogelijkheden in het noordoostelijk deel komen te vervallen en het gebied een passende Natuur-bestemming krijgt, die aansluit op de naastgelegen bestemming in het bestemmingsplan Buitengebied Sittard (2013).

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt ten oosten van Geleen, ten zuiden van Sittard en grenst ten noordoosten aan de kern Munstergeleen. Het plangebied grenst aan de noordoostzijde aan een villawijk aan de rand van Munstergeleen. Aan de noordwestzijde is natuur gelegen langs de Geleenbeek en aan de zuidoostzijde ligt de lintbebouwing van Abshoven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0001.png"

Plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Met de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan komen (delen van) onderstaande bestemmingsplannen te vervallen.

Bestemmingsplan   Vastgesteld door gemeenteraad  
Abshoven 2001   31 oktober 2002  
Facetbestemmingsplan Begripsbepaling   7 juni 2018  
Facetbestemmingsplan Parkeren   13 september 2018  

1.4 Planopzet

Het bestemmingsplan bestaat formeel uit twee onderdelen:

  • een verbeelding (NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn weergegeven. Deze bestemmingen (met eventuele specifieke aanduidingen) zijn gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling.
  • de planregels waarin het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden en bouwwerken juridisch is geregeld. Deze regels zijn in de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" (SVBP2012) zoveel mogelijk gestandaardiseerd (o.a. volgorde, indeling, benaming, begripsbepalingen, overgangsbepalingen en de slotbepaling).

Deze twee onderdelen dienen in samenhang te worden bekeken en zijn juridisch bindend.

Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de verantwoording als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn opgenomen. Ook maken de uitkomsten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro deel uit van de toelichting

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige en de toekomstige situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 worden, voor zover relevant, in hoofdlijnen de beleidsdocumenten beschreven die door de te onderscheiden overheden zijn gepubliceerd. De vergunbaarheid vanuit verschillende milieu-aspecten komt vervolgens in hoofdstuk 4 aan bod. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 worden zowel de economische als maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

De actualisatie van het bestemmingsplan Abshoven 2001 heeft geen fysieke aanpassingen aan het landschap tot gevolg. Het bestemmingsplan heeft dan ook geen gevolgen voor het huidige gebruik en de inrichting van het plangebied.

Het plangebied omvat onder meer het voormalig kloostercomplex Abshoven met kloosterpark. In het plangebied zijn in de voormalige kapel en het naast gelegen pand een restaurant en een consultancybedrijf gevestigd. Aan de zuidwestzijde is de afgelopen jaren woningbouw ontwikkeld.

Het noordoostelijk gelegen bosperceel in het plangebied wordt gedomineerd door de soorten es, linde en veldesdoorn. Daarnaast staat op één locatie een groep (haag)beuken en verspreid in dit gebied groeien enkele iepen en eiken. Het grootste deel van de bomen zijn relatief jong (enkele tientallen jaren), maar enkele bomen zijn meer dan 50 jaar oud. De ondergroei wordt gedomineerd door jonge scheuten van de dominante boomsoorten, braam, gewone vlier, hazelaar, klimop, rode kornoelje en vogelkers. Met name de klimop is dominant in de ondergroei. Daarnaast zijn verschillende vormen van dood hout aanwezig, zoals staand doodhout, dode takken aan levende bomen en liggend doodhout. De grote diversiteit aan loofboomsoorten en doodhout draagt bij aan de biodiversiteit in dit bosperceel. De dichtheid aan vegetatie geeft zoogdieren rust rondom verblijfplaatsen.

De vegetatiestructuur in het bosperceel is monotoon en bijna overal gesloten, waardoor weinig variatie in structuren aanwezig is en zonlicht niet of nauwelijks tot de bodem reikt. Daarnaast zijn sporen van menselijk handelen aanwezig, zoals asfaltwegen, hekwerken en tuinafval wat resulteert in exotische plantensoorten zoals Chinese zuurbes en gewone sneeuwbes. Het ontbreken van gevarieerde vegetatiestructuren en de sporen van menselijk handelen, zijn negatief voor de biodiversiteit in het bosperceel.

Het bosperceel heeft verder een goede verbinding met omliggende natuur, omdat het onderdeel is van een groter boscomplex en gelegen is aan het Geleenbeekdal. Dit kan resulteren in een goede uitwisseling van individuen en soorten.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de rijksvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving en opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).
Met de NOVI kan het Rijk inspelen op de grote uitdagingen die er voor Nederland liggen. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de
klimaatverandering vormen een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt ook om zorgvuldige
keuzes, want de ruimte, zowel boven- als ondergronds, is een schaars goed.

Met de NOVI brengt het Rijk in beeld waar kansen liggen. Kansen om de kwaliteit van onze
leefomgeving te verbeteren. Kansen om sociale samenhang, gezondheid en economisch herstel te
bevorderen en kansen om schone, veilige en duurzame technieken, die bijdragen aan de beoogde
transitie naar een circulaire samenleving, stevig te verankeren in onze manier van leven en werken.

Die keuzes in de fysieke leefomgeving maakt het Rijk niet alleen. Keuzes worden samen gemaakt met medeoverheden, kennisinstellingen, maatschappelijke partijen en burgers. Dit vraagt een goed
samenspel tussen al deze partijen; een integrale aanpak.

De toenemende druk op de fysieke leefomgeving vraagt om een actieve Rijksoverheid om richting te
geven aan de toekomstige fysieke leefomgeving van Nederland. Regie vanuit het Rijk betekent echter
niet het centraliseren van taken en verantwoordelijkheden; wel het geven van richting op grote opgaven en regie op goed samenspel, zowel publiek als publiek/privaat.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan het inrichten van de fysieke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie richt zich daarbij op vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden.
  • 3. Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

ad 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.

In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windturbines en zonnepanelen. Het Rijk zet zich daarnaast in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.

ad 2. Duurzaam economisch groeipotentieel

Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan Nederland zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met internationale partners, Het Rijk zet in op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen. Belangrijk is wel dat de Nederlandse economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. Het Rijk zet daarbij in op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat Nederland niet langer afhankelijk is van eindige, fossiele bronnen.

ad 3. Sterke en gezonde steden en regio's

Nederland versterkt het Stedelijk Netwerk Nederland en breidt deze uit, waarbij de richting van de verstedelijking wordt gekoppeld aan die van de ontwikkeling van (OV-)infrastructuur. Wonen en werken worden zoveel mogelijk in elkaars nabijheid ontwikkeld in de regio's waar er vraag is. Om het netwerk als geheel te benutten, zijn goede verbindingen tussen de stedelijke regio's nodig. Het Rijk hanteert een integrale verstedelijkingsstrategie voor duurzame stedelijke ontwikkeling, waarbij verstedelijking geconcentreerd plaatsvindt in de regio. Bij de invulling van de integrale verstedelijkingsstrategieën op regionale schaal wordt ingezet op een voorkeursvolgorde voor de ontwikkeling van nieuwe woon- en werklocaties. Deze volgorde wordt ook gehanteerd als groei in niet-stedelijk gebied moet plaatsvinden. Het Rijk richt de leefomgeving zo in dat deze een actieve, gezond leefstijl en maatschappelijke participatie bevorderd en versterkt het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad. Daarbij worden steden en regio's klimaatbestendig ingericht.

ad 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Nederland zet in op het verbeteren van de balans tussen landgebruik en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht. Dit betekent dat landgebruik in balans wordt gebracht met natuurlijke systemen en dat ontwikkelingen in het landelijk gebied niet ten koste gaan van landschappelijke kwaliteiten. Het landgebruik moet meer afgestemd worden op zoetwaterbeschikbaarheid en -gebruik. Middels een voorkeursvolgorde regionaal waterbeheer wordt ingezet op het voorkomen van wateroverlast en tekorten. Het Rijk maakt een duurzaam en vitaal landbouw- en voedselsysteem mogelijk, gebaseerd op kringlopen en natuurinclusiviteit. De biodiversiteit wordt beschermd en versterkt en het natuurlijk kaptiaal wordt duurzaam benut. Het Rijk zet in op het versterken en beschermen van unieke landschappelijke kwaliteiten. Nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied voegen landschapskwaliteit toe. Hierbij wordt het omgevingsbeleid landschapsinclusief.

Om de beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren van de verschillende belangen en opgaven:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies.
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0002.png" Afweging met NOVI

De uitvoering van de NOVI vraagt om nieuwe manieren van samenwerken met blijvende brede, maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden. Hierbij hanteert het NOVI vier uitgangspunten:

  • We werken als één overheid, samen met de samenleving.
  • We stellen de opgave(n) centraal.
  • We werken gebiedsgericht.
  • We werken permanent en adaptief aan de opgaven.

Relatie met voorliggend plan

De actualisatie van het voorliggende bestemmingsplan past bij de ambities die het Rijk stelt om in te zetten op het verbeteren van de balans tussen landgebruik en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht. Verder zet het Rijk in op het versterken en beschermen van unieke landschappelijke kwaliteiten.

De actualisatie van dit bestemmingsplan doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijk beleid van het Rijk.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De nationale belangen uit de NOVI die juridische borging vragen, worden geborgd in het Besluit
algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 22 augustus 2011). Met het Barro maakt het Rijk voor een aantal specifieke onderwerpen gebruik van deze mogelijkheid om algemene regels te stellen voor
bestemmingsplannen. De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter. Het doel is te borgen dat geformuleerde nationale belangen niet gefrustreerd worden door
ontwikkelingen die met bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt.

Relatie met het plan

Gezien het plan geen inbreuk heeft op de belangen die met het Barro worden behartigd, is er
geen sprake van strijdigheid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Limburg

De Omgevingsvisie Limburg (POVI Limburg) (vastgesteld 1 oktober 2021) vervangt het in 2014 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) en is in een interactief proces met overheden, semioverheden, belangenvertegenwoordigers, andere partnerorganisaties en inwoners opgesteld. Deze visie bouwt deels voort op eerder gemaakte beleidskeuzes, op andere onderdelen zijn nieuwe keuzes gemaakt door de Provincie Limburg.

De POVI Limburg is een integrale langetermijn visie die voor de periode 2021 tot 2030-2050 laat zien
hoe de provincie richting wil geven aan toekomstbestendige ontwikkelingen. Daarvoor onderscheidt de visie drie hoofdopgaven:

  • 1. Een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving
    • a. in stedelijk c.q. bebouwd gebied
    • b. in landelijk gebied
  • 2. Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie; inclusief landbouwtransitie
  • 3. Klimaatadaptatie en energietransitie

Toekomstige afwegingen dienen gemaakt te worden op basis van de vier Limburgse principes:

  • 1. Streven naar een inclusieve, gezonde en veilige samenleving.
  • 2. De kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal.
  • 3. Meer stad, meer land.
  • 4. Zorgvuldig omgaan met onze ruimte en voorraden; boven- én ondergronds.

Zonering

Het toekomstbeeld voor Limburg kan worden gevangen in een indicatieve zonering. Die zonering bouwt voort op de ‘tijdloze’ karakteristiek van de ondergrond; de geomorfologie en het watersysteem en de typering en ontwikkeling van het ruimte- gebruik in deelgebieden binnen Limburg in de afgelopen decennia. De begrenzingen van de zoneringen en andere werkingsgebieden die voortkomen uit de Limburgse principes en de uitwerkingen in de thema’s in deze Omgevingsvisie, zullen verankerd worden in het kaartmateriaal behorende bij de Omgevingsverordening Limburg.

Regiovisie Zuid- Limburg

De aantrekkelijkheid van Zuid- Limburg wordt in sterke mate bepaald door de aanwezigheid van relatief op korte afstand van elkaar gelegen, dichtbevolkte stedelijke gebieden, gelegen in het unieke Nationaal Landschap Zuid- Limburg. De op relatief korte afstand van elkaar gelegen, dichtbevolkte stedelijke gebieden – met elk hun eigen rijke historie én cultuur en de ligging in het unieke Nationaal Landschap Zuid-Limburg en de Maasvallei, maken Zuid-Limburg tot een aantrekkelijke regio. De landschappelijke kwaliteit levert niet alleen een bijdrage aan het welzijn en de gezondheid van de inwoners, het is ook één van de belangrijkste pijlers van de economie in Zuid-Limburg. Zowel de toeristische als de agrarische sector maken gebruik van het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0003.png"

Ambitie m.b.t. het Limburgs landschap

Relatie met voorliggend plan

Met het wegbestemmen van de bouwmogelijkheid vindt een versterking van het landschap plaats. Dit is in lijn met de Omgevingsvisie Limburg.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014 (geconsolideerde versie 2023)

De Omgevingsverordening Limburg is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. In 2014 is de Omgevingsverordening gewijzigd, vanwege de vaststelling van het POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de verordeningen Veehouderijen en Natura 2000 (van oktober 2013) en Wonen Zuid-Limburg (van juli 2013) opgenomen. Hiermee zijn alle verordeningen die betrekking hebben op het omgevingsbeleid ondergebracht in één document.

Met de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt beoogd om de doorwerking van het provinciaal beleid naar gemeenten en andere partners te borgen.

In de omgevingsverordening is het volgende aspect voor het plangebied van belang.

Artikel 2.7.2. Bronsgroene landschapszone

De toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de Bronsgroene landschapszone, bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd. Bij de compensatie van de negatieve effecten op natuurwaarden (kernkwaliteit “Groene karakter”) wordt de beleidsregel als bedoeld in artikel 2.6.7, tweede lid, gevolgd.

De kernkwaliteiten in de Bronsgroene landschapszone zijn het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het reliëf.

Artikel 2.8 Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg

Een (klein) deel van het plangebied is ook binnen het 'Beschermingsgebied Nationaal landschap Zuid- Limburg' gelegen en binnen 'Beekdal in Beschermingsgebied Nationaal landschap Zuid- Limburg'.

De provincie wil de (huidige) cultuurhistorische kernkwaliteiten van het beschermingsgebied van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg behouden, beheren, ontwikkelen en beleven. Ontwikkelingen binnen de ruimte die het beleid voor de verschillende thema's biedt, zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden ('ja-mits').

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0004.png"

Het is verboden in het Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg:

  • in een beekdal grondwerkzaamheden op of in de bodem uit te voeren die leiden tot aantasting van het reliëf, behalve werkzaamheden voor herstel en onderhoud van het beekdal;
  • in een beekdal ontwateringswerkzaamheden uit te voeren.

Relatie met voorliggend plan

De actualisatie van het bestemmingsplan leidt door het wegbestemmen van de bouwmogelijkheid tot behoud en versterking van het landschap en is daarmee in lijn met de Omgevingsverordening Limburg (2014).

3.2.3 Ontwerp Omgevingsverordening Limburg (2021)

Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet.

Hoewel het ontwerp van de Omgevingsverordening Limburg (2021) hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is, staan er enkele nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen in. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.

Provinciale Staten hebben de nieuwe Omgevingsverordening vastgesteld in de vergadering van 17 december 2021. Omdat deze Omgevingsverordening is gebaseerd op de Omgevingswet kan deze niet eerder in werking treden dan de Omgevingswet zelf. Wanneer de Omgevingswet in werking treedt, zal de Omgevingsverordening Limburg ook van kracht worden en de Omgevingsverordening uit 2014 vervangen.

Hoewel de Omgevingsverordening Limburg (2021) hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is, staan er enkele nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen in. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers. Het uitstel van de Omgevingswet maakt het wenselijk dat deze onderwerpen ook al geregeld worden in de Omgevingsverordening Limburg 2014. Daartoe heeft het college van Gedeputeerde Staten van Limburg op 29 maart 2022 het ontwerp-besluit genomen waarmee de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt aangevuld met instructieregels voor deze vier onderwerpen.

De Groenblauwe mantel

De Groenblauwe mantel, dat voor een deel ook in het plangebied ligt, bevat agrarische gebieden en natuurgebieden rondom het Natuurnetwerk Limburg en landschappelijk waardevolle beekdalen en steilere hellingen rondom bestaande natuurgebieden (zie onderstaand figuur). .

De provincie wil de (huidige) cultuurhistorische kernkwaliteiten van het beschermingsgebied van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg en de Groenblauwe mantel behouden, beheren, ontwikkelen en beleven. Ontwikkelingen binnen de ruimte die het beleid voor de verschillende thema's biedt, zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden ('ja-mits'). De motiveringsplicht in de Omgevingsverordening wordt gecontinueerd. Daardoor wordt gemeenten gevraagd om in de toelichting op nieuwe omgevingsplannen of omgevingsplanactiviteiten aan te geven hoe zij met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten in de betreffende gebieden omgaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0005.png"

Relatie met voorliggend plan

De actualisatie van het bestemmingsplan leidt door het wegbestemmen van de bouwmogelijkheid tot behoud en versterking van het landschap en is daarmee in lijn met de Ontwerp Omgevingsverordening Limburg (2021).

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Programma nationaal landschap Zuid- Limburg (2018- 2021)

De Provincie Limburg heeft in 2016 afspraken gemaakt met gemeenten in de regio om tot het Programma nationaal landschap Zuid- Limburg te komen. De kwaliteit van het Zuid-Limburgse landschap is belangrijk voor het leef- en vestigingsklimaat. Met dit programma wil de provincie dan ook het unieke landschap, de biodiversiteit en de cultuurhistorie van Zuid-Limburg versterken en verbinden met de maatschappelijke opgaven. Het moet een samenspel worden van stad en landelijke gebieden met een duurzame en perspectiefvolle economische dynamiek.

Gemeenten, Provincie en andere partijen hebben hiervoor een gebiedsgerichte aanpak uitgewerkt in het Programma Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Daarin zijn 13 hefboomprojecten opgenomen op het gebied van landschap, natuur, landbouw, klimaatopgaven, energietransitie, cultuurhistorie, vrijetijdseconomie en communicatie. De 13 hefboomprojecten zijn:

  • Agrarisch natuur- en landschapsbeheer continueren en garanderen door middel van een landschapsfonds;
  • Behoud en ontwikkeling van de unieke Zuid- Limburgse biodiversiteit;
  • Vanuit de wateropgave een klimaatbestendig landschappelijk raamwerk realiseren;
  • Verbreding van de landbouw en innovatie, en ondernemerschap de ruimte geven;
  • Vrijkomende agrarische bebouwing met durf aanpakken: het ontstenen van het landschap;
  • Duurzame hergebruik van monumentaal erfgoed stimuleren en versnellen;
  • Toeristische druk verdelen en streven naar een hoogwaardig aanbod;
  • Landschappelijke- en economische opgaven gecoördineerd aanpakken in de stad-landzones;
  • Ruimte voor zonne- energie in het Nationaal Landschap Zuid- Limburg;
  • Het versterken van ondernemerschap;
  • Actieve communicatie en bewustwording van het verhaal van het Nationaal Landschap;
  • Inzetten op actieve uitnodigingsplanologie en kwaliteitsinstrumenten;
  • Landschap, biodiversiteit en cultuurhistorie kwantificeren en data inzetten als ijkpunt en instrument.

Door vanuit de hefboomprojecten gezamenlijk te werken aan een Landschappelijk Raamwerk, wordt het Nationaal Landschap Zuid-Limburg voor bewoners en bezoekers mooier en minder kwetsbaar, klimaatrobuuster en ecologisch duurzamer gemaakt. Het doel is dan ook om het Landschappelijke Raamwerk in 2025 gerealiseerd hebben.

Relatie met voorliggend plan

De actualisatie van het bestemmingsplan leidt door het wegbestemmen van de bouwmogelijkheid tot behoud en versterking van het landschap en is daarmee in lijn met het Programma nationaal landschap Zuid- Limburg (2018- 2021). Het unieke landschap, de biodiversiteit en de cultuurhistorie blijven worden op deze wijze bevorderd.

 

3.3.2 Structuurvisie Wonen Zuid- Limburg (SWZL)

De Structuurvisie Wonen Zuid- Limburg (SWVZL) is vastgesteld door de gemeenteraad van Sittard- Geleen op 9 november 2016. De Structuurvisie Wonen Zuid- Limburg is een gezamenlijke, Zuid- Limburgse ruimtelijke visie voor de woningmarkt opgesteld door de 18 gemeenten in Zuid-Limburg. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen een toekomstbeeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van Wonen in de regio Zuid- Limburg voor de komende 10 jaar. Voor het gemeentebestuur is de visie dan ook een belangrijke leidraad voor het opstellen van toekomstige plannen en het toetsingskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente.

De beleidsambitie van deze structuurvisie is het streven naar een excellent woon- en vestigingsklimaat in Zuid- Limburg. Een goed woon- en vestigingsklimaat is een belangrijke voorwaarde voor de economische ontwikkeling van Zuid- Limburg en benutting van de geografische positie van Zuid- Limburg in het hart van Europa.

De aantrekkelijkheid van de regio Zuid-Limburg als vestigingsregio voor bedrijven en werknemers, is bijna vergelijkbaar met die van de regio Amsterdam. En dat heeft positieve effecten voor de woningmarkt, omdat mensen willen wonen in de buurt van waar zij werken. Bedrijfsleven, onderwijs- en kennisinstellingen, financiële instellingen, Provincie Limburg en (nagenoeg alle) gemeenten in Zuid-Limburg kiezen daarom voor een proactief economisch beleid. Via de Limburg Economic Development (LED) Brainport 2020-strategie wordt in Zuid-Limburg ingezet op de realisatie van de Toptechnologieregio van Zuidoost-Nederland met een top 3-positie in Europa en een top 10-positie in de wereld.

Een belangrijk beleidsprincipe is dat deze Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg de erkenning bevat dat het ongewenst is om met nieuwe woningen te concurreren met de bestaande woningvoorraad. Juist in een situatie dat groei niet meer leidend is, vormt de bestaande woningvoorraad het belangrijkste ‘woonkapitaal’ van de regio. In de bestaande woningvoorraad zijn voldoende woningen te vinden die te koop of leeg staan binnen de eigen gemeentegrens of in een andere gemeente.

Relatie met voorliggend plan

In het plangebied is uitsluitend sprake van bestaande bebouwing. De actualisatie van het bestemmingsplan is daarmee niet in strijd met de structuurvisie Wonen Zuid-Limburg.

3.3.3 Structuurvisie Ruimtelijke economie Zuid-Lumburg (SVREZL)

De gemeenteraad van Sittard-Geleen heeft op 21 december 2017 de Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg (SVREZL) vastgesteld. Deze structuurvisie is een uitwerking van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en heeft nauwe samenhang met de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (SVWZL). In de SVREZL, die ook door de andere 17 gemeenten in Zuid-Limburg is vastgesteld, is bepaald op welke locaties uitbreiding aan de orde kan zijn en op welke locaties niet. Deze afspraken zijn op regionaal niveau gemaakt om de economische kracht van de regio te verstevigen en verdere leegstand tegen te gaan. In de SVREZL is gekozen voor het behoud en versterken van gewenste winkel-, kantoren- en bedrijventerreinlocaties, de zogenaamde hoofdstructuur. Buiten deze hoofdstructuur worden in principe geen m2 's toegevoegd. De structuurvisie biedt echter ook handvatten voor de situatie dat het ruimtelijk belangrijk is een economisch initiatief te faciliteren, ondanks dat er al teveel m2 's zijn. Belangrijk hierbij is dat er op het relevante schaalniveau een goede en transparante afweging gemaakt kan worden.

Er worden in beginsel alleen toevoegingen gefaciliteerd in de daartoe afgebakende concentratie- en balansgebieden. In balansgebieden gaat het om kwalitatieve versterkingen. In concentratiegebieden is in beginsel naast kwalitatieve versterking ook kwantitatieve versterking mogelijk.

Doelstelling is de leefbaarheid in de kernen en Zuid-Limburg als geheel, waar relevant, zo goed mogelijk te behouden of te verbeteren. Dit kan door het faciliteren van kwalitatieve toevoegingen die passen binnen de uitgangspunten van de structuurvisie, of door middel van herbestemmen, bijdragen aan verbetering van het gebruik en de functionaliteit van de bestaande locatie - bebouwde of onbebouwde bestemmingen.

Relatie met het plan

In het plangebied is uitsluitend sprake van bestaande horeca. De actualisatie van het bestemmingsplan is daarmee niet in strijd met de structuurvisie Ruimtelijke economie Zuid-Limburg.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Sittard- Geleen (2016)

De gemeente Sittard- Geleen heeft samen met de raad, ondernemers, inwoners en andere partners de ontwikkelingen van Sittard- Geleen vormgegeven. De koers die daarbij nagestreefd wordt, is omschreven in de 'Omgevingsvisie Sittard Geleen 2016'. De Omgevingsvisie van de gemeente Sittard- Geleen is door de gemeenteraad op 15 december 2016 vastgesteld.

In de Omgevingsvisie wordt aangegeven welke richting wordt nagestreefd voor de fysieke ontwikkeling van Sittard- Geleen. Hierbij wordt helder welke ontwikkelingen de gemeente wil faciliteren en wat daarbij de fysieke afwegingskader is. De Omgevingsvisie biedt daarbij ruimte waar dat mogelijk is, en is sturend wanneer dat nodig is.

In de Omgevingsvisie zijn een aantal ambities geformuleerd voor Sittard- Geleen:

  • Samenwerken aan de economie van morgen. Voor een sterke economische structuur en werkgelegenheid wordt ingezet op de drie speerpunten automotive, logistiek en chemie & materialen. Voor de versterking van de economische structuur bestaat verder voortdurend aandacht voor crossovers naar andere sectoren.
  • Samenwerken aan de veranderende ruimte in de stad. Het gebruik van de ruimte in de stad verandert. Er is een overaanbod aan woningen, winkels, kantoren en maatschappelijke voorzieningen (zoals schoolgebouwen). De Omgevingswet vormt het kader waarmee de gemeente samen met partners een nieuwe invulling aan de ruimte geeft.
  • Samenwerken aan een veilige woon- werk- en leefomgeving. Veiligheid is een basisvoorwaarde voor een aantrekkelijke stad. Het terugdringen en voorkómen van criminaliteit blijft topprioriteit. De gemeente blijft werken aan een stad waar de inwoners, ondernemers en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen.
  • Samen zoeken naar een nieuw evenwicht tussen informele en formele zorg. In 2016 is voor het sociale domein de basis gelegd voor een wijkgerichte aanpak. En de komende jaren wordt hier volop op ingezet.
  • Samenwerken dichtbij én met de inwoners. De samenleving is actief en kenmerkt zich als een energieke samenleving waarin mondige, autonome inwoners en vernieuwende bedrijven steeds vaker het publieke domein betreden. Deze maatschappelijke ontwikkeling vraagt om een betere aansluiting van de overheid op wat in de maatschappij gebeurt. Wijkgericht werken geeft dan ook antwoord op samenwerken dichtbij en met inwoners.

Relatie met voorliggend plan

Met de actualisatie van het bestemmingsplan waarbij in de noordoostelijke hoek de bestemming 'Woondoeleinden' komt te vervallen en het betreffende gebied de bestemming 'Natuur' krijgt, wordt invulling gegeven aan de veranderende ruimte als gevolg van het overaanbod aan woningen.  

De voorgenomen actualisatie van het bestemmingsplan past daarmee binnen het beleid van de Omgevingsvisie Sittard- Geleen (2016).

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Archeologie en Cultuurhistorie

In de beleidsnota Archeologie en Monumenten van 2012 is het archeologiebeleid van de gemeente Sittard- Geleen uiteengezet. De gemeente richt zich in dit beleid voor archeologie en monumenten op drie speerpunten:

  • 1. Erkenning en bescherming van archeologie en monumenten;
  • 2. Behoud door ontwikkeling;
  • 3. Beleving van archeologie en monumenten.

Erkenning en bescherming van archeologie en monumenten

Sittard-Geleen kent een lange historie, en hier zijn veel sporen van behouden. Een recente (wettelijke) ontwikkeling hierbij is de verbreding van de zorg voor archeologie en monumenten, naar de zorg voor integraal ruimtelijk erfgoed. Dit houdt in dat er rekening houden wordt met het totaal van de (ruimtelijke) cultuurhistorische waarden: een combinatie van archeologie, landschap, groen, gebouwde monumenten en historische bebouwingsstructuren. De Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn beschermd op grond van de Monumentenwet, respectievelijk de monumentenverordening. De overige cultuurhistorische waardevolle elementen die van belang zijn voor het karakter van de stad, wordt zoveel mogelijk beschermd in ruimtelijke plannen.

Behoud door ontwikkeling

Sittard-Geleen is continu in ontwikkeling. Van oudsher is het gebied interessant om te leven en te wonen. De stad beweegt steeds mee met de historische en maatschappelijke ontwikkelingen. De identiteit van de stad wordt gevonden door een verbinding van de oude structuren met de nieuwe ontwikkelingen. Dit noemen wordt door gemeente Sittard- Geleen behoud door ontwikkeling genoemd. Bij leegkomende monumenten, wordt steeds gekeken naar hedendaagse gebruiksmogelijkheden en een meerwaarde van het oude DNA voor de nieuwe stad. Bij behoud door ontwikkeling staat het integreren van het oude ten dienste van het nieuwe voorop.

Beleving van archeologie en monumenten

Veel van het erfgoed heeft een intrinsieke belevingswaarde. Het is mooi of interessant om naar te kijken. Het erfgoed geeft atmosfeer en sfeer aan de stad. De stad heeft er een eigen karakter door. Dit is van belang als vestigingsfactor en is dus een economische factor voor de stad. Via publieksvoorlichting en citymarketing wordt Sittard-Geleen met haar eigen sfeer op de kaart gezet.

Archeologie in bestemmingsplannen

Doel van de bescherming van archeologie in bestemmingsplannen, is om vooraan in het proces van ruimtelijke ordening al rekening te houden met de archeologische waarden. Hiermee kunnen ontwikkelingen bij voorkeur plaats vinden op locaties waar geen of geringe archeologische waarden aanwezig zijn, en wordt de verstoring van het bodemarchief geminimaliseerd. Ook behoud door ontwikkeling wordt hiermee mogelijk gemaakt, archeologische waarden kunnen worden ingepast in het plan of mede de uitwerking van een plan richting geven.

Is het toch noodzakelijk ontwikkelingen plaats te laten vinden in gebieden met hogere archeologische waarden, dan kan via voorwaarden geregeld worden dat er archeologisch onderzoek plaats vindt, zodat de locatie wel goed gedocumenteerd wordt.

In de gebieden met een bestemming archeologie in het bestemmingsplan geldt altijd een meldingsplicht voor werkzaamheden die dieper dan 30 cm in de grond plaatsvinden.

Een onderzoeksplicht treedt op vanaf de vastgestelde ondergrens in oppervlak van de verstoring. De ondergrenzen voor onderzoeksplicht bij bestemmingswijziging of omgevingsvergunning zijn kort samengevat:

  • altijd bij beschermde archeologische monumenten
  • > 50 m2 bij terrein van zeer hoge archeologische waarde
  • > 100 m2 bij terrein van hoge archeologische waarde en historische kernen
  • > 500 m2 bij hoge verwachting obv landschappen
  • > 10.000 m2 bij lage verwachting voor droge landschappen
  • > 50.000 m2 bij lage verwachting voor droge en natte landschappen

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0006.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0007.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0009.png"  

Uitsnede archeologische beleidskaart

Uit de archeologische beleidskaart van de gemeente blijkt dat voor het plangebied sprake is van categorie 2 en categorie 4. Tevens is over het plangebied een aanduiding gelegd voor onderzoeksgebied (niet vrijgegeven of onbekend). De hiervoor gehanteerde gegevens zijn gebaseerd op de informatie die gebruikt is voor het opstellen van het facetbestemmingsplan Archeologie.

4.1.1 kapel van Abshoven

In het plangebied bevindt zich ook de kapel van Abshoven die is aangewezen als gemeentelijk monument. Verder ligt hier nog een ruïne die een deel van het voormalige abtshuis omvat. Deze bouwwerken maakten oorspronkelijk deel uit van een kloostercomplex dat door brand verloren is gegaan. De kapel is ontworpen door de architect Johannes Kayser. Deze is in neo-gotische stijl ontworpen.

Ten noordoosten van het voormalige kloostercomplex ligt de voormalige kloostertuin, waarin de restanten van een Engelse tuin aanwezig zijn, die daar in de negentiende eeuw is aangelegd.

Conclusie

De actualisatie van het bestemmingsplan heeft geen fysieke aanpassingen aan het landschap tot gevolg. Beide categorieën zijn als Waarde-Archeologie opgenomen op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan.

4.2 Natuur

Gemeente Sittard-Geleen heeft Arcadis gevraagd voor de bestemmingsplanwijziging een quickscan natuurwetgeving op te stellen om eventuele negatieve effecten op beschermde soorten en gebieden en benodigde vervolgstappen in het kader van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) en de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) in beeld te brengen (zie Bijlage 1).

Soortbescherming

Het plangebied vormt potentieel leefgebied voor tal van soorten uit verschillende soortgroepen . Door de ligging en verbinding met omliggende natuurgebieden kunnen tal van soorten zich (op termijn) vestigen in het plangebied. Om vast te stellen welke beschermde soorten en rodelijstsoorten aanwezig zijn, is het noodzakelijk om in alle jaargetijden onderzoek uit te voeren. Onderzoek is niet noodzakelijk in het kader van de vergunbaarheid van het voornemen.

In onderstaande tabel is per soortgroep weergegeven of en zo ja, welke soorten mogelijk voorkomen binnen het plangebied, op basis van zowel het bureauonderzoek als veldbezoek.

Tabel: Voorkomen van beschermde soorten binnen het plangebied per relevante soortgroep.

Soortgroep   Conclusie   
Vaatplanten   Beschermde soorten zijn uitgesloten binnen het plangebied. Voor rodelijstsoorten met standplaats in bossen is het plangebied potentieel geschikt.  
Broedvogels zonder jaarrond beschermd nest   Het plangebied is geschikt voor bossoorten van broedvogels zonder jaarrond beschermde nesten zoals ekster, groene specht, roodborst en winterkoning  
Broedvogels met jaarrond beschermd nest   Het plangebied is geschikt voor bossoorten van broedvogels met jaarrond beschermde nesten zoals bosuil, roek en sperwer.  
Grondgebonden zoogdieren   Het plangebied is geschikt voor verschillende soorten zoogdieren die leven in bosrijke omgeving, zoals diverse muizen, eekhoorn, egel, marterachtigen en ree.  
Vleermuizen   Het plangebied is geschikt als leefgebied voor boombewonende vleermuissoorten en als essentieel foerageergebied voor gebouwbewonende soorten uit de directe omgeving.  
Reptielen   Het plangebied is geschikt als leefgebied voor de hazelworm. Sporadisch kan levendbarende hagedis voorkomen in het plangebied.  
Amfibieën   Het plangebied is geschikt als landbiotoop van verschillende soorten amfibieën.  
Vissen   Het plangebied is ongeschikt voor vissen door afwezigheid van water.  
Insecten/ Geleedpotigen/ Schimmels/ Weekdieren   Het plangebied is geschikt voor verschillende soorten die leven in bosrijke omgeving, zoals diverse schimmels en weekdieren, grote vos, iepenpage, vermiljoenkever, vliegend hert.  

Gebiedsbescherming

In de provincie Limburg is het Natuurnetwerk anders opgebouwd dan het Natuurnetwerk Nederland. Het Limburgs Natuurnetwerk bestaat uit drie zones: ‘Goudgroene natuurzone’, ‘Zilvergroene zone’ en Bronsgroene landschapszone’.

De ‘Goudgroene natuurzone’ komt overeen met het Natuurnetwerk Nederland en hierin moeten de effecten op wezenlijke kenmerken en waarden getoetst worden. Daarnaast geldt een aanvullend beleid op de ‘Zilvergroene natuurzone’ en Bronsgroene landschapszone’ in de Provincie Limburg. Deze laatste twee zijn geen onderdeel van het NNN, maar hier dient op provinciaal niveau getoetst te worden.

Het plangebied grenst aan de Bronsgroene landschapszone (zie onderstaand figuur). Beoordeling van externe werking is niet aan de orde binnen de provincie Limburg. Desondanks heeft de bestemmingsplanwijziging enkele positieve effecten op het LNN. Door de bestemmingsplanwijziging zijn bouwontwikkelingen niet meer toegestaan. Hierdoor blijven de aanwezige natuurwaarden behouden en kan het LNN op deze locatie robuustere vormen aannemen.

Het planvoornemen heeft geen negatieve effecten (mogelijk enkel positieve) op het LNN. Nadere toetsing is niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0010.png"

Ligging plangebied (rode vorm naar benadering) t.o.v. het LNN; Blauw: Bronsgroene landschapszone,Groen: Goudgroene natuurzone en Licht groen: Zilvergroene natuurzone.

Conclusie

Het plangebied bestaat uit een bosperceel met grote diversiteit aan loofbomen, zowel dood als levend. Daarbij vormt het onderdeel van een groter bosperceel en grenst het aan andere natuurlijke habitats. Hierdoor is de potentiële natuurwaarden in het gebied hoog. Om vast te stellen welke beschermde soorten en rodelijstsoorten in het plangebied aanwezig zijn, is het noodzakelijk om in alle jaargetijden onderzoek uit te voeren. Onderzoek is niet noodzakelijk in het kader van de vergunbaarheid van het voornemen.

In het voornemen ontbreken fysieke werkzaamheden en het plangebied ligt buiten het Limburgs Natuurnetwerk. Hierdoor zijn noodzakelijke vervolgstappen in het kader van Wet natuurbescherming en Wet ruimtelijke ordening niet noodzakelijk. Dit zou anders zijn geweest wanneer de bestaande bouwmogelijkheden gehandhaafd zouden worden; in dat geval zouden vervolgstappen wel aan de orde zijn.

Om de hoogste natuurwaarde te behalen, wordt aangeraden om het bouwen van nieuwe woningen niet meer toe te staan en het beheer aan te passen op de potentiële natuurwaarden, waarbij menselijke verstoringen zoals asfalt, hekwerk en exoten verwijderd worden en het gebruik door wandelaars (inclusief honden) geleid wordt.

4.3 Water

Waterbeheerders worden tijdens het proces van de watertoets betrokken bij de planvorming om zo een duurzame omgang met hemel-, grond- en oppervlaktewater te waarborgen en “water” mee te laten wegen in het planproces. De watertoets is een verplicht onderdeel van een ruimtelijke ordeningsprocedure en opgenomen in het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro) welke gelijktijdig met de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro) is herzien. Onderdeel van de watertoets is het opstellen van een waterparagraaf, waarin wordt aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve impact heeft op de waterhuishoudkundige situatie.

Aanleiding  

Het vigerende bestemmingsplan Abshoven 2021 (vastgesteld op 31 oktober 2002) voorziet onder meer in de bouw van zes grondgebonden woningen aan de Beekdalstraat. Tot op heden zijn deze woningen niet gerealiseerd en acht het college van B&W de realisatie inmiddels niet meer wenselijk. Dit betekent dat de bestemming “Woondoeleinden” voor dat plandeel zal komen te vervallen en zal worden vervangen door de bestemming “Natuur”. Deze natuurbestemming sluit aan op de “Natuur”-bestemming in het naastgelegen bestemmingsplan Buitengebied Sittard. Met het Waterschap Limburg is reeds afgestemd dat een beknopte waterparagraaf voldoet, op basis hiervan kan het bevoegd gezag een positief wateradvies afgeven.

Plangebied  

Het plangebied Abshoven is gelegen aan de Beekdalstraat te Munstergeleen (Gemeente Sittard-Geleen). Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 9.835 m² en is momenteel braakliggend.

Oppervlaktewater

Onderstaande figuur toont het oppervlaktewater in de omgeving van het plangebied. Ten noordwesten van het plangebied stroomt de Geleenbeek. Er is weinig ruimte beschikbaar tussen deze watergang en het plangebied. Dit zorgt ervoor dat het plangebied gedeeltelijk in het inundatiegebied ligt en grenst aan de kernzone van de Geleenbeek. Dit zorgt voor risico’s bij een bestemming “Woondoeleinden”. Het wijzigen naar de bestemming “Natuur” leidt tot een klimaatbestendigere en robuustere inrichting van het plangebied en draagt daardoor positief bij aan de waterhuishouding.

 afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0011.png"

Oppervlaktewater in de nabije omgeving van het plangebied Abshoven (Legger Waterschap Limburg)

Conclusie

De actualisatie van het bestemmingsplan heeft geen fysieke aanpassingen aan het landschap tot gevolg. De huidige bestemming is “Woondoeleinden”, het wijzigen naar “Natuur” zal een positieve bijdrage leveren op het gebied van de waterhuishouding, aangezien het terrein onverhard zal blijven.

4.4 Bodem

In opdracht van gemeente Sittard-Geleen heeft Arcadis Nederland B.V. vooronderzoek conform NEN 5725 verricht binnen het plangebied van Abshoven, Beekdalstraat te Munstergeleen (zie Bijlage 2). Het onderzochte terrein (de onderzoekslocatie) heeft een oppervlakte van circa 1 hectare. De onderzoekslocatie is momenteel braakliggend. Het onderzoek is uitgevoerd om inzicht te krijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Het doel van het vooronderzoek is dan ook om te bepalen of de locatie al dan niet verdacht is met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging.

Huidige en toekomstige situatie

De huidige situatie van de onderzoekslocatie betreft een bosgebied met enkele verharde wegen. Op historische kaarten is te zien dat vanaf circa 1900 tot 1978 de onderzoekslocatie in gebruik is geweest als boomgaard. Het is bekend dat in de periode 1960 tot 1980 veel gebruik werd gemaakt van bestrijdingsmiddelen in boomgaarden, derhalve is de onderzoekslocatie verdacht op bestrijdingsmiddelen (OCB’s).

Op historische kaarten is tevens te zien dat er bebouwing op het terrein aanwezig was in de periode van 1979 tot 2004, waarbij er vanaf 1979 ook enkele wegen op de kaart worden weergegeven. In een eerder uitgevoerd verkennend bodemonderzoek uit 2001 ter plaatse van de onderzoekslocatie is tevens vermeld dat op de locatie kleine woonblokken hebben gestaan die sinds enige jaren zijn gesloopt. Deze bebouwing bestond uit 6 woonblokken met toegangswegen. Er is geen vermelding van het soort verharding, tegenwoordig is deze voorzien van asfaltverharding. Bij de gemeente Sittard-Geleen zijn geen gegevens bekend omtrent de sloop van deze voormalige bebouwing. Het is daarom niet bekend wanneer deze bebouwing precies is gesloopt en op welke wijze het sloopmateriaal is afgevoerd.

In 1995 was er een brand in het voormalig klooster dat zich in zuidwestelijke richting bevindt van de onderhavige onderzoekslocatie, daarna stond het een periode leeg tot de restauratie van de gebouwen in 2012. Aangezien het voormalig klooster meer dan 100 meter van het onderzoeksgebied verwijderd is wordt er verwacht dat de impact van deze brand op de onderzoekslocatie minimaal is geweest.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0012.png"

Historische luchtfoto complex Abshoven met voormalige woonblokken

Ten noorden en oosten van de onderzoekslocatie bevindt zich een woonwijk, aan de westkant wordt het gebied begrenst door de Geleenbeek. Ten zuiden ligt bebost gebied en het gerenoveerde klooster Abshoven.

Tijdens een eerder verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd door Antea group in juni 2015 is er een terreininspectie uitgevoerd in het aangrenzende gebied, wat gedeeltelijk overlapt met de huidige onderzoekslocatie. Uit deze terreininspectie is gebleken dat er ter plaatse van het onderzoeksgebied restanten van de voormalige bebouwing en puinhoudende materialen terug te vinden waren.

Verwachting ten aanzien van de bodemkwaliteit

Asbest

Vanwege de voormalige asbestverdachte bebouwing op locatie met beperkte informatie over het slopen hiervan is de onderzoekslocatie asbestverdacht. Tijdens het verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd door Antea group in 2015 zijn sporen van asbesthoudende materialen waargenomen bij veldinspectie, daarnaast ook plaatmateriaal bestaande uit 10-25% chrysotiel. Aanvullend onderzoek naar de aard en omvang van de aangetoonde verontreiniging met asbest wordt derhalve aanbevolen.

PFAS

PFAS (Poly- en PerFluor Alkyl Stoffen) zijn sinds de jaren ’60 veelvuldig in (bedrijfs)activiteiten toegepast. Sinds enkele jaren is steeds meer aandacht voor de aanwezigheid van deze stofgroep waar onder andere PFOS, PFOA en Gen-X deel van uitmaken. Deze stoffen worden beschouwd als “Zeer zorgwekkende stoffen” en beleid hiervoor wordt pas de laatste jaren ontwikkeld.

In 2018 is een onderzoek gedaan naar potentiële risicolocaties (‘Aanwezigheid van PFAS in Nederland, Deelrapport B - Onderzoek van PFAS op potentiële risicolocaties’, Expertisecentrum PFAS, DDT219-1/18-008.228, 1 juni 2018). Deze verdachte locaties zijn opgenomen in een signaleringskaart. Naar aanleiding van deze gegevens zijn geen PFAS verdachte locaties op de onderzoekslocatie of in de directe omgeving hiervan. Daarnaast hebben voor zover bekend geen calamiteiten of brandincidenten op de locatie plaatsgevonden. Op basis hiervan wordt de locatie als onverdacht aangemerkt op het aantreffen van PFAS-verbindingen.

Bodemkwaliteitskaart

De gemeente Sittard-Geleen beschikt over een bodemkwaliteits- en bodemfunctieklassenkaart geldig van 2021 tot 2025. De onderzoekslocatie is gelegen binnen de bodemkwaliteitszone ‘Buitengebied / Kleine Kernen / Wonen na 1987’. Volgens de bodemfunctieklassenkaart is de onderzoekslocatie geclassificeerd in de functie ‘Wonen’ voor zowel de boven- als ondergrond.

Volgens de ontgravingskaart en toepassingskaart valt de onderzoekslocatie voor zowel de boven- als ondergrond binnen de klasse ‘Landbouw/natuur’. Volgens de PFAS waarnemingen kaart en Asbest waarnemingen kaart voldoet zowel de boven- als ondergrond van de onderzoekslocatie aan de klasse ‘Buitengebied / Kleine Kernen / Wonen na 1987.

Bodemopbouw en geohydrologie

De globale bodemopbouw, samengesteld op basis van de bovengenoemde gegevens, is weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel: Schematisering bodemopbouw

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0013.png"

Uit voorgaand onderzoek (Geoconsult Milieutechniek, 2001) is gebleken dat de bovengrond (0-0,5 m-mv) bestaat uit zwak zandig leem en plantenhoudend is. De ondergrond (0,5-2,0 m -mv) bestaat uit zwak zandig leem met een bruine kleur.

Conclusie

De onderzoekslocatie dient te worden onderzocht als heterogeen verdacht op het voorkomen van asbest gezien de voormalige bebouwing van asbestverdachte woonblokken op locatie. Het is onbekend hoe deze woonblokken gesloopt zijn en hoe het terrein geëgaliseerd is. Om deze redenen wordt nader asbestonderzoek aanbevolen.

Uit de gegevens van de eerder verrichte onderzoeken ter plaatse van of in de omgeving van de onderzoekslocatie blijkt dat op de locatie over het algemeen licht verhoogde achtergrondwaarden kunnen worden verwacht voor PAK, cadmium en zink in de bovengrond. In het grondwater kunnen licht verhoogde concentraties barium en naftaleen worden verwacht.

Gezien het voormalige gebruik van de onderzoekslocatie als boomgaard kan de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen (OCB’s) in de bodem niet worden uitgesloten.

De onderzoekslocatie is verder niet verdacht voor de aanwezigheid van PFAS in de bodem.

Gelet op de eerder uitgevoerde bodemonderzoeken en gelet op het feit dat het hier een functiewijziging van wonen naar natuur betreft (lees extensief gebruik en minder gevoelige bestemming) is het niet noodzakelijk om een nader asbestonderzoek en verkennend bodemonderzoek naar bestrijdingsmiddelen uit te voeren. De verwachting dat mogelijk sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en daarmee noodzaak tot bodemsanering is niet aannemelijk. Bij toekomstig grondverzet dient men rekening te houden met de bevindingen uit het uitgevoerde vooronderzoek.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Ruimtelijk plan

Het bestemmingsplan Abshoven 2024 is vervat in (plan)regels, verbeelding en toelichting.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en / of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld conform de landelijke richtlijn voor bestemmingsplannen (SVBP 2012), alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

5.2 Juridische regeling

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de juridische regeling van het bestemmingsplan. De juridische regeling bestaat, zoals hiervoor aangegeven, uit de verbeelding en de (plan)regels. Deze onderdelen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en dienen dan ook altijd gezamenlijk geraadpleegd en gelezen te worden.

5.2.1 Verbeelding

Bij de opzet van de verbeelding is de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen2012) als uitgangspunt gehanteerd. In de SVBP2012 zijn onder andere bestemmingscategorieën vastgelegd en zijn uniforme kleuren en aanduidingen beschreven. De aanduidingen dienen voor de leesbaarheid van de verbeelding (kadastrale indeling of bestaande bebouwing) of hebben betrekking op wat er wel of niet is toegestaan. Met een bouwvlak is de mogelijkheid en situering van bebouwing aangeduid.

Naast de hoofdbestemming bevat het plan ook de dubbelbestemmingen.

5.2.2 Planregels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken. Dit zijn de 'Inleidende regels', de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' en de 'Algemene regels'. Meer specifiek kan de inhoud van de artikelen als volgt worden weergegeven.

Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Artikel 2 betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.

Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk worden planregels gegeven voor de nieuw beoogde functies binnen het plangebied Unilocatie. De locaties met de bestaande woningbouw, het horecabedrijf en het kantoor hebben de bestemming Gemengd (artikel 3) gekregen, waarbij voor de verschillende functies separate aanduidingen zijn opgenomen waarbinnen deze zijn toegelaten. Het bestaande kloosterpark heeft de bestemming Groen - Park (artikel 4) gekregen. Aan de overige gronden is de besteming Natuur (artikel 5) toegekend. Daarmee wordt aangesloten op de bestemming van de aanliggende gronden in het bestemmingsplan Buitengebied Sittard. De bestaande hogedruk aardgastransportleiding die het plangebied aan de noordoostzijde doorkruist, is positief bestemd en wordt beschermd via een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden.

Verder zijn de mogelijke aanwezige archeologische resten beschermd via de dubbelbestemmingen ''Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4'.

Algemene regels

In dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:

Anti-dubbeltelregel
Dit artikel voorkomt dubbel gebruik van gronden bij bouwmogelijkheden, in de zin dat dezelfde gronden niet voor verschillende bouwplannen mogen worden meegenomen.

Algemene bouwregels

Hierin zijn regelingen opgenomen voor ondergronds bouwen en ondergeschikte bouwdelen.

Algemene gebruiksregels

Dit artikel bevat onder meer een algemeen verbod voor (detail)handel, prostitutie, seksinrichtingen en geluidgezoneerde inrichtingen.

Algemene aanduidingsregels

Hierin is de regeling voor het aanwezige beekdal opgenomen. Er zijn specifieke bouwregels en een aanlegvergunningstelsel opgenomen om het beekdal te beschermen.

Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling is een aantal algemene afwijkingen opgenomen van de regels. Het betreft de mogelijkheid om onder voorwaarden maximaal 10% af te wijken van de voorgeschreven maatvoeringen. Tevens mogen bouwgrenzen beperkt worden overschreden.

Overige regels

In dit artikel is opgenomen hoe de verhouding is tussen bestemmingen en dubbelbestemmingen en dubbelbestemmingen onderling. Tevens is hier de parkeerregeling opgenomen.

Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat:

  • Het overgangsrecht (artikel 15): hierin is bepaald dat legaal gebouwde bouwwerken, die op het moment van de tervisielegging van het plan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels zoals deze in dit nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Deze bouwwerken mogen eveneens deels worden vernieuwd of veranderd of in geval van tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden herbouwd. Voorwaarde is wel dat de afwijking van de bouwregels naar aard en omvang niet mag worden vergroot. Via een omgevingsvergunning is een eenmalige vergroting van maximaal 10% toegestaan.
    Tevens is een regeling opgenomen die toeziet op het gebruik van gronden en opstallen. Wanneer het bestaande legale gebruik op het moment dat het bestemmingsplan rechtskracht krijgt, afwijkt van de regels, mag dit bestaande gebruik in die omvang worden gehandhaafd. Een intensivering van het gebruik is dus niet toegestaan. Ook naar aard mag het gebruik niet verder gaan afwijken. Wanneer het gebruik gedurende een termijn van meer dan een jaar onderbroken wordt dan mag het niet meer opnieuw worden opgepakt.
  • De slotregel (artikel 16), waarin de titel van het plan staat.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt in artikel 6.12 dat samen met het bestemmingsplan ook een exploitatieplan vastgesteld moet worden, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Deze verplichting geldt niet als er geen sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

In dit bestemmingsplan is geen sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit

ruimtelijke ordening. Een exploitatieplan of anterieure overeekomst zijn derhalve niet vereist.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan verplicht om daarbij overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Gelet op het feit dat het om een actualisatie van het bestemmingsplan Abshoven gaat, vindt het vooroverleg gelijktijdig met de terinzagelegging van het bestemmingsplan plaats.

6.2.2 Zienswijzen

Op de voorbereiding om een besluit omtrent de aanpassingen is de in artikel 3.8 Wro geregelde procedure van toepassing, dat wil zeggen dat het ontwerp gedurende zes weken ter inzage dient te liggen, waarbinnen eenieder zijn zienswijze kenbaar kan maken.

Het ontwerp bestemmingsplan Abshoven 2024 heeft vanaf 20 december 2023 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen, waarbij de gelegenheid is geboden om binnen deze termijn zienswijzen met betrekking tot het ontwerp kenbaar te maken.

In de separate zienswijzennota zijn de ingekomen zienswijzen inhoudelijk weergegeven en is een reactie terzake gegeven. Daarnaast komen ook de ambtshalve wijzigingen aan bod. De Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen is opgenomen in Bijlage 3.