direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Neede, Centrum 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1859.BPNDE20110009-0100

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' ook voor bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' ook voor horecabedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Lijst van horecabedrijven';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' ook voor detailhandel op de begane grond;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel en reparatie' ook voor de stalling, verkoop en reparatie van auto's;
  • f. de waterhuishouding;

met daarbij behorende:

  • g. gebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • j. tuinen;
  • k. erven;
  • l. verhardingen;
  • m. ontsluitingspaden;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. speelvoorzieningen;
  • q. water;
  • r. doeleinden van openbaar nut.
19.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • c. de afstand van een vrijstaande woning en van de zijde van een twee-onder-een-kapwoning tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat dit niet geldt bij een geschakeld hoofdgebouw;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erfgrens' mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in afwijking van het bepaalde in 19.2.1, onder c minimaal 0 meter bedragen;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter, de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' anders is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte in afwijking van het bepaalde in 19.2.1, onder e niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • g. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen gehandhaafd blijven.
19.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen moeten minimaal 0,50 meter achter de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd en mogen worden gebouwd tot op de erfgrens;
  • b. overkappingen mogen maximaal 0,50 meter voor de voorgevel van de woning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd en mogen worden gebouwd tot op de erfgrens;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een woning mag niet meer bedragen dan 100 m2 en 60% van de oppervlakte van het erf;
  • d. in afwijking van het bepaalde in 19.2.2, onder a tot en met c, mag één erker voor de voorgevel van de woning worden gebouwd, waarbij de diepte van de erker maximaal 1,50 meter mag bedragen. De bouwhoogte van de erker mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte mag worden verhoogd tot maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot maximaal 0,25 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • f. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat zij minimaal 1 meter onder de hoogte van het hoofdgebouw blijft en zij voor plat afgedekte aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen maximaal 4 meter mag bedragen;
  • g. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die gebouwd worden binnen het bouwvlak moeten voldoen aan de bouwregels zoals gesteld onder 19.2.1, onder c tot en met g;
  • h. het in 19.2.2, onder g gestelde is niet van toepassing voor de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die op minder dan 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens gebouwd worden. De bepalingen zoals gesteld onder 19.2.2, onder a tot en met f en i tot en met j blijven dan onverkort van kracht;
  • i. de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen die gebouwd worden binnen het bouwvlak worden niet meegerekend bij de berekening van de oppervlakte en het bebouwingspercentage als bedoeld in 19.2.2, onder c;
  • j. afwijking in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen gehandhaafd blijven.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. als het bouwwerk voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan wordt opgericht, mag de bouwhoogte maximaal 1 meter bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen.
19.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen mag alleen binnen het bouwvlak dan wel onder aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat minimaal 1 meter uit de perceelsgrens gebouwd moet worden;
  • b. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 3,50 meter beneden peil bedragen.
19.2.5 Vrije beroepen

Voor de vrije beroepen gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik blijft beperkt tot een oppervlakte van ten hoogste 30% van de voor de woonfunctie bestemde gebouwen met een maximum van 50 m2 per woning;
  • b. aan het woonkarakter van de voor de woonfunctie bestemde gebouwen wordt geen afbreuk gedaan.
19.3 Nadere eisen
19.3.1 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing voor:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie (in de omgeving);
  • c. de parkeersituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de externe veiligheid.
19.3.2 Procedure

Voor het stellen van een nadere eis geldt de in 31.1 genoemde voorbereidingsprocedure.

19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.2, onder a en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd.

19.4.2 Afwegingskader

Een in 19.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie (in de omgeving);
  • c. de parkeersituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de externe veiligheid.
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor bedrijfsmatige activiteiten aan huis.
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.6.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.1 en 19.5.1, onder b voor bedrijfsmatige activiteiten aan huis, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woonfunctie van de gebouwen blijft gehandhaafd;
  • b. het gebruik blijft beperkt tot een oppervlakte van ten hoogste 30% van de voor de woonfunctie bestemde gebouwen met een maximum van 50 m2 per woning;
  • c. er mag geen sprake zijn van detailhandel en/of horeca;
  • d. er wordt geen afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving, met dien verstande dat:
    • 1. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;
    • 2. geen onevenredige toename van de parkeerdruk en normale afwikkeling van verkeer in de omgeving optreedt;
  • e. de aard en visuele aspecten moeten in overeenstemming zijn met het woonkarakter, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten binnen de gebouwen plaats moeten vinden;
    • 2. buitenopslag verboden is;
  • f. de bedrijfsuitoefening gebeurt door degene die op het perceel woont.
19.6.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.5.1, onder a en toestaan dat een bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning nodig is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. het gebruik als afhankelijke woonruimte alleen plaatsvindt in één of in meer aan de bestaande woning aangebouwde bijgebouwen;
  • c. de oppervlakte die wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 100 m2;
  • d. de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.
19.6.3 Afwegingskader

Een in 19.6.1 en 19.6.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie (in de omgeving);
  • c. de parkeersituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de externe veiligheid.