In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het uitwerkingsplan "Harnaschpolder-Noord", Uitwerkingsplan PO Woudselaan van de
gemeente Midden-Delfland.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1842.up20WoudselaanPO-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- of uitbouw:
een gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat;
1.6 aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de
woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een
ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het
hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 antennedrager:
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 antenne-installatie:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in
een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning
beschikt.
1.11 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende
overblijfselen uit oude tijden.
1.12 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen,
verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij
of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een
bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte
zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of
geschikt te maken is.
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.26 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een
dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de
constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.27 dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze
constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie
in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren
en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik
of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.29 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een
balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures,
wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.31 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.32 internetverkoop:
een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter
plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden
geleverd.
1.33 kas:
een bouwwerk (nagenoeg) geheel van glas of ander licht doorlatend materiaal (minimaal 20%
licht doorlatend) met een bouwhoogte van 1,00 meter of meer.
1.34 kaswoning: een experimentele woning waarbij het hoofdgebouw en eventuele aan- en
uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen deels of volledig zijn overbouwd door of uitgevoerd
als een kas, met als doel het leefklimaat binnen de woning met behulp van een duurzame
klimaatbeheersing te verbeteren en een transparante, natuurlijke overgang tussen woning en
omgeving te bewerkstelligen. Het percentage kas binnen de totale bebouwing bedraagt
minimaal 10% en maximaal 50% van het bouwvolume.
1.35 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend,
voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor
inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn
woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.36 maximaal laadvermogen:
de ten hoogste toelaatbare verhouding tussen het volume van de bebouwing op een perceel
gerekend in m3 en de oppervlakte van dat perceel gerekend in m2.
1.37 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,
telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur
voor telecommunicatie.
1.38 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.39 peil:
voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; in andere gevallen
en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende
afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.40 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of
een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.41 seksuele dienstverlening:
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid
bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.42 sociale woningbouw:
een woning waarvan de VON-prijs maximaal honderdvierennegentigduizend euro (€194.000,-)
bedraagt, prijspeil 2019, welk bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd conform Bijlage 1 van de
‘Woonvisie Woningmarktregio Haaglanden 2017-2021’.
1.43 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als
belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.44 voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de
perceelsgrenzen;
1.45 webwinkel:
een specifieke vorm van detailhandel met eventuele uitstalling, waarbij de goederen via internet
worden aangeboden en zowel per post worden geleverd als ter plaatse afgehaald worden.
1.46 Wgh-inrichting:
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke
mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.47 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
1.48 woonperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing voor wonen is toegelaten.
1.50 zelfstandige kantoren:
een kantoor welke ter plaatse niet rechtstreeks verbonden is aan en/of ten dienste staat van een
bedrijf.
1.51 zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat
hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.