Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Commandeurspolder IV
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1842.bp18ML01-va01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 Plan:
het bestemmingsplan “ Commandeurspolder IV” van de Gemeente Midden-Delfland.
 
1.2 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1842.bp18ML01-va01 .
   
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
   
1.3 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
   
1.4 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
   
1.5 Aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
   
1.6 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
   
1.7 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
   
1.8 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
   
1.9 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
   
1.10 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
   
1.11 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
   
1.12 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
   
1.13 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
   
1.14 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders danin de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
   
1.15 Erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.    
 
1.16 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
   
1.17 Hoofdgebouw:
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
   
1.18 Kantoor-/praktijkruimte:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
   
1.19 Kap:
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van minimaal 45° en maximaal 65°.
   
1.20 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
Het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
   
1.21 Nutsvoorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gasreduceerstations, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling; apparatuur voor de telecommunicatie is hieronder niet begrepen.
   
1.22 Peil:
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  1. in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
1.23 Seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch en/of pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
   
1.24 Tuinmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
   
1.25 Verbeelding:
de analoge c.q. digitale plankaart.
   
1.26 Voorgevel:
de gevel van een woning die naar aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.
   
1.27 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zoals deze luid op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
   
1.28 Wet ruimtelijke ordening:
de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
    
1.29 Woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
   
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
   
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
   
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
   
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
   
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter.
   
f. de breedte van een gebouw:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
   
g. de afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
 
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen dan wel bouwhoogten niet meer dan 1 meter bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:      
  1. wonen;
  2. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;   
met de daarbij behorende:   
  1. tuinen en erven;
  2. opritten en (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  3. bergings- en stallingsruimte(n);
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Op of in de tot “Wonen” bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. woningen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
3.2.2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  2. het grondoppervlak per hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 120 m2;
  3. ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” mag het aantal hoofdgebouwen per bouwvlak niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  4. voor twee-aaneen woningen geldt dat de afstand van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal aan één zijde niet minder dan 3 meter mag bedragen;
  5. ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte (m)” mag de goothoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte;
  6. gebouwen mogen uitsluitend met een kap worden afgewerkt;
  7. de gevel gericht op de Burgemeester Groot Enzerinksingel wordt aangemerkt als voorgevel.
3.2.3 Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  2. het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen tot een maximum van 50 m2, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlak van niet minder dan 15 m2 van het bouwperceel onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  3. in afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 sub b mag het gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken 80 m2 bedragen, indien het oppervlak van de bij het hoofdgebouw behorende gronden ten minste 250 m2 bedraagt;
  4. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  5. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat bij aaneengebouwde woningen de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter;
  6. de diepte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van de diepte van het hoofdgebouw;
  7. balkons en dakterrassen op bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
3.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 1 meter voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel;
    2. 1 meter voor erf- en terreinafscheidingen die grenzen aan openbaar gebied;
    3. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen die grenzen aan een ander bouwperceel, met inachtneming van het bepaalde onder sub 1.
    4. 2 meter voor tuinmeubilair;
    5. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. in afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2.4 sub b onder 3 en onder 5 mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen en overige bouwweren, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' niet meer mag bedragen dan 1 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan in een hoofd- en/of bijbehorend bouwwerk, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de activiteit moet uitgevoerd worden door een bewoner;
  2. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 40 m2;
  3. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt in voldoende parkeergelegenheid voorzien;
  4. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  5. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.
3.3.1 Aan huis verbonden beroep en of keinschalige bedrijfsmatige activiteiten
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen:
 
het gebruik van gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan overeenkomstig de bestemmingsregels, indien de in de bijlage bij de regels 1 'uitwerking watercompensatie' aangegeven maatregelen ten behoeve van de verplichte watercompensatie niet zijn gerealiseerd;
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien wordt voorzien in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen. Voor niet vrijstaande woningen bedraagt de norm 1,5 parkeerplaats per woning op eigen terrein.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
6.1 Afwijken van maten en bouwgrenzen
  
6.1.1
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de gestelde maten en toestaan dat deze worden vergroot met maximaal 10%.
 
6.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, ten behoeve van een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen maximaal 3 meter bedragen en het bouwvlak mag maximaal met 10% worden vergroot.
 
6.1.3
De in artikel 6.1.1 en 6.1.2 genoemde omgevingsvergunningen kunnen alleen worden verleend, als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  
7.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
 
7.1.3
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
7.2 Overgangsrecht gebruik
  
7.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
7.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
7.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
7.2.4
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Commandeurspolder IV”, Gemeente Midden-Delfland.