direct naar inhoud van Bijlagen bij toelichting
Plan: Rotonde N223 - Noordlierweg 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1842.bp13BG02-va01

Bijlagen bij toelichting

Bijlage 1 Toetsing aan ruimtelijk beleid

Beleidskader   Onderwerp   Conclusie  
Rijksbeleid      
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)   Nationale belangen   In het onderhavige project zijn geen nationale belangen in het geding.  
Provinciaal beleid      
Provinciale Structuurvisie en verordening Zuid-Holland   Provinciale belangen   Het projectgebied is aangewezen als 'Herkenbaar waterrijk veenweide'-gebied. Ten behoeve van de verbetering van de N223 is geen specifiek beleid opgenomen in de structuurvisie of de verordening van de provincie  
Gemeentelijk beleid      
Structuurvisie Midden-Delfland 2025   Gemeentelijk beleid   de structuurvisie vormt de basis en het kader voor een visie op de toekomst en het daaraan gekoppelde (ruimtelijk) beleid. Op de ontwikkeling van de rotonde of de aanleg van de N223 wordt in de structuurvisie niet ingegaan.  

Bijlage 2 Toetsing omgevingsaspecten

Hoofdstuk 1 Bodem

Toetsingskader: Wet bodembescherming

Onderzoek en conclusie

In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. Ter plaatse van het projectgebied vindt functieverandering plaats van agrarisch naar verkeer. In het kader van de ruimtelijke onderbouwing is dan ook een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Mhpoly consultants engineers, projectnummer 13013V1, d.d. maart 2013).

Uit het onderzoek blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is. De ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte parameters. Daarnaast is het grondwater licht verontreinigd met barium. Dit wordt gezien als een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde. Ook zijn lichte verontreinigingen met xylenen en naftaleen aangetoond.

De aangetoonde concentraties verontreinigingen zijn dusdanig laag en kleinschalig dat nader onderzoek niet noodzakelijk is. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de toekomstige verkeersbestemming.

Hoofdstuk 2 Archeologie

Toetsingskader: Monumentenwet 1988

Onderzoek en conclusie

Op grond van de Monumentenwet 1988 dient rekening te worden gehouden met aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten. Uit onderzoek (RAAP, 2004/2006) blijkt dat er ter plaatse van de locatie van de rotonde geen aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van archeologische waarden.

Hoofdstuk 3 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van deze ruimtelijke onderbouwing is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.

In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland.

Ten slotte is in 2012 de nieuwe Handreiking Watertoets vastgesteld. De nieuwe handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking bestaat uit een procesdeel en een inhoudelijk deel. In het procesdeel wordt ingegaan op het watertoetsproces voor ruimtelijke planvorming. Het inhoudelijk deel bevat de vertaling van het actuele beleid van Delfland in ruimtelijke zin.

Huidige situatie

Algemeen

Het projectgebied bestaat uit de kruising van de wegen Noordlierweg – N223 in de gemeente Midden Delfland. Uitsluitend het noordelijke deel van de rotonde wordt door middel van deze ruimtelijke onderbouwing mogelijk gemaakt.

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigrond. Er is sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op meer dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 en 1,2 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa NAP -1,2 m.

Waterkwantiteit

Rondom het projectgebied zijn enkele secundaire watergangen gelegen. Het projectgebied ligt binnen de Groeneveldse polder. Daarnaast is het deel van de rotonde dat met deze ruimtelijke onderbouwing wordt mogelijk gemaakt, gelegen binnen het peilgebied I met een zomerpeil van NAP -2,32 m en een winterpeil van NAP -2,42 m.

Het overige deel van de rotonde is gelegen in de peilgebieden VII en IX met vaste peilen van respectievelijk NAP -2,05 m en NAP – 2,22 m.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het projectgebied zijn geen KRW-lichamen gelegen.

Veiligheid en waterkeringen

In de omgeving van het projectgebied zijn geen waterkeringen gelegen. Het projectgebied ligt dan ook niet binnen de kern-/beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Ter plaatse van het projectgebied is een gemengd rioleringsstelsel gelegen.

Toekomstige situatie

Algemeen

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de aanleg van een rotonde.

Waterkwantiteit

Conform de nieuwe Handreiking watertoets voor gemeenten van het Hoogheemraadschap Delfland (2012) geldt als richtlijn voor het watersysteem het 'standstill beginsel'. Dit betekent dat de ontwikkeling niet tot een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie mag leiden.

Door de beoogde ontwikkeling vindt een toename in verharding plaats. Daarnaast wordt een aanwezige watergang gedempt. Tevens is binnen de Groeneveldse polder reeds sprake van een bergingstekort. Daarom is voor de beoogde ontwikkeling watercompensatie noodzakelijk. Over de wijze van uitvoer van deze compensatie vindt reeds overleg plaats met het waterschap. Ten behoeve van de totale ontwikkeling van de rotonde zal 4.212 m2 nieuw water worden aangelegd. Ten behoeve van het deel waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft bedraagt de toename in verharding 3.464 m2 en het te dempen water 1.014 m2. De ontwikkeling van dit deel van de rotonde wordt voldoende gecompenseerd door het aan te leggen water.

Stuw en duiker

Binnen het hoge peilgebied wordt water gedempt en dit wordt op het lage peil terug gegraven. Ook het compenserende water wordt op het lagere peil aangelegd. Dit betekent dat de neerslag die in het hogere peilgebied valt sneller moet worden afgevoerd naar het lagere gebied om daar te worden geborgen. Een belangrijk punt hierbij is de stuw en duiker die deze afvoer mogelijk maken. Een randvoorwaarde is dat deze kunstwerken voldoende groot gedimensioneerd zijn, dan wel aangepast worden. Tijdens de fase van de watervergunning zal de waterbeheerder hierop toetsen. Dit geldt ook voor de aanvoerende watergang nabij huis nr. 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1842.bp13BG02-va01_0005.png"

Figuur B2.1 Locatie stuw en duiker

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Veiligheid en waterkeringen

De beoogde ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheid in de omgeving van het projectgebied.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • I. hemelwater vasthouden voor benutting,
  • II. (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • III. afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • IV. afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

Hoofdstuk 4 Bedrijven en Milieuzonering

Toetsingskader: Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)

Onderzoek en conclusie

Bedrijven en milieuhinder is voor de aanleg van de rotonde geen relevant sectoraal aspect.

Hoofdstuk 5 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader: Wet geluidhinder

De kruising N223 met de Noordlierderweg en Oostbuurtseweg wordt gewijzigd in een eirotonde. Het wijzigen van de bestaande kruispuntvorm naar een rotonde vormt een fysieke aanpassing aan een weg. Hierbij dient volgens de Wet geluidhinder (Wgh) onderzocht te worden wat de akoestische gevolgen zijn voor de omgeving. In het kader van deze fysieke wijziging dient daarom zogenaamd reconstructieonderzoek uitgevoerd te worden.

Grenswaarden

In tabel B2.1 zijn de grenswaarden uit de Wgh opgenomen met betrekking tot een bestaande of reeds in aanbouw zijnde geluidsgevoelige bestemming langs een nieuw geprojecteerde of gewijzigde weg.

Tabel B2.1 Grenswaarden

    Voorkeurs-grenswaarde in dB   Maximale ontheffing dB     Maximaal binnenniveau dB  
Status woning   Status weg     Stedelijk   Buiten-stedelijk    
bestaand   Nieuw of gewijzigd   48 (art 82.1 Wgh)   63 (art. 3.3a
Wgh)  
58 (art. 3.3b
Wgh)  
33 (art. 111.2 Wgh)  

Met betrekking tot het onderzochte gebied is er sprake van een buitenstedelijk gebied. Voor alle woningen is de voorkeursgrenswaarde 48 dB (art. 82.1 Wgh). De bijbehorende maximale

ontheffingswaarde is 58 dB (art. 83.3b Wgh).

In de Wet geluidhinder is de reconstructie gedefinieerd als een wijziging op of aan een bestaande weg, waarbij de geluidsbelasting met (afgerond) 2 dB of meer toeneemt ten opzichte van de toetswaarde als gevolg van deze wijziging.

Bij de toetsing of er sprake is van een reconstructie van een weg, mag voor de toekomstige

situatie geen rekening worden gehouden met het treffen van maatregelen, zoals het aanleggen van een geluidsreducerende verharding of het plaatsen van een geluidsscherm.

De feitelijk heersende geluidsbelasting op een gevel van een geluidsgevoelige bestemming

één jaar vóór de wijziging van de weg wordt als toetswaarde genomen om te bepalen of er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Indien de heersende geluidsbelasting minder bedraagt dan 48 dB (Lden), wordt de toename bepaald ten opzichte van 48 dB. Als in het verleden een hogere waarde is verleend, geldt de laagste waarde van de heersende geluidsbelasting en de verleende hogere waarde als toetswaarde.

Een toename van de geluidsbelasting ten gevolge van een reconstructie mag maximaal 5 dB

bedragen, behoudens enkele uitzonderingsgevallen.

Wanneer er geen of onvoldoende doelmatige maatregelen kunnen worden getroffen om de

geluidsbelastingen in de toekomstige situatie terug te brengen tot de grenswaarde, kan de

gemeente Midden-Delfland een hogere waarde voor de maximale toekomstige geluidsbelasting vaststellen. Dit met dien verstande dat deze de maximaal toelaatbare waarde van de Wet geluidhinder niet te boven mag gaan. Voor een bestaande woning langs een nieuw of gewijzigde weg is de bijbehorende maximale ontheffingswaarde 58 dB (art. 83.3b Wgh).

Onderzoek en conclusie:

De kruising N223 met de Noordlierweg en Oostbuurtseweg wordt gewijzigd in een ei-rotonde. Door het ruimtegebruik van de rotonde en de hiermee gepaard gaande fysieke wijzigingen van de aansluitende wegen is het akoestisch effect van de wijziging onderzocht. Dit onderzoek is uitgevoerd door DGMR, zie bijlage 4.

Uit de resultaten blijkt dat op een aantal woningen sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Onderzocht is of met het toepassen van maatregelen de reconstructie kan worden weggenomen. Maar zowel het toepassen van geluidsreducerend asfalt als een geluidsscherm maakt dit niet mogelijk. Voor een aantal woningen dient dan ook een hogere waarde te worden aangevraagd. Afhankelijk van de afwegingen van de gemeente Midden-Delfland welke maatregelen wellicht leiden tot bezwaren zijn de aan te vragen hogere waarden weergegeven in onderstaande tabel. Deze hogere waarden zijn vastgesteld door de provincie Zuid Holland.

Uit het onderzoek blijkt dat aan de gevels van de woning Oostbuurtseweg 94 eveneens sprake is van reconstructie in de zin van de Wgh ten gevolge van de Oostbuurtseweg. Deze hogere waarde is door de gemeente Westland vastgesteld in het kader van de reconstructie van de Oostbuurtseweg. Onderhavig bestemmingsplan ziet namelijk niet toe op deze reconstructie.

Tabel B2.1 Ontheffingswaarden

  Zonder maatregelen (dB)   Met stil asfalt (dB)   Met geluidsscherm (dB)   Bron  
Woudtzicht 3   50   --   --   N223  
Oostbuurtseweg 51
(in het rapport is hier een foutief huisnummer opgenomen, namelijk 25)
 
52   51   52   N223  
Noordlierweg 4   55   53   --   N223  
Noordlierweg 3   55   52   --   N223  
Noordlierweg 11   51   --   --   N223  
Noordlierweg 1   55   --   --   N223  
Groeneveldseweg 1   50   --   --   N223  

Hoofdstuk 6 Verkeer

Toetsingskader: Goede ruimtelijke ordening

Onderzoek en conclusie:

De rotonde zal worden uitgevoerd als ei-rotonde. Kenmerkend voor deze rotondevorm is dat de hoofdrichting met twee stroken op en twee stroken afrijdt. De zijrichtingen hebben elk één op- en één afrijstrook. Uit diverse studies blijkt dat deze vorm het meest optimaal is om het verkeer te verwerken.

Door Goudappel Coffeng is nader onderzoek verricht naar de de vraag welke groei nog mogelijk is na aanleg van de ei-rotonde, zie bijlage 5. Uit dit onderzoek blijkt dat het verkeer na aanleg van een ei-rotonde nog met circa 78% kan groeien voordat een acceptabele maximale capaciteit wordt bereikt.

Parkeren

Parkeren is niet van toepassing op de realisatie van de rotonde

Hoofdstuk 7 Externe Veiligheid

Toetsingskader: Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen, Circulaire risico normering vervoer gevaarlijke stoffen.

Onderzoek en conclusie

De N223 is op de risicokaart niet aangegeven als transportas voor vervoer van gevaarlijke stoffen. De weg is door de gemeente wel aangewezen als doorgaande route voor gevaarlijke stoffen. Over de weg vindt dan ook wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Gezien de beperkte bebouwingsdichtheden rondom het projectgebied, zal in geen geval sprake zijn van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Uit het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden blijkt daarnaast dat in de omgeving van de rotonde voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Tevens is bij het huidige ontwerp de bereikbaarheid voor hulpdiensten in de toekomstige situatie voldoende. Bij een eventuele calamiteit is de bestrijdbaarheid dan ook goed te noemen.

De aanleg van de rotonde heeft geen ruimtelijke gevolgen voor het aspect externe veiligheid. Het aspect staat de uitvoering van het project niet in de weg.

Hoofdstuk 8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader: Wet milieubeheer

Onderzoek en conclusie

In het kader van de beoogde ontwikkeling van de aanleg van een rotonde is onderzoek uitgevoerd naar de effecten van deze ontwikkeling op de concentraties luchtverontreinigende stoffen ter plaatse.

De uitgangspunten voor de uitgevoerde berekeningen zijn opgenomen in bijlage 5. Uit het onderzoek blijkt dat langs de onderzochte wegen aan de grenswaarden uit de Wlk wordt voldaan. Aangezien direct langs deze twee wegen aan de grenswaarden wordt voldaan zal dat ook gelden voor locaties die verder van deze wegen zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate een locatie verder van de weg is gelegen. Ook na de realisatie van de rotonde zal ter plaatse van de omliggende woningen dan ook sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Hoofdstuk 9 Ecologie

Toetsingskader: Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998

In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit weiland, bermsloten en knotwilgen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) en reeds in het verleden uitgevoerd onderzoek ten behoeve van de reconstructie van de N223 (Royal Haskoning, 2007).

Vaatplanten

In en langs de waterpartijen zijn groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem aanwezig.

Vogels

Tijdens de eerder uitgevoerde onderzoeken zijn geen vaste nestplaatsen van broedvogels aangetroffen. Bij de uitvoering van werkzaamheden dient op dat moment rekening te worden gehouden met eventuele nesten die zich sindsdien hebben gevestigd.

Zoogdieren

Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn. In het verleden zijn op het tracé van de N223 alleen enkele foeragerende vleermuizen aangetroffen. Er zijn geen vaste verblijfplaatsen, vlieg- of migratieroutes waargenomen.

Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de voorkomende biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor.

Vissen

Tijdens de onderzoek is de kleine modderkruiper, evenals andere beschermde soorten, niet aangetroffen. Er is een kleine kans dat de soort zich alsnog gevestigd heeft in de bermsloten.

Overige soorten

Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel B2.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel B2.2: Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

  Nader onderzoek nodig  
Vrijstellingsrege-ling Ffw   tabel 1     zwanenbloem

mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn

bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker  
nee  
Ontheffingsrege-ling Ffw   tabel 2     kleine modderkruiper   Nee, provincie beschikt over gedragscode  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen   Nee  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen   Ja  
  vogels   cat. 1 t/m 4   steenuil, torenvalk   Ja  

Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze gebieden liggen op zo'n grote afstand van het plangebied dat er geen negatieve effecten optreden als gevolg van de aanleg van de eirotonde.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een eirotonde. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • De provincie Zuid-Holland beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Nader onderzoek naar het voorkomen van de kleine modderkruiper is dan ook niet noodzakelijk. De soort is in het verleden (2007) overigens niet aangetroffen.
  • Het onderzoek naar vleermuizen en broedvogels met vaste nesten dient geactualiseerd te worden.

Hoofdstuk 10 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels of leidingen gelegen. Het aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van de rotonde.

Hoofdstuk 11 Onderzoeksplicht vanwege mer-wetgeving

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor deze ruimtelijke onderbouwing is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Bijlage 5 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 6 Overleg art 3.1.1 Bro en art 6.18 Bor

In het kader van het vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan en tevens concept ruimtelijke onderbouwing naar de volgende overlegpartners verzonden

  • 1. Ministerie van Defensie, Ministerie van EL&I/energie en Ministerie van I&M/Rijkswaterstaat;
  • 2. Provincie Zuid-Holland;
  • 3. Hoogheemraadschap van Delfland;
  • 4. Stadsgewest Haaglanden;
  • 5. Gemeente Westland;
  • 6. Natuurmonumenten;
  • 7. Groenservice Zuid-Holland;
  • 8. Kamer van Koophandel;
  • 9. Gasunie;
  • 10. Westland Infra Netbeheer B.V.
  • 11. TenneT;
  • 12. Pipeline Control;
  • 13. Veiligheidsregion Haaglanden en
  • 14. VAC Wonen Midden-Delfland.

De binnengekomen reacties zijn hieronder samengevat en beantwoord.

Provincie Zuid-Holland

Het plan is in overeenstemming met ruimtelijk beleid en er worden geen provinciale belangen geschaad.

Reactie gemeente

Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen.

Hoogheemraadschap van Delfland

  • a. Het Hoogheemraadschap verzoek de ruimtelijke onderbouwing aan te vullen met: Een beschrijving van de benodigde hoeveelheid te compenseren water en de locatie waar dit gegraven wordt;
  • b. Een beschrijving van de peilvakken;
  • c. Een beschrijving van de te realiseren stuw en duiker.
  • d. Daarnaast verzoekt het Hoogheemraadschap de doodlopende watergangen die door de realisatie van de rotonde ontstaan volledig te dempen en elders terug te graven.

Reactie gemeente

  • a. De toelichting is aangevuld met een beschrijving van de hoeveelheid te compenseren water en de locatie waar dit gegraven wordt;
  • b. De toelichting is aangevuld met een beschrijving van de peilvakken;
  • c. De toelichting is aangevuld met voorgestelde tekst;
  • d. Met voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt uitsluitend het onderdeel van de rotonde mogelijk gemaakt dat binnen de gemeente Midden-Delfland is gelegen. De doodlopende watergangen ontstaan door de aanleg van het onderdeel van de rotonde dat wordt gerealiseerd binnen de gemeente Westland. De ontwikkeling die met voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt mogelijk gemaakt, heeft dan ook geen negatieve invloed op de doorstroming van het oppervlaktewater. Voor de uitvoer van de volledige rotonde zal door het dempen en graven van watergangen een watervergunning aangevraagd dienen te worden. In het kader van de vergunningaanvraag zal in overleg getreden worden met het Hoogheemraadschap om de uitvoering van het plan.

Stadsgewest Haaglanden

Het plan past in het RSP Haaglanden 2020 en het regionaal verkeer en vervoer beleid en programma. Het plan is conform deze afspraken. Het stadsgewest heeft dan ook geen opmerkingen

Reactie gemeente

Deze reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Natuurmonumenten

Natuurmonumenten geeft aan dat zij ter plaatsen geen belangen hebben.

Reactie gemeente

Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen.

Gasunie

De Gasunie geeft in haar reactie aan dat de locatie niet binnen de 1%-letaliteitsgrens is gelegen van haar leidingen. De Gasunie heeft daarom geen opmerkingen op de ontwikkeling.

Reactie gemeente

Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen.

Westland Infra Netbeheer B.V.

In de reactie geef Westland Infra Netbeheer aan dat, indien bij de uitvoering rekening gehouden wordt en overleg wordt gehouden bij de eventuele verplaatsing van kabels en leidingen zijn geen bezwaar hebben tegen het plan.

Reactie gemeente

De reactie wordt ter kennisgeving aangenomen. Bij de eventuele verlegging van kabels en leidingen zal contact worden opgenomen met de leidingbeheerder.

Veiligheidsregio Haaglanden

De veiligheidsregio geeft in haar reactie een advies in het kader van de externe veiligheid.

  • a. Ten aanzien van transport van gevaarlijke stoffen wordt geadviseerd om het transport gedurende de werkzaamheden veilig doorgang te laten vinden. Indien dit niet mogelijk is wordt geadviseerd om een omleidingsroute in te stellen en deze tijdig te communiceren naar alle betrokkenen.
  • b. In het kader van maatregelen ten behoeve van hulpverlening wordt gesteld dat in de omgeving voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Wel wordt geadviseerd om gedurende de uitvoering de bereikbaarheid voor hulpdiensten te waarborgen.

Reactie gemeente

De reactie van de veiligheidsregio is verwerkt in de paragraaf externe veiligheid. Daarnaast zal bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening gehouden worden met de adviezen van de veiligheidsregio.