Type plan: projectbesluit
Naam van het plan: Wagemakerstraat 51
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1783.gba00000019-vast

3.1 Beleidskader

3.1.1 Gemeentelijk beleid

Visie Greenport Westland 2020
Met het samengaan van de vijf gemeenten De Lier, ’s-Gravenzande, Monster, Naaldwijk en Wateringen op 1 januari 2004 is een gemeente van formaat ontstaan. Door de gemeente Westland is de Greenportvisie ontwikkeld. De Visie Greenport Westland 2020 schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten in woord en beeld. De gemeente zet met de visie Greenport Westland 2020 nadrukkelijk in op versterking van de glastuinbouwcluster, een voortvarende herstructurering van de glasgebieden, verbetering van de fysieke bereikbaarheid. Daarnaast wordt gewerkt aan de verbetering van de woon- en leefomgeving door een aantal duurzame ruimtelijke ontwikkelingen: ruimte voor wonen, werken en recreëren.
 
In de Visie Greenport Westland staan zes doelen centraal: 
 
1. Versterken van de glastuinbouwcluster;
2. Verstevigen van de dorpskerken;
3. Voldoen aan de woning behoefte;
4. Verbeteren van de fysieke bereikbaarheid;
5. Oplossen van de waterproblematiek;
6. Tot stand brengen van ecologische verbindingen en zones.
 
Op de kaart van de Greenportvisie is de kern 's-Gravenzande aangewezen als 'compactdorps'. 
De gemeente streeft er naar om voorzieningen zoals onderwijs etc. binnen de eigen gemeentegrenzen te realiseren en bij voorkeur ook binnen of dicht bij alle afzonderlijke dorpskernen.
Voor vervanging en uitbreiding van voorzieningen zal ruimte gevonden moeten worden in de kernen. Dit levert nu al problemen op. In de toekomst zal dat nog lastiger worden vanwege de eerdergenoemde verdichting in de kernen.
De oplossing die gevonden is, om ondergronds te gaan bouwen sluit aan bij het ruimtetekort.
 
 

3.1.2 Regionaal beleid

Regionaal structuurplan Haaglanden
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden op 16 april 2008. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het RSP kijkt naar de periode tot 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water en groen.
 
In het RSP wordt verder ingezet op het kunnen vormen en ontwikkelen. Er moeten meer mogelijkheden komen voor hoger en lager opgeleiden om bij te dragen aan de ontwikkeling van nieuwe producten, productieprocessen en diensten. Een samenhangend pakket scholingsvoorzieningen is hiervoor een onmisbare basis. Dat gaat van kinderopvang en basisonderwijs in de buurt tot een compleet aanbod middelbaar en hoger (beroeps)onderwijs. Zo biedt de regio een keten aan onderwijsvoorzieningen waardoor jongeren zich in de regio kunnen ontwikkelen.
 
Het projectvalt binnen een gebied dat is aangewezen als "Verdichten binnen bestaand stedelijk gebied". Verdichting is noodzakelijk om naast de stedelijke context van bebouwing de kwalitatief hoogwaardige recreatieve en natuurgebieden te handhaven en waar nodig te versterken. Plannen gelegen binnen de stedelijke gebieden dienen bij te dragen aan o.a. intensivering van het grond-gebruik en diversiteit van het stedelijke woon- en leefmilieu. De reden hiervoor is dat men de schaarse ruimte binnen het Stadsgewest Haaglanden wil sparen en dat men zo doelmatig mogelijk gebruik wil kunnen maken van de beschikbare ruimte, infrastructuur en voorzieningen en dat men een zo evenwichtig mogelijke sociale structuur wil bevorderen.

3.1.3 Provinciaal beleid

Structuurvisie(s) van de provincie
Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is “lokaal wat kan, provinciaal wat moet”. De provincie stuurt dus alleen op hoofdlijnen. Expliciet is aangegeven dat een gemeente in beginsel beleidsvrijheid heeft om de functie en gebruiksmogelijkheden van gronden te bepalen en juridisch te verankeren. Daarbij beschikt de provincie wel over bevoegdheid om de gemeentelijke beleidsvrijheid vooraf in te kaderen en zonodig achteraf te grijpen. 
 
In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen. In juni 2010 hebben Provinciale Staten de structuurvisie en de verordening ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat het ruimtelijke beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen.
 
De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Op de kaart zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd.
   

3.1.4 Rijksbeleid

In deze ruimtelijke onderbouwing is afstemming met het volgende algemene ruimtelijk beleid
van het rijk gezocht.
 
Structuurvisie(s) van het rijk
Het rijk heeft nog geen structuurvisie(s) vastgesteld als bedoeld in artikel 2.3 van de
Wet ruimtelijke ordening. Volgens het overgangsrecht van deze wet blijven de beleidsnota’s die zijn vastgesteld middels de procedure van planologische kernbeslissing van kracht voor de duur zoals in het oude recht was voorgeschreven.
 
Nota Ruimte
Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte, de Planologische Kernbeslissing (PKB) Nationaal Ruimtelijk Beleid, in werking getreden. Deze heeft met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie gekregen en vormt samen met de (ontwerp) AMvB Ruimte, zie ook hierna, het nationale ruimtelijke beleid voor de periode 2004 tot 2020 met een doorkijk naar 2030.
 
De Nota Ruimte verwoordt de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Het kabinet zet daarbij in op dynamisch, en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. De Nota Ruimte bevat niet alleen de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor Nederland als geheel, maar ook voor een aantal specifieke gebieden. De nota fungeert tevens als het ruimtelijke kader voor alle ruimtelijke investeringen van het rijk en de andere overheden.
 
Hoofddoel van de nota is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Specifiek richt het rijksbeleid zich op:
  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, met name door voldoende ruimte te reserveren voor de ontwikkeling van bedrijven in (groot)stedelijk gebied;   
  • krachtige steden en een vitaal platteland; investeren in leefbaarheid en veiligheid;  
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke (natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische) waarden;  
  • borging van de veiligheid; aandacht voor de waterproblematiek en externe veiligheidsaspecten.
 
Het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan is onder meer gericht op bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, bundeling van infrastructuur en waarborging van milieukwaliteit en externe veiligheid. Deze bundelingstrategie die het Rijk voorstaat, moet leiden tot een optimaal gebruik van de aanwezige ruimte in het bestaand bebouwd gebied. Daarnaast wordt ruimte geboden om te kunnen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei en lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Die groei mag ook aansluitend op het bestaande gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daar buiten plaatsvinden. Uitgangspunt is dat wordt aangesloten op reeds bestaande ruimtelijke structuren.
 
Tenslotte dient de bestaande infrastructuur, inclusief de groen- en waterstructuren en -systemen, optimaal benut te worden. Het rijk beperkt zich over het algemeen tot het aangeven van kaders en normen. Bij de uitvoering krijgen decentrale overheden meer ruimte. Wel toetst het rijk in een aantal gevallen of de normen in voldoende mate worden nageleefd.

3.1.5 Conclusie

Gezien het bovenstaande is de uitbreiding van de school een positieve ontwikkeling.