Plan: | van Rijnstraat nabij 26 te De Lier |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1783.abp0002g04-VA01 |
In de kern van De Lier wordt wateroverlast ervaren. Om dit tegen te gaan wordt onder de bestaande parkeerplaats aan de Van Rijnstraat en waterbergingskelder gebouwd. Na het voltooiten van de bouw wordt het terrein opnieuw ingericht als parkeerplaats. Het opgevangen water wordt afgevoerd naar de RWZI.In het geval van een calamiteit moet de kelder snel geleegd kunnen worden. Daarom is de kelder voorzien van een uitstroomopening op het oppervlaktewater van De Lee. De ontwikkeling past niet binnen de regels van het bestemmingsplan 'Kern De Lier'. Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet een ruimtelijke procedure doorlopen worden. In dit document wordt een ruimtelijke onderbouwing gegeven op basis waarvan een procedure (ex artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 Wabo) kan worden gevoerd, ten einde binnen de wettelijke kaders medewerking aan het bouwinitiatief te verlenen.
kaartje ligging bergingskelder
Het projectgebied is gelegen ter plaatse van de parkeerplaats gelegen ten noord-oosten van het kinderdagverblijf Duckie Van Rijnstraat 26 te De Lier kadastraal bekend gemeente De Lier, sectie A nummer 5181.
Luchtfoto ligging project.
Het perceel is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan 'Kern De Lier'. Ter plaatse van de gronden waarop het project is gesitueerd gelden de bestemmingen ”Groen', ”Verkeer-Verblijfsgebied" en de dubbelbestemming ”Waarde - Archeologie - 4”. De ontwikkeling past niet binnen de regels van het bestemmingsplan.
Fragment planverbeelding bestemmingsplan Kern De Lier met ligging project
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
Structuurvisie Westland 2025 en perspectief 2040
De op 17 december 2013 vastgestelde Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040 bieden het ruimtelijk toekomstig ruimtelijk kader van de gemeente in woord en beeld. In het in dialoog met de samenleving tot stand gekomen perspectief 2040 staan de ambities en kernwaarden met het hieraan gekoppelde toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland beschreven. Naast de ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen bieden voormelde documenten ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwsector en economische voorzieningen.
Relatie met het plangebied
Volgens de structuurvisie is het projectgebied aangewezen als dorpskern. Binnen dit gebied dient een groot deel van de woningbouwproductie opgevangen te worden. Deze verdichting komt mede voort uit het vergroten van het draagvlak voor het voorzieningenniveau en het behouden van duurzaam glas in het buitengebied. De voorgestane ontwikkeling bestaande uit het bouwen van een bergingskelder om wateroverlast binnen kern De Lier tegen te gaan past hier binnen.
Regionaal structuurplan Haaglanden 2020
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc..
De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. De voorgestane ontwikkeling bestaande uit het bouwen van een bergingskelder om wateroverlast binnen kern De Lier tegen te gaan past hier binnen.
Visie Ruimte en Mobiliteit provincie Zuid-Holland (1 augustus 2014)
Algemeen
De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld maar een perspectief voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt en bevat voldoende flexibiliteit om in ruimtelijke ontwikkelingen te reageren op maatschappelijke initiatieven.
In de visie zijn vier rode draden aangegeven welke richting geven aan de gewenste ontwikkelingen vanuit de provincie namelijk:
Ruimtelijke hoofdstructuur
Het beleidsbeeld van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur combineert de huidige ruimtelijke situatie, de vier rode draden en de strategische doelstellingen. Het beeld toont de essentie en de samenhang van de verschillende kaartbeelden uit de Visie ruimte en mobiliteit. Het projectgebied is op de kaart behorende tot de 'Verordenig Ruimte 2014' ondermeer aangewezen als 'Bestaand stads- en dorpsgebied'.
Fragment Verordening Ruimte 2014 (geconsolideerd, in werking per 12 januari 2017)
De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder bebouwde ruimte wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leef kwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. De bouw van een waterbergingskelder ter plaatse van een binnen Bestaand stads- en dorpsgebied gelegen perceel past hier binnen.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat de bouw van een waterbergingskelder op het perceel van Rijnstraat nabij 26 te De Lier past in het overheidsbeleid.
Van de onder de grond gelegen bergingskelder is bovengronds weinig waar te nemen, na de realisatie zijn alleen een paar toegangsluiken zichtbaar. Na de werkzaamheden wordt het bestaande groenvak iets vergroot waardoor de dragende groenstructuur ter plaatse versterkt wordt.
groeninvulling nieuwe situatie met doorgetrokken groenstrook
Kern De Lier bestaat voornamelijk uit woongebied met verspreid bedrijven, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen. De belangrijkste uitgangspunten voor het plangebied zijn behoud en zo mogelijk versterking van de ruimtelijke structuur van het woon- en leefklimaat. De bouw van de waterkelder heeft tot doel wateroverlast tegen te gaan. Daarmee draagt hij bij aan de versterking van het woon- en leefklimaat.
Na de bouw keert de parkeerfunctie weer terug.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen. De provincie heeft in samenwerking met de gemeente Westland een eindrapport opgesteld over Westlandse waterlijnen, een project dat de vaartenstructuur in het Westland probeert te versterken.
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de Legger.
De verbreding van bestaande boezemwateren en de aanleg van nieuwe verbindingen bieden kansen om een groot aantal maatregelen, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water te realiseren en het watersysteem robuuster te maken. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ook met het terugdringen van rioolvreemd water en het verminderen van riooloverstorten snijdt het mes aan meerdere kanten tegelijk: het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi's) kunnen met minder capaciteit uit de voeten, het minder verdunde vieze water is efficiënter te zuiveren, en er komt minder vies water rechtstreeks in het oppervlaktewater. Het waterplan van de Gemeente Westland zal in de periode 2010 – 2015 worden uitgevoerd. Omdat het bij de ruimtelijke ontwikkelingen in het glasgebied vaak om relatief kleinschalige projecten gaat, zal er nadrukkelijk samenwerking tussen het Hoogheemraadschap van Delfland, de gemeente en de glastuinbouwsector worden gezocht om de kansen voor water in deze projecten optimaal te benutten. Dit gebied levert kansen om de wateropgave te realiseren door middel van innovatief meervoudig ruimtegebruik, met behoud van voldoende robuustheid en ruimte voor ecologie in het systeem.
Ten slotte is in 2007 een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
Doel bergingskelder
Aanleg bergingskelder voor met regenwater verdund afvalwater uit een gemengd rioolstelsel onder bestaande parkeerplaats aan de Van Rijnstraat in De Lier. Het doel van de bergingskelder is het opheffen van wateroverlast in de kern.
Veiligheid en waterkeringen
Aan de regionale waterkering vindt geen wijziging plaats. Wel wordt in de regionale waterkering in de oeverlijn van het water een bestaand lozingspunt van een persleiding aangepast. Hiervoor wordt ter plaatse van De Lee een stukje van de bestaande persleiding vrij gegraven en wordt er een uitstroombak of -put (nader uit te werken) voorgezet. Om aantasting van het waterkerend vermogen van de kering te voorkomen wordt rond de leiding/het uitstroompunt een kleikist en kwelscherm aangebracht. Ter plaatse van de uitstroombak of –put wordt in de leiding een schuifsluiter geplaatst. De uitwerking van deze constructie vindt plaats in het uitvoeringsontwerp en wordt bij de aan te vragen water-/omgevingsvergunning gevoegd. Deze nieuw aan te brengen lozingsconstructie is een aanzienlijke verbetering van de huidige provisorische constructie.
Waterkwantiteit
Waterkwantiteit (voldoende water)
De berging in het rioolstelsel neemt aanzienlijk toe waardoor veel minder afvoer plaats vindt naar oppervlaktewater. Daarnaast vindt de afvoer straks plaats naar boezemwater (De Lee) in plaats van naar de polder zoals in de huidige situatie. Hierdoor neemt de belasting op de polder af. In de huidige situatie vindt afvoer via overstortingen, naar de polderwatergang binnen de kern meerdere keren per jaar plaats. Daarnaast wordt in de huidige situatie een deel van het water rechtstreeks vanuit het rioolstelsel middels een persleiding afgevoerd naar de Lee door een tijdelijke pomp met een maximale capaciteit van circa 200 m3/uur. De verwachting is dat de pomp minder afvoert als gevolg van de weestand in de afvoerleiding. Deze pomp wordt verwijderd. In de toekomstige situatie wordt het meeste met regenwater verdund afvalwater uit de bergingskelder wordt afgevoerd naar de rwzi. Slechts een klein deel van het water wordt afgevoerd naar de Lee. De pomp krijgt een capaciteit van 100 m3/uur. Omdat veel water wordt geborgen in de kelder en afgevoerd wordt naar de rwzi vindt afvoer naar de Lee Alleen plaats bij hevige neerslag. Theoretisch vindt afvoer naar de Lee gemiddeld minder dan één keer per 25 jaar plaats omdat eerst de berging in de bergingskelder benut wordt voordat water wordt afgevoerd naar de Lee. Dit laatste is een aanpassing in het ontwerp. Bovenstaande betekent dat in de geprojecteerde situatie geen lozing vanuit het rioolstelsel op de polder meer plaatsvindt en dat de lozing op de boezem afneemt.
Effecten op grondwater
De bergingskelder is circa 25 x 12 m en de boden bevindt zich circa 3,5 m–mv. De bodem bestaat tot een diepte van circa 20 m–mv uit klei met of en toe een veen laag(je). Onder de kleilaag bevindt zich zand. De verwachting is dat het effect van de aanleg van de bergingskelder op het grondwater nihil isomdat:
- De doorlatendheid van klei laag is
- In verhouding tot de dikte van de kleilaag en de breedte is het oppervlak in verticale richting
van de bergingskelder zeer klein.
Onderhoud en bagger
Niet van toepassing.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In de huidige situatie vindt afvoer via overstortingen, naar de polderwatergang binnen de kern meerdere keren per jaar plaats. Daarnaast wordt in de huidige situatie een deel van het water rechtstreeks vanuit het rioolstelsel middels een persleiding afgevoerd naar de Lee. De overstort op de polder wordt verwijderd en de pomp die rechtstreeks afvoert naar de Lee wordt ook verwijderd. Zoals beschreven onder het kopje “Waterkwantiteit (voldoende water)” neemt de afvoer naar de polder en boezem af. Daarmee neemt ook de vuilemissie naar de polder en de boezem af. Ten opzichte van de huidige situatie wordt het polderwater niet meer belast/vervuild met overstortwater uit het gemengde rioolstelsel. Ook de totale emissie, in de geprojecteerde situatie naar de boezem, neemt af omdat meer water wordt afgevoerd naar de rwzi.
Afvalwater en riolering
Ten opzichte van de huidige situatie wijzigt de situatie niet met uitzondering dat meer met regenwater verdund afvalwater wordt afgevoerd naar de rwzi en minder naar oppervlaktewater.
Waterkwantiteit (Verhard oppervlak)
Zoals aangegeven wordt meer water afgevoerd naar de rwzi en minder naar de polder en de boezem.
De bergingskelder wordt ondergronds aangebracht waarna de bovengrondse inrichting weer nagenoeg hersteld wordt conform de huidige situatie. Zie de inrichtingstekeningen van de huidige en geprojecteerde situatie. Het verhard afvoerend oppervlak blijft nagenoeg gelijk of neemt iets af ten opzichte van de huidige situatie. Alleen ter plaatse van het trottoir en het plantsoen vindt verschuiving van verhard oppervlak plaats. Deze aanpassing/verschuiving van verharding valt binnen de ruimtereserveringen van het bestemmingsplan.
Het aspect water staat de uitvoering van het project niet in de weg.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Ter plaatse van de projectlocatie is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Van Rijnstraat, De Lier; Anteagroup; projectnummer 407310, datum 28 januari 2016). Op grond van de resultaten van het onderzoek is door de Omgevingsdienst Haaglanden op 13 april 2017 aangegeven dat hoewel het onderzoek onvoldoende inzicht in de bodemkwaliteit biedt de omgevingsvergunning wel verleend kan worden aangezien de bergingskelder geen verblijfsruimte is voor personen langer dan twee uur per dag.
Het aspect bodem staat de uitvoering van het project niet in de weg.
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) weer. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.
Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna te noemen “Wnb”) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het beschermingsregime gaat uit van het “nee, tenzij-principe“. Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.
In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn de effecten van het project beoordeeld (Natuurtoets realisatie bergingskelder De Lier, Tauw bv, projectnummer 1244805 kenmerk R001-1244805KBJ-V01, datum 24 maart 2017). Voormelde toets heeft als doel het in beeld brengen van de consequenties van de realisatie van een bergingskelder onder een bestaande parkeerplaats in relatie tot de Wet natuurbescherming. De ontwikkeling kan alleen doorgaan als deze niet in strijd is met de natuurwetgeving, of als de benodigde vergunningen en/of ontheffingen kunnen worden verleend. Ten aanzien van soortbescherming is het voornemen niet strijdig met de Wnb en negatieve effecten op nabijgelegen beschermde natuurgebieden niet aan de orde zijn.
Broedvogels
Bij de uitvoeringsfase van het voornemen is het verstandig om voldoende tijd in te plannen om de aanwezige beplanting te verwijderen. Niet uitgesloten kan worden dat er (al) broedende vogels in het projectgebied aanwezig zijn. Voorafgaand aan het uitvoeren van kap- en snoeiwerkzaamheden dient een ecoloog te controleren of er broedende vogels aanwezig zijn. De beplanting waarin vogels broeden kan pas worden verwijderd nadat de jonge vogels het nest hebben verlaten.
Met in achtname van het bovenstaande staat het aspect ecologie de uitvoering van het project niet in de weg.
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988 ( sinds 1 januari 2017: Erfgoedwet), stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Ten behoeve van het project heeft een archeologisch vooronderzoek plaats gevonden (Plangebied Van Rijnstraat in De Lier, gemeente Westland; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek , RAAP Archeologisch Adviesbureau BV, RAAP-NOTITIE 5776, datum 19 december 2016). Uit het onderzoek komt naar voren dat in (delen van) het plangebied mogelijk intacte relevante archeologische lagen aanwezig kunnen zijn die door de 6 meter diepe waterkelder verstoord kunnen worden. Daarom wordt vervolgonderzoek in de vorm van verkennend booronderzoek aanbevolen, met als doel tot minimaal 6 meter diep te onderzoeken. Ten tijde van de terinzagelegging van de ruimtelijke onderbouwing is dit onderzoek nog gaande. Indien de resultaten van het onderzoek daar aanleiding toe geven, zullen er aanvullende voorwaarden worden opgenomen in de te verlenen omgevingsvergunning.
Waar tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische waarden aangetroffen worden dient daarvan, conform de Erfgoedwet (artikel 5.10) melding gemaakt te worden bij het ministerie van OC en W danwel het bevoegde gezag i.c. de gemeente Westland.
Met in achtname van het bovenstaande staat het aspect archeologie de uitvoering van het project niet in de weg.
Op grond van artikel 6.12 Wro is de gemeente verplicht bij vaststelling van een bestemmingsplan of projectbesluit waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel6.2.1. Bro, een exploitatieplan vast te stellen. Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld doordat de gemeente hierover overeenkomsten heeft gesloten met de eigenaren van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden, of doordat de gemeente zelf eigenaar is van bedoelde gronden. Ten behoeve van de ontwikkeling van het projectgebied is de gemeent zelf eigenaar van de gronden en is een exploitatieplan niet nodig omdat er geen kostenverhaal anders dan leges verschuldigd is.
In de periode van van 8 juni 2017 tot 7 juli 2017 heeft over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
Binnen voormelde termijn zijn van de navolgende instanties reacties ontvangen:
Voor de beantwoording van de vooroverlegreacties wordt verwezen naar de bijlage: Nota beantwoording
Voor onderhavig plan is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. Het plan heeft ter inzage gelegen van 13 oktober 2017 t/m 23 november 2017. Gedurende deze termijn zijn er geen zienswijzen ingediend.