direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Heulweg achter 30b Kavel 2 te Wateringen
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.abp00000008g04-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het perceel Heulweg achter 30b te Wateringen heeft een oppervlakte van 1.600m2 en is momenteel bebouwd met een (hobby)kas en bedrijfsruimte en het erf is gedeeltelijk verhard. Ten behoeve van de bouw van drie vrijstaande woningen op voornoemd perceel is in het jaar 2011 een 1e fase bouwvergunning verleend. De planontwikkeling is voortijdig gestopt waardoor er van deze vergunning geen gebruik is gemaakt en is komen te vervallen.

Door de heer Helderman is wederom het plan opgevat om op het voornoemde perceel opnieuw drie vrijstaande woningen te gaan ontwikkelen. Hiervoor zal het perceel in drie kavels opgedeeld worden. Vooruitlopend op voornoemd voornemen is voor de bouw van een vrijstaande woning op kavel 2 een aanvraag omgevingsvergunning (W-AV-2015-0268) ingediend. Kavel 2 maakt onderdeel uit van het perceel Heulweg achter 30b te Wateringen en heeft een oppervlakte van ca. 500m2.

De beoogde vrijstaande woning bestaat uit één bouwlaag met een kap. De woning met een begane grondvloeroppervlakte van ca. 120m2 heeft een goot- en nokhoogte van 3,00 meter respectievelijk 9,27 meter. De woning beschikt over een eigen berging en twee parkeerplaatsen op eigen terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g04-VA01_0001.jpg"

Ligging kavel 2 ten opzichte van het perceel

1.2 Ligging plangebied

Het binnen de kern van Wateringen gelegen projectgebied grenst ten noordoosten aan de Heulweg. Het projectgebied is kadastraal bekend gemeente Wateringen, sectie C nummer 6510 (onderdeel van perceel kadastraal bekend gemeente Wateringen, sectie C nummer 6237).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g04-VA01_0002.jpg"

Luchtfoto met ligging perceel en plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

De gronden van het binnen het bestemmingsplan 'Kern Wateringen' gelegen projectgebied hebben ingevolge artikel 20 de bestemming ‘Wonen’ en ingevolge artikel 23 de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-2'. Tevens is het projectgebied ingevolge artikel 32 'Algemene aanduidingsregels' van voornoemd bestemmingsplan gelegen binnen de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop'.

Ingevolge artikel 20.1 zijn de voor wonen aangewezen gronden bestemd voor wonen.

Het gebruik van de gronden ten behoeve van een vrijstaande woning is in overeenstemming met voormeld artikellid.

Ingevolge artikel 20.2.1. mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.

Ter plaatse van het projectgebied zijn geen bouwvlakken opgenomen en derhalve in strijd met voormeld artikellid.

Ingevolge artikel 23.2 mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)- met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad (samenvatting).

Ten behoeve van de planontwikkeling is een archeologisch onderzoek overlegd.

Ingevolge artikel 32.2.2. mag binnen de voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden gebouwd worden met een maximale bouwhoogte:

a. van 14 m, binnen een straal van 100 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen;

b. van 14 m, vermeerderd met 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen voor het overige deel van de voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden.

De afstand van de kern van de molen tot aan het plangebied is ca. 300 meter. Gelet op het voorgaande is artikel 32.2.2. lid b. van toepassing. De afstand van de kern van de molen tot aan het plangebied is ca. 290 meter. Gelet op het voorgaande zou een bouwhoogte van 14,00 meter + ((1/30)290) = 14,00 meter + 9,67 meter = 23,67 meter toegestaan zijn. De nokhoogte van de woning is 10,00 meter. Derhalve wordt met de ontwikkeling voldaan aan de eisen ten aanzien van de molenbiotoop.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g04-VA01_0003.jpg"

fragment plankaart bestemmingsplan Kern Wateringen met ligging plangebied

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk-functionele structuur

2.1 Ruimtelijke opbouw

Ten behoeve van de ontwikkeling gelden de navolgende stedenbouwkundige randvoorwaarden:

  • Voorgevel richting de ontsluitingsweg;
  • twee parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • Architectuur dient aan te sluiten bij de directe omgeving;
  • Voldoende afstand tot de bestaande woningen;
  • Woning dient zich te verhouden tot de kavelgrootte: niet te forse en vrijstaande woning.

De uit één hoofdmassa bestaande, vrijstaande woning met een goot- en bouwhoogte van 3,10 meter respectievelijk 9,27 meter is passend bij de woningen in de directe omgeving. Gelet op de diepte van kavel 2 past de gekozen contour van de woning binnen de richtlijn dat er in combinatie met de gewenste afstandsmaten een woning van ten hoogste 9 meter breed en ten hoogste 15 meter diep toegestaan kan worden.

Ruimtelijk gezien dient de bebouwing op de afzonderlijke kavels niet te krap op elkaar gesitueerd te worden waardoor de beoogde toekomstige drie woningen als één hofje (of ensemble) gaan werken. Volgens de beleidslijn voor vrijstaande woningen wordt hiervoor standaard ten minste 3 meter vanaf de zijdelingse perceel grenzen als uitgangspunt aangehouden. Om in de voorliggende situatie de ruimte- en ensemble werking echter voldoende te kunnen waarborgen dient voor kavel 2 de al eerder voor deze ontwikkeling (in 2009) goedgekeurde maat van 5 meter aangehouden te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g04-VA01_0004.jpg"

Stedenbouwkundige inrichtingsschets kavel 2

Bezonning

Ten behoeve van een schaduw-onderzoek is een bezonningsstudie uitgevoerd (Bezonningsstudie Heulweg 30B Wateringen, Bureau Verkuylen, projectnummer 51015176, datum 19-06-2015). Uit de studie komt naar voren dat de grootste afname van de zon 1 uur en 19 minuten bedraagt en dit ter plaatse van de woning Heulweg 30 plaats vindt. Met deze afname wordt echter nog steeds ruimschoots aan de strenge TNO-norm van meer dan 3 mogelijke bezonningsuren per dag voldaan waardoor de bezonningshinder als gevolg van het project niet onevenredig is voor de omliggende woningen.

2.2 Gebiedsvisie

De heulweg is een lint dat Wateringen en Naaldwijk via Kwintsheul en Honselersdijk aan elkaar koppelt. De bebouwing langs dit lint kenmerkt zich door veel vrijstaande woningen die elk van elkaar verschillen. Bouwstijl varieert van typisch Westlandse architectuur tot traditionele bouw. Op sommige plekken langs de Heulweg zijn de woningen onderdeel van een klein cluster. Een klein groepje woningen heeft dan met een aantal woningen (ca 3-6) een gezamenlijke toegang tot de Heulweg. De locatie van de beoogde woning maakt onderdeel uit van een dergelijk cluster.

Met het voorliggende project wordt een substantieel deel van de oude erfbebouwing bestaande uit onder meer een voormalige (hobby)kas en bedrijfsruimte vervangen voor een woning. De woning gaat in de toekomst onderdeel uitmaken van een cluster bestaande uit drie woningen op een wijze zoals die al op sommige plekken langs de Heulweg aanwezig is zoals eerder beschreven.

2.3 Verkeer

Westlands Verkeers- en Vervoersplan

In de ontwikkelingsvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de lange termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het vervoersplan als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006, wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de ‘oude’ gemeenten geharmoniseerd. Het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) dient meerdere doelen, het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.

Parkeren

Ingevolge het Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2006 (WVVP) geldt voor de vrijstaande woning een parkeernorm van 2,1pp/woning en dient parkeren op eigen terrein plaats te vinden. In aanvulling op het voorgaande is tevens een parkeerplaats binnen het openbaar gebied aanwezig en wordt de woning via een toegangsweg ontsloten op de Heulweg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Westland 2025 en perspectief 2040

De op 17 december 2013 vastgestelde Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040 bieden het ruimtelijk toekomstig ruimtelijk kader van de gemeente in woord en beeld. In het in dialoog met de samenleving tot stand gekomen perspectief 2040 staan de ambities en kernwaarden met het hieraan gekoppelde toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland beschreven. Naast de ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen bieden voormelde documenten ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwsector en economische voorzieningen.

Relatie met het plangebied

Volgens de structuurvisie is het plangebied aangewezen als dorpskern. Binnen dit gebied dient een groot deel van de woningbouwproductie opgevangen te worden. Deze verdichting komt mede voort uit het vergroten van het draagvlak voor het voorzieningenniveau en het behouden van duurzaam glas in het buitengebied. De voorgestane ontwikkeling waarbij woningen binnen de kern van Wateringen toegevoegd worden past hier binnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g04-VA01_0005.jpg"

fragment structuurvisiekaart met ligging projectgebied

3.2 Regionaal beleid

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) van Stadsgewest Haaglanden, per 1 januari 2015 overgegaan in Metropool Regio Rotterdam Den Haag (MRDH), is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.

De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Het plan voor het oprichten van een woning binnen stads en dorpsgebied past binnen het regionale beleid.

3.3 Provinciaal beleid

De op 9 juli 2014 vastgestelde ‘Visie ruimte en mobiliteit’ biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft

op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de ‘Visie ruimte en mobiliteit’ is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.

Vier thema’s geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,

2. vergroten van de agglomeratiekracht,

3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,

4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Het plangebied is op de kaart behorende tot de ‘Verordening Ruimte 2014’ ondermeer aangewezen als 'Stedelijke agglomeratie' en 'Molenbiotoop'. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder bebouwde ruimte wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leef kwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Het oprichten van een nieuwe vrijstaande woning op een gedeelte van een binnen de Stedelijke Agglomeratie gelegen perceel past hier binnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g04-VA01_0006.jpg"

Uitsnede kaart Verordening Ruimte 2014

Molenbiotoop

Ingevolge artikel 2.3.5. lid. 1. sub. b. ii. van de ‘Verordening Ruimte 2014’ mag binnen bestaand stads- en dorpsgebied de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet meer dan 1/30ste van de afstand tussen het bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek, bedragen.

Het bestemmingsplan gaat voor de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek uit van 14 meter. De afstand van de kern van de molen tot aan het plangebied is ca. 290 meter. Gelet op het voorgaande zou een bouwhoogte van 14,00 meter + ((1/30)290) = 14,00 meter + 9,67 meter = 21,67 meter toegestaan zijn. De nokhoogte van de woning is 10,00 meter. Derhalve wordt met de ontwikkeling voldaan aan de eisen ten aanzien van de molenbiotoop.

3.4 Rijksbeleid

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g04-VA01_0007.jpg"

kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

3.5 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het oprichten van een nieuwe vrijstaande woning op een gedeelte van het perceel Heulweg achter 30B te Wateringen past in het overheidsbeleid.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Geluid

4.1.1 Wettelijk kader

Wet geluidhinder

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen.

4.1.2 Onderzoek

Voor het project is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (Akoestisch onderzoek nabij 30B te Wateringen onderzoek Wegverkeerslawaai, Aveco de Bondt, referentie KLG/035/15.1558, datum 16 juli 2015). Ten aanzien van wegverkeerslawaai is het projectgebied gelegen binnen de geluidzone van de Heulweg (50 km/uur) en de Wippolderlaan (80 km/uur).

In voornoemd onderzoek is de geluidbelasting op de woning ten gevolge van wegverkeerslawaai bepaald en is getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder (Wgh) en het gemeentelijk beleid. Op basis van onderhavig onderzoek kan geconcludeerd worden dat:

  • Ten gevolge van de Heulweg de maximale geluidbelasting 41 dB (inclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh) bedraagt op 7,5 meter hoogte. Ter plaatse van alle gevels wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB;
  • Ten gevolge van de Wippolderlaan de maximale geluidbelasting op de toekomstige woning 51 dB (inclusief aftrek van 2 dB ex artikel 110g Wgh) bedraagt op 7,5 meter hoogte. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden maar de maximaal te ontheffen waarde van 63 dB niet;
  • Maatregelen om de geluidbelasting te verlagen zijn niet doelmatig en/of toepasbaar. Alle 3 woningen beschikken over 3 geluidluwe gevels, waarmee voldaan wordt aan het gemeentelijk beleid;
  • Op basis van onderhavig onderzoek wordt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland verzocht om een hogere waarde te verlenen ten gevolge van het geluid afkomstig van de Wippolderlaan;
  • De gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerlawaai bedraagt maximaal 54 dB (exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh). Onderzoek naar eventueel benodigde geluidwerende voorzieningen is noodzakelijk indien op de 2e verdieping verblijfsruimten worden gerealiseerd.
4.1.3 Conclusie

Ten behoeve van het projectgebied dient een hogere waarde besluit genomen te worden.

4.2 Externe veiligheid

4.2.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico’s van deze risicovolle activiteiten te reguleren.

Gemeentelijk beleidskader Externe Veiligheid

Op het gebied van externe veiligheid is op provinciaal niveau het beleidsplan "Beleidsplan externe veiligheid" in november 2010 vastgesteld. Daarnaast heeft het Stadsgewest Haaglanden, waaronder ook de gemeente Westland behoort, de beleidsnota ‘Samen Werken aan Externe Veiligheid’ opgesteld. Deze nota heeft een looptijd tot en met 2010. In beide nota’s zijn een vijftal kernpunten opgenomen:

1. het ontstaan van nieuwe knelpunten tegengaan;

2. het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van inrichtingen;

3. bestaande knelpunten saneren;

4. zorgvuldige risicocommunicatie;

5. hulpverlening: het bevorderen van de samenwerking en de kwaliteit van de uitvoering en het richting geven aan de organisatorische versterking.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar.

Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. In staatscourant 2013, 32887 is het Besluit is het besluit externe veiligheid transportroutes gepubliceerd Het besluit is vastgesteld op 11 november 2013 en treed in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR) of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Voor de transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. Voor alle opgenomen buisleidingen in het bestemmingsplan geldt dat volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen (artikel 14) een belemmeringsstrook van 4 of 5 meter aan weerszijde van de buisleiding op de verbeelding aangegeven is. De belemmeringsstrook is van belang voor het onderhoud van de buisleiding door de exploitant. Binnen deze strook mogen geen nieuwe bouwwerken opgericht worden. Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen moet de grenswaarden (10-6 per jaar) in acht worden genomen voor wat betreft de plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten. Voor beperkt kwetsbare objecten moet met het plaatsgebonden risico rekening worden gehouden met de richtwaarde van 10-6 per jaar. Voor het GR geldt een verantwoordingsplicht.


4.2.2 Onderzoek

Ten behoeve van het plan is onderzoek naar de aspecten op het gebied van externe veiligheid uitgevoerd (Onderzoek externe veiligheid Heulweg thv 30 te Wateringen, Aqua-Terra Nova, rapportnummer 215117/AQT301EV/JH, datum 16 juli 2015). In voornoemd onderzoek is getoetst aan de navolgende aspecten:

Besluit externe veiligheid transportroutes, wegverkeer

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het projectplan niet binnen een plaatsgevonden risicocontour ligt van een route die is aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Er is ook geen belemmering door een plasbrand aandachtsgebied. Het project bevindt zich binnen de effectafstand van de N211. Gezien het feit dat de minimale afstand ongeveer 90 meter bedraagt zijn mensen in de woningen relatief veilig ook voor het grootste scenario, maar mensen buitenshuis niet. De toename van het groepsrisico is verwaarloosbaar.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het projectplan niet binnen een plaatsgebonden risicocontour ligt van een ondergrondse buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het project bevindt zich binnen het invloed gebied van 2 aardgastransportleidingen. De hoogte en bijdrage van het groepsrisico zijn (zeer) gering. De veiligheid kan nog verbeterd worden door het beschikbaar maken van goede opties voor ontvluchting dan wel schuilen. Risicocommunicatie geeft een bijdrage aan de veiligheid. Bereikbaarheid is een punt van aandacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g04-VA01_0008.jpg"

Ligging gasleidingen (blauw) tov het projectgebied

Overig

Naast het bovenstaande zijn er geen aanvullende veiligheidsaspecten aan het licht gekomen.

4.2.3 Conclusie

Vanuit externe veiligheid worden er geen beperkingen gesteld aan de ontwikkeling. Er is geen uitvoerige verantwoording van het groepsrisico nodig. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het project.

4.3 Water

4.3.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Nationaal beleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte 2014 zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen.

Waterschapsbeleid

Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de Legger.

De verbreding van bestaande boezemwateren en de aanleg van nieuwe verbindingen bieden kansen om een groot aantal maatregelen, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water te realiseren en het watersysteem robuuster te maken. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ook met het terugdringen van rioolvreemd water en het verminderen van riool overstorten snijdt het mes aan meerdere kanten tegelijk: het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi’s) kunnen met minder capaciteit uit de voeten, het minder verdunde vieze water is efficiënter te zuiveren, en er komt minder vies water rechtstreeks in het oppervlaktewater. Het waterplan van de Gemeente Westland zal in de periode 2010 – 2015 worden uitgevoerd. Omdat het bij de ruimtelijke ontwikkelingen in het glasgebied vaak om relatief kleinschalige projecten gaat, zal er nadrukkelijk samenwerking tussen het Hoogheemraadschap van Delfland, de gemeente en de glastuinbouwsector worden gezocht om de kansen voor water in deze projecten optimaal te benutten. Dit gebied levert kansen om de wateropgave te realiseren door middel van innovatief meervoudig ruimtegebruik, met behoud van voldoende robuustheid en ruimte voor ecologie in het systeem.

Ten slotte is in 2012 een Handreiking Watertoets voor gemeenten opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:

  • beleidskader omtrent water;
  • waterkeringen;
  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • afvalwater en riolering;
  • waterprojecten welke onderdeel zijn van ABC-Delfland.

Gemeentelijk beleid

Het Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

4.3.2 Onderzoek

Het plangebied is gelegen binnen de Oud en Nieuw Wateringveldse polder. Ten behoeve van het project is onderzoek naar de aspecten op het gebied van water uitgevoerd (Waterparagraaf Heulweg 30 Wateringen, Aveco de Bondt, projectnummer 160/Aqua-Terra Nova301cAW/WT, datum 30 januari 2015). In voornoemd onderzoek is getoetst aan de navolgende aspecten:

Veiligheid en waterkeringen

In onderstaande figuur is de kern-en beschermginszone van de regionale waterkering weergegeven. Het projectgebied is buiten de grens van de beschermingszone gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.abp00000008g04-VA01_0009.jpg"

Waterkwantiteit

Het plangbied ligt binnen de Oud- en Nieuw Wateringveldse polder in peilgebied IV met een peil van -2.77 m NAP en een toelaatbare peilscheiding van 0,35 m. Uit de watersleutel komt naar voren dat er in de nieuwe situatie sprake is van vermindering van verhard oppervlak waardoor de ontwikkeling niet tot een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie leidt en hiermee voldoet aan het stand-still principe. Derhalve is er geen extra waterberging benodigd.

Afvalwater en riolering

Het afvalwater van de percelen zal gekoppeld worden aan de bestaande riolering. In de toekomstige situatie wordt het hemelwater en het vuilwater gescheiden aangeleverd, zoals in de Leidraad Riolering West-Nederland aangegeven.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

In het plan wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende materialen. De afvoeren zijn gemaakt van kunststof materiaal. De invloed van de bouw van een woning met bijbehorende parkeervoorzieningen op het watersysteem is verwaarloosbaar. Ook vinden er geen werkzaamheden plaats die grondverontreiniging kunnen veroorzaken.

4.3.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van water geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.4 Bodem

4.4.1 Wettelijk kader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, toe op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet dient rekening gehouden te worden bij het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

4.4.2 Onderzoek

Ter plaatse van de projectlocatie gelegen aan de Heulweg nabij 30B te Wateringen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Actualiserend bodemonderzoek Heulweg nabij 30B te Wateringen; Aveco de Bondt; projectnummer 15155801, datum 17 juli 2015). Op grond van de resultaten van het onderzoek is het navolgende geconstateerd:

Grond
In de grondmengmonsters van de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK, PCB en/ of minerale olie gemeten.

Grondwater
In het ondiepe grondwater zijn lichte verhoogde concentraties aan arseen, barium en naftaleen gemeten.


4.4.3 Conclusie

Gegeven de in dit rapport beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor de voorgenomen nieuwbouw. Er zijn geen afwijkende zintuiglijke waarnemingen dan wel afwijkende gehalten/concentraties gemeten in vergelijking tot het onderzoek uit 2008.

4.5 Ecologie

4.5.1 Wettelijk kader

Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van deFfw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en
    bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

4.5.2 Onderzoek

In het kader van de Flora- en faunawet zijn de effecten van het project beoordeeld (Quick scan Heulweg Wateringen, bSR ecologisch advies, project 0319, datum 11 maart 2008). De Eco-effectenscan heeft als doel de ecologische waarden van de projectlocatie te bepalen aan de hand van inventarisatie en verkregen informatie. Met de Eco-effectenscan wordt nagegaan of er op de planlocatie planten en / of dieren voorkomen of verwacht worden die:

- bedreigd zijn;

- op een zogenaamde “Rode lijst” voorkomen;

- anderszins beschermd zijn in het kader van de Flora- en faunawet.

Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied niet ligt- of direct grenst aan een beschermd natuurgebied van natura 2000 of de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Hoewel het project buiten de invloedssfeer van gemeentelijke beschermde natuurwaarden of ecologische verbindingszones is gelegen, komen binnen het projectgebied ingevolge de Flora- en faunawet beschermde soort of soortgroepen voor.

Vogels

De werkzaamheden op de projectlocatie kunnen leiden tot verstoring van jaarrond beschermde nesten. Ingevolge de Flora- en faunawet is het verboden om broedvogels te verontrusten. Deze vogels zijn ingevolge de voormelde wet beschermd. Om verstoring van broedvogels te voorkomen wordt geadviseerd om ook buiten het broedseizoen (periode maart t/m juli) te controleren op de aanwezigheid broedvogels. De kans dat er dan broedvogels voorkomen is wellicht kleiner maar nog steeds aanwezig en zijn op dezelfde wijze beschermd als binnen het broedseizoen. Voor verstoring van broedvogels wordt geen ontheffing verleend voor activiteiten van ruimtelijke ontwikkeling.

4.5.3 Conclusie

Vanuit ecologie bestaan er geen belemmeringen tegen het project.

4.6 Cultuurhistorische aspecten

4.6.1 Wettelijk kader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

4.6.2 Onderzoek

Ten behoeve van het project is onderzoek naar de aspecten op het gebied van archeologie gedaan (Inventarisatie van archeologische informatie Wateringen-Heulweg 30, Hazenberg Archeologie Leiden, rapport 20030903, datum 3 september 2003). In voormeld rapport werd ondermeer geconcludeerd dat het plangebied kansarm zou zijn aan archeologische waarden. Inmiddels is naar voren gekomen dat er een hoge verwachting bestaat vanwege de mogelijke aanwezigheid van een Romeinse weg en de vele vondsten uit met name de Romeinse tijd in de omgeving. Naar aanleiding hiervan is een aanvullende notitie opgesteld (aanvullende notitie Archeologie, Hazenberg Archeologie Leiden, datum 10 september 2015). Uit voormelde notitie komt naar voren dat door de gekozen funderingswijze (kruipruimte en fundering komen niet in de bodem te liggen maar op het maaiveld, omdat het huidige maaiveld wordt opgehoogd; heipalen hebben een gezamenlijk oppervlak van 11,25 m2) waardoor er geen archeologische onderzoeksverplichting geldt.

4.6.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit archeologie geen belemmeringen bestaan tegen de uitvoering van het project.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de ontwikkeling van het projectgebied zijn de exploitatiekosten beoordeeld en is een exploitatieplan niet nodig omdat op andere wijze reeds in kostenverhaal is voorzien. Voor het project is op 2015 een anterieure overeenkomst getekend.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg

In de periode van 31 juli 2015 t/m 27 augustus 2015 heeft over deze ruimtelijke onderbouwing bestuurlijk overleg plaatsgevonden als geboden in artikel 3.3.1. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Hierbij is de onderbouwing aan de volgende instanties voorgelegd:

1. Provincie Zuid-Holland;

2. Hoogheemraadschap van Delfland;

3. Veiligheidsregio Haaglanden.

Binnen de gestelde termijn zijn de navolgende reacties ingediend. De overlegreacties zijn als bijlage aan deze onderbouwing toegevoegd. Hieronder volgt een samenvattend overzicht van de reacties/vragen alsmede de beantwoording daarvan door het college van burgemeester en wethouders.

Provincie Zuid Holland

Vanuit de provincie Zuid-Holland is aangegeven dat het in 2003 gehouden archeologisch onderzoek achterhaald is waardoor de conclusies van de gemeentelijk archeoloog achterhaald zijn.Welliswaar bevat dit plan nu een woning maar het plangebied is groter en betreft in totaal 3 woningen. Voor dit hele plangebied is een nieuw archeologisch onderzoek nodig. Zeker nu inmiddels is gebleken dat er een hoge verwachting bestaat. N

Beantwoording: naar aanleiding van het voorgaande is een aanvullend archeologisch advies uitgebracht. In het advies is aangegeven dat de bodem alleen door heipalen verstoord wordt en dat gelet op de totale oppervlakte hiervan (11,25m2) het plangebied vrijgesteld kan worden van archeologische onderzoeksplicht.

Hoogheemraadschap van Delfland

Vanuit het Hoogheemraadschap van Delfland is ondermeer aangegeven dat in de waterparagraaf het thema 'Waterveiligheid en waterkeringen' te missen. Het onderzoek is naar aanleiding hiervan aangevuld.

Veiligheidsregio Haaglanden

Vanuit de VRH is aangegeven dat ihkv Externe veiligheid de ontwikkeling niet voor een significante toe- of afname van het huidige risico zorgt. Op basis hiervan is besloten om verder geen specifieke adviezen aangaande Externe veiligheid uit te brengen.

De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in de bijlage bij deze toelichting.

5.2.2 Zienswijzen

Van 28 augustus 2015 tot 9 september 2015 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Gedurende de periode van tervisielegging zijn er geen zienswijzen ingediend.