direct naar inhoud van Regels
Plan: Seed Quality Center
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.GTGWZYTWNDRZSQCpbp-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Seed Quality Center te De Lier' van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.GTGWZYTWNDRZSQCpbp met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.6 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw ten dienste van de bedrijfsvoering zoals ingevolge de bestemming toegestaan, hieronder niet begrepen een bedrijfswoning.

1.10 bedrijfsvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak van bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.11 bedrijfswoning

een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel, waarvan huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw

een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen.

1.18 bouwperceel

een aanééngesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 boveninsteek

de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.

1.23 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.26 erf

al dan niet bebouwde gronden die bij het hoofdgebouw horen.

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.29 glastuinbouwbedrijf

een bedrijf gericht op het onder geconditioneerde omstandigheden voortbrengen van producten en het leveren van diensten, door middel van het duurzaam en intensief kweken van assimilerende organismen onder invloed van licht waarbij er sprake moet zijn van tenminste één volwaardige arbeidskracht die gedurende het hele jaar, een volledige dagtaak, hoofdberoep, hoofdinkomen en hoofdbestaan uit het bedrijf haalt (arbeidsbehoefte), gekenmerkt door juridische en/of emotionele binding van de ondernemer(s) of de arbeidskracht(en) met het bedrijf (duurzaam bedrijfsperspectief) en een perspectief om langere tijd te kunnen blijven bestaan (bedrijfscontinuïteit).

1.30 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.31 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.32 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtsreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.33 kas

een bouwwerk behorende bij een glastuinbouwbedrijf, (nagenoeg) geheel van glas of ander licht doorlatend materiaal (minimaal 20% licht doorlatend), en met een bouwhoogte van 1,00 meter of meer ten behoeve van het kweken van assimilerende organismen onder invloed van licht, hieronder niet begrepen een bedrijfsgebouw.

1.34 kweken

het proces van telen, opkweken, afkweken, veredelen, selecteren en/of verzorgen.

1.35 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.36 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.37 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.38 risicovolle inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.39 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.40 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals:

verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri’s, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen

1.41 voorgevel

de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven.

1.42 voorgevelrooilijn

de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing en/of waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven.

1.43 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

1.44 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de goothoogte

gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de bouwhoogte

gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de afstand

bij het meten worden afstanden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.4 de oppervlakte

gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de inhoud

gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer of de bovenzijde van de vloer van een ondergronds bouwwerk, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van een dak en een dakkapel. De inhoud van een ondergronds bouwwerk met een hoogte van maximaal 1,50 meter wordt niet meegerekend.

2.6 de dakhelling

gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch-Glastuinbouw

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Agrarisch - Glastuinbouw” (A-GT) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een glastuinbouwbedrijf;
  • b. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen en verkeerskunstwerken ten behoeve van de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen, laad- en losvoorzieningen, groen en voorzieningen van algemeen nut (transformatorhuisjes);
  • c. voorzieningen voor het opwekken en leveren van energie en/of warmte ten behoeve van en bij een glastuinbouwbedrijf, waarbij de energie- en/of warmtelevering aan derden (niet-glastuinbouwbedrijven) bedrijfseconomisch ondergeschikt is;
  • d. voorzieningen voor het bergen, leveren en zuiveren van (giet-)water ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf;
  • e. (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. het wonen in een bij een glastuinbouwbedrijf behorende bestaande bedrijfswoning.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd of uitgevoerd:

  • a. kassen;
  • b. bedrijfsgebouwen, te gebruiken voor functies zoals bedrijfsruimten, kweekruimte, verwerkingsruimten, onderzoeksruimten, laboratoria, presentatieruimten en (niet zelfstandige) kantoorruimten behorende bij het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf;
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals watertanks, watersilo's, (natte) koeltorens, wkk-installaties en installaties voor de winning van warmte;
  • d. werken, geen bouwwerk zijnde, zoals waterbassins en verkeerskunstwerken;
  • e. bestaande bedrijfswoningen (uitsluitend de herbouw en het vergroten) met de daarbij behorende bouwwerken;

met dien verstande dat:

  • i. de maatvoering en inrichting van bouwwerken en werken, het gebruik dat bij die maatvoering en inrichting hoort en de locatie van deze bouwwerken en werken doelmatig (passend en/of logisch) is voor de bedrijfsvoering en is afgestemd op de aard en omvang van het bedrijf, waarbij de bedrijfstechnische opzet (omvang en aard), maar ook de aanwezigheid van ruimtelijke claims (zoals de waterhuishoudkundige situatie), alsmede de milieuhygiënische gevolgen van belang zijn.

en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:

3.2.1 Kassen, bedrijfsgebouwen en overige bedrijfsbouwwerken

Voor het bouwen van kassen, bedrijfsgebouwen en overige bedrijfsbouwwerken gelden de algemene regels als genoemd in Artikel 6, alsmede dat:

  • a. de maatvoering van kassen, bedrijfsgebouwen en overige bedrijfsbouwwerken bedraagt:
  maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   minimale oppervlakte   maximale oppervlakte   maximale inhoud   specifieke regeling  
kas   8 m   10 m   15.000 m2        
bedrijfsgebouw     12 m     12,5% van de oppervlakte aanwezige kassen      
(niet-zelfstandige) kantoorruimte         1% van de oppervlakte aanwezige kassen en max. 1.000 m²*     * de kantoorruimte maakt onderdeel uit van het bedrijfsgebouw en/of is direct verbonden met het glastuinbouwbedrijf  
overige bedrijfsbouwwerken              
watertank, (natte) koeltoren en CO2-tank     15 m          
watersilo     4 m          
windturbine     15 m          
schoorsteen (behorende bij een wkk-installatie)     20 m          
erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn     1 m          
erfafscheiding achter de voorgevelrooilijn     2 m          
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde     8 m          
  • a. de gevels van een kas mogen voor maximaal 30% worden voorzien van niet licht doorlatend materiaal, mits dit geen schaduwhinder oplevert voor het naastgelegen perceel;
  • b. de afstand van een kas tot de - niet aan een gecategoriseerde weg of vaarweg, zoals opgenomen in Bijlage 1, gelegen - erfscheiding bedraagt minimaal 1 meter;
  • c. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de - niet aan een gecategoriseerde weg of vaarweg, zoals opgenomen in Bijlage 1 , gelegen - erfscheiding bedraagt minimaal 1,5x de goothoogte;
  • d. de afstand van overige bedrijfsbouwwerken, met uitzondering van erfafscheidingen, tot de - niet aan een gecategoriseerde weg of vaarweg, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, gelegen - erfscheiding bedraagt minimaal 1,5x de bouwhoogte;
  • e. de afstand van een kas, bedrijfsgebouw en overige bedrijfsbouwwerken, met uitzondering van erfafscheidingen, tot het hoofdgebouw van een woning bedraagt minimaal 12,50 meter;
  • f. de afstand van een kas, bedrijfsgebouw en overige bedrijfsbouwwerken tot het hoofdgebouw van een woning die onderdeel uitmaakt van een rustige woonwijk bedraagt minimaal 25 meter;
  • g. de afstand van een bedrijfsgebouw en overige bedrijfsbouwwerken, waarin geluidsbronnen aanwezig zijn, tot het hoofdgebouw van een woning die onderdeel uitmaakt van een rustige woonwijk bedraagt minimaal 30 meter;
  • h. de afstand van een wkk-installatie en een (natte) koeltoren tot het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw van een woning, niet zijnde de bedrijfswoning van het glastuinbouwbedrijf, bedraagt minimaal 65 meter;
  • i. de afstand van een windturbine tot de - niet aan een gecategoriseerde weg of vaarweg gelegen - erfscheiding bedraagt minimaal 0,5x de bouwhoogte;
  • j. een watertank, wkk-installatie, (natte) koeltoren en/of CO2-tank of daarmee vergelijkbaar bouwwerk langs een weg uit categorie 1 of 2, zoals opgenomen in Bijlage 1, moet altijd achter de voorgevelrooilijn van het primaire bedrijfsgebouw gebouwd worden, zodanig dat het bouwwerk een (ondergeschikt) onderdeel uit maakt van en een eenheid vormt met het bedrijfsgebouw;
  • k. een watertank, wkk-installatie, (natte) koeltoren en/of CO2-tank of daarmee vergelijkbaar bouwwerk langs een weg uit categorie 3, zoals opgenomen in Bijlage 1, mag maximaal ¼e van de diameter of breedte van het bouwwerk voor de voorgevelrooilijn van het primaire bedrijfsgebouw gebouwd worden, zodanig dat het bouwwerk onderdeel uit maakt van en een eenheid vormt met het bedrijfsgebouw;
  • l. de breedte van een in-/uitrit naar een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 10 meter;
  • m. de inrichting van het (voor-)terrein bij een glastuinbouwbedrijf dat ontsluit op een weg uit categorie 1, 2 of 3, zoals opgenomen in Bijlage 1, moet zodanig ingericht zijn dat een (vracht-)wagen op eigen terrein kan keren;
  • n. voor een glastuinbouwbedrijf geldt een parkeernorm van 4 parkeerplaatsen per hectare kas.
3.2.2 Uitzonderingen kassen, bedrijfsgebouwen en overige bedrijfsbouwwerken

In afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1:

  • a. ter plaatse van de bouwaanduiding “Seed Quality Center (sba-sqc)”:
    • 1. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
    • 2. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag meer dan 12,5% van de oppervlakte aanwezige kassen bedragen;
    • 3. de oppervlakte van kassen mag minder dan 15.000 m² bedragen;
    • 4. dient de voorgevel georiënteerd te zijn op gecategoriseerde weg of vaarweg, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels;
    • 5. is de parkeernormering vanuit het Westlands Verkeers en Vervoersplan van toepassing, en het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden;
    • 6. mag slechts worden gebouwd indien het bouwwerk past binnen de stedenbouwkundige structuur van het glastuinbouwgebied en zowel stedenbouwkundig als architectonisch een meerwaarde voor het glastuinbouwgebied is, dit ter beoordeling van de verkeerskundige/stedenbouwkundige;
    • 7. mag slechts worden gebouwd indien binnen het plangebied minimaal 892 m3 waterberging is gerealiseerd.
3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afwijken voor kassen, bedrijfsgebouwen en overige bedrijfsbouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor:

  • a. het bouwen of vergroten van een kas met een minimale oppervlakte van 5.000 m², mits is aangetoond dat er sprake is van een gespecialiseerde kweek die op deze beperkte schaal bedrijfseconomisch verantwoord en levensvatbaar is.
  • b. het bouwen of vergroten van een bedrijfsgebouw voor (niet zelfstandige) kantoorruimte behorende bij het ter plaatse en (meerdere) niet ter plaatse gevestigd(e) glastuinbouwbedrij(f)/(ven), mits:
    • 1. de glastuinbouwbedrijven behoren bij eenzelfde onderneming;
    • 2. dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • 3. de kantoorruimte wordt gevestigd langs een weg uit categorie 1 en/of 2, zoals opgenomen in Bijlage 1;
    • 4. de parkeersituatie en verkeersafwikkeling op, naar en vanaf het glastuinbouwbedrijf akkoord is bevonden door de verkeerskundige;
    • 5. voldaan wordt aan alle overige regels voor een (niet zelfstandige) kantoorruimte.
  • c. het bouwen of vergroten van een bedrijfsgebouw voor het centraal verwerken en verpakken van producten die elders geteeld zijn, mits:
    • 1. de oppervlakte van het bedrijfsgebouw maximaal 15% van de oppervlakte van de ter plaatse aanwezige kassen bedraagt;
    • 2. de geteelde producten die verwerkt en verpakt worden afkomstig zijn van eenzelfde onderneming;
    • 3. dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • 4. niet meer producten verwerkt worden dan afkomstig van maximaal 3x de op het perceel aanwezige hoeveelheid kassen;
    • 5. het bedrijfsgebouw een natuurlijk onderdeel van en een eenheid met het glastuinbouwbedrijf blijft uitmaken, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
    • 6. de parkeersituatie en verkeersafwikkeling op, naar en vanaf het glastuinbouwbedrijf akkoord is bevonden door de verkeerskundige;
    • 7. de ontsluiting en het aantal benodigde parkeerplaatsen niet op bezwaren stuit, dit ter beoordeling van de verkeerskundige.
  • d. het bouwen van een wkk-installatie en een installatie voor de winning van warmte door een niet glastuinbouwbedrijf, mits:
    • 1. de voorziening is gericht op het opwekken en leveren van energie en/of warmte ten behoeve van glastuinbouwbedrijven, waarbij de energie- en /of warmtelevering aan derden (niet-glastuinbouwbedrijven) bedrijfseconomisch ondergeschikt is;
    • 2. hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
    • 3. dit niet op stedenbouwkundige en/of landschappelijke bezwaren stuit;
    • 4. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  • e. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw met daarboven een kas (meervoudig ruimtegebruik) tot maximaal 20 meter, mits:
    • 1. de parkeersituatie en verkeersafwikkeling op, naar en vanaf het glastuinbouwbedrijf akkoord is bevonden door de verkeerskundige;
    • 2. de afstand tot aan het hart van de weg uit categorie 1, zoals opgenomen in Bijlage 1, minimaal 1,5x de bouwhoogte bedraagt en met een minimum van 25 meter;
    • 3. de afstand tot aan het hart van de weg uit categorie 2, zoals opgenomen in Bijlage 1, minimaal 1,5x de bouwhoogte bedraagt en met een minimum van 20 meter;
    • 4. de afstand tot aan het hart van de weg uit categorie 3 en overige wegen, zoals opgenomen in Bijlage 1, minimaal 1x de bouwhoogte bedraagt en met een minimum van 15 meter.
    • 5. dit niet op ecologische, landschappelijke en/of cultuurhistorische bezwaren stuit;
    • 6. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  • f. de goot- en bouwhoogte van een kas tot respectievelijk maximaal 10 meter en maximaal 13,50 meter, mits:
    • 1. dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • 2. voor iedere meter dat de kas hoger is dan toegestaan op grond van lid 3.2.1, de kas 1 meter verder uit het hart van de weg wordt gebouwd dan op grond van lid 7.7 is toegestaan;
    • 3. dit niet op ecologische, landschappelijke en/of cultuurhistorische bezwaren stuit;
    • 4. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  • g. de oppervlakte van een bedrijfsgebouw tot maximaal 15% van de oppervlakte van de ter plaatse aanwezige kassen, mits:
    • 1. dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • 2. dit niet op ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of waterstaatkundige bezwaren stuit;
    • 3. de parkeersituatie en verkeersafwikkeling op, naar en vanaf het glastuinbouwbedrijf akkoord is bevonden door de verkeerskundige;
    • 4. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  • h. de oppervlakte van een (niet-zelfstandige) kantoorruimte tot een maximum van 1,5% van de oppervlakte van de ter plaatse aanwezige kassen met een maximum van 1.500 m², mits:
    • 1. dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • 2. dit niet op natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of waterstaatkundige bezwaren stuit.
  • i. de bouwhoogte van een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn tot maximaal 1,80 meter, mits:
    • 1. dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • 2. de erfafscheiding wordt geplaatst op of rondom verhard voorterrein bij een glastuinbouwbedrijf;
    • 3. het een volledig open erfafscheiding betreft waardoor het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft.
  • j. het bouwen van een kas waarvan meer dan 30% van de gevels wordt voorzien van niet licht doorlatend materiaal, mits:
    • 1. dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • 2. dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit;
    • 3. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  • k. de afstand van een kas tot de - niet aan een gecategoriseerde weg of vaarweg, zoals opgenomen in Bijlage 1, gelegen - erfscheiding, mits:
    • 1. dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • 2. dit niet op stedenbouwkundige en/of verkeerskundige bezwaren stuit;
    • 3. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  • l. de afstand van een kas, bedrijfsgebouw en overige bedrijfsbouwwerken dichterbij het hoofdgebouw van een woning, mits:
    • 1. een efficiënte en logistiek verantwoorde inrichting het noodzakelijk maakt dat ten opzichte van een bepaalde woning dichterbij dan 12,50 meter wordt gebouwd;
    • 2. de bestaande afstand - zoals aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan - niet wordt verkleind;
    • 3. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  • m. de afstand van een wkk-installatie of (natte) koeltoren dichterbij het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw van een woning, mits:
    • 1. uit onderzoek gebleken is dat door te nemen maatregelen de beoogde afstand tot aan het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw van woning niet tot milieu hygiënische bezwaren leidt;
    • 2. de wkk-installatie of (natte) koeltoren niet dichterbij wordt gebouwd dan 12,50 meter.
  • n. het bouwen een watertank, wkk-installatie, (natte) koeltoren en/of CO2-tank of daarmee vergelijkbaar bouwwerk voor de voorgevelrooilijn van het primaire bedrijfsgebouw, mits:
    • 1. wordt gebouwd in een kas (die onderdeel uitmaakt van het gehele kassencomplex);
    • 2. de kas (gevel) waarin het bouwwerk wordt gebouwd minimaal 25,00 meter breed is;
    • 3. dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit;
    • 4. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  • o. voor de breedte van een in-/uitrit naar een bedrijfsgebouw groter dan 10 meter, mits:
    • 1. dit noodzakelijk is vanwege de onmogelijkheid om op een andere wijze vanaf de (openbare) weg het eigen terrein op te kunnen draaien;
    • 2. er een duidelijk onderscheid is tussen het privé en openbaar terrein;
    • 3. dit niet op verkeerskundige bezwaren stuit.
  • p. voor de inrichting van het (voor-)terrein bij een glastuinbouwbedrijf dat ontsluit op een weg uit categorie 1, 2 of 3, zoals opgenomen in Bijlage 1, waar een (vracht) wagen niet op eigen terrein kan keren, mits:
    • 1. er sprake is van een bestaand glastuinbouwbedrijf;
    • 2. dit noodzakelijk is vanwege de onmogelijkheid om op het eigen terrein te kunnen keren;
    • 3. er een duidelijk onderscheid is tussen het privé en openbaar terrein;
    • 4. dit niet op verkeerskundige bezwaren stuit.
  • q. het aanleggen van minder dan 4 parkeerplaatsen per hectare tot minimaal 2 parkeerplaatsen per hectare, mits:
    • 1. dit voldoende is voor het betreffende glastuinbouwbedrijf;
    • 2. dit niet op verkeerskundige bezwaren stuit.
3.3.2 Afwijken voor bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 lid b en c ingevolge de afwijkingen van de algemene regels voor (bedrijfs-) woningen als genoemd in Artikel 6, alsmede voor:

  • a. de afstand van het hoofdgebouw en/of aan- en uitbouw van een woning tot aan een kas, bedrijfsgebouw en overige bedrijfsbouwwerken (m.u.v. van een wkk-installatie, (natte) koeltoren en windturbine) tot de bestaande afstand, zoals aanwezig ten tijde van tervisielegging van het bestemmingsplan, mits:
    • 1. de aan te houden afstand ertoe zou leiden dat herbouw of vergroting van een bedrijfswoning onmogelijk zou zijn;
    • 2. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen;
    • 3. de woning zodanig gesitueerd is dat hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. privé gebruik van gronden en bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 1.000 m², te meten aansluitend aan het hoofdgebouw van de woning (inclusief de woning);
  • b. niet aan de bestemming gelieerde bewoning;
  • c. zelfstandige woonruimte van een bijgebouw;
  • d. zelfstandige kantoorruimte;
  • e. (niet zelfstandige) kantoorruimte van (meerdere) niet ter plaatse gevestigd(e) glastuinbouwbedrij(f)/(ven);
  • f. centraal verwerken en verpakken van producten;
  • g. detailhandel;
  • h. horeca;
  • i. een geluidzoneringsplichtig bedrijf;
  • j. een bedrijf dat valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
3.4.2 Uitzonderingen strijdig gebruik
  • a. het bepaalde onder 3.4.1 onder g. is niet van toepassing voor ondergeschikte particuliere verkoop van ter plaatse, door het daar gevestigde glastuinbouwbedrijf, gekweekte producten, mits:
    • 1. de producten onderdeel uitmaken van de hoofdactiviteit van het glastuinbouwbedrijf;
    • 2. de producten niet zijn ingekocht en, al dan niet ter plaatse, worden (af)gekweekt voor particuliere verkoop;
    • 3. de ondergeschikte particuliere verkoop en uitstalling van goederen niet plaatsvindt in een kas;
    • 4. het financiële resultaat maximaal 10% van het totale bedrijfsresultaat van het glastuinbouwbedrijf ter plaatse bedraagt.
  • b. het bepaalde onder 3.4.1 onder i is niet van toepassing op glastuinbouwbedrijven die op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan reeds geluidzoneringsplichtig zijn.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en/of 3.4 voor:

  • a. het gebruik van gronden en bedrijfsbouwwerken ten behoeve van de viskweek als ondergeschikt onderdeel van de glastuinbouwfunctie, mits:
    • 1. er sprake is van een gesloten systeem, waarbij het afvalwater van de viskweek wordt gebruikt voor het gewas;
    • 2. er sprake is van dubbel ruimtegebruik;
    • 3. er sprake is van milieu neutrale viskweek;
    • 4. de viskweek bedrijfseconomisch ondergeschikt is;
    • 5. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  • b. het opwekken en leveren van energie en/of warmte ten behoeve van meerdere glastuinbouwbedrijven, waarbij de energie- en/of warmtelevering aan derden (niet glastuinbouw) bedrijfseconomisch ondergeschikt is, mits:
    • 1. dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • 2. dit niet op stedenbouwkundige en/of landschappelijke bezwaren stuit;
    • 3. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  • c. het bergen, leveren en zuiveren van (giet-)water ten behoeve van meerdere glastuinbouwbedrijven, mits:
    • 1. de centrale voorziening niet leidt tot een afname van het glastuinbouwareaal;
    • 2. dit niet op stedenbouwkundige en/of landschappelijke bezwaren stuit;
    • 3. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  • d. (niet zelfstandige) kantoorruimte in een bedrijfsgebouw behorende bij het ter plaatse en (meerdere) niet ter plaatse gevestigd(e) glastuinbouwbedrij(f)/(ven), mits:
    • 1. de glastuinbouwbedrijven behoren bij eenzelfde onderneming;
    • 2. dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • 3. de kantoorruimte wordt gevestigd langs een weg uit categorie 1 en/of 2, zoals opgenomen in Bijlage 1;
    • 4. de parkeersituatie en verkeersafwikkeling op, naar en vanaf het glastuinbouwbedrijf akkoord is bevonden door de verkeerskundige;
    • 5. voldaan wordt aan alle overige regels voor een (niet zelfstandige) kantoorruimte.
  • e. het centraal verwerken en verpakken van producten in een bedrijfsgebouw die elders geteeld zijn, mits:
    • 1. de geteelde producten die verwerkt en verpakt worden afkomstig zijn van eenzelfde onderneming;
    • 2. dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • 3. niet meer producten verwerkt worden dan afkomstig van maximaal 3x de op het perceel aanwezige hoeveelheid kassen;
    • 4. het bedrijfsgebouw een natuurlijk onderdeel van en een eenheid met het glastuinbouwbedrijf blijft uitmaken, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
    • 5. de parkeersituatie en verkeersafwikkeling op, naar en vanaf het glastuinbouwbedrijf akkoord is bevonden door de verkeerskundige;
    • 6. de ontsluiting en het aantal benodigde parkeerplaatsen niet op bezwaren stuit, dit ter beoordeling van de verkeerskundige.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1 Verbod op werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming “Agrarisch - Glastuinbouw” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning verleend door burgemeester en wethouders de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen van waterbassins;
  • b. aanleggen van verhardingen.
3.6.2 Uitzonderingen verbod op werken en werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.6.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
  • a. de werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 onder a. zijn voor zover gelegen langs een gecategoriseerde weg of een vaarweg, zoals opgenomen in Bijlage 1, slechts toelaatbaar, mits:
    • 1. het waterbassin niet zichtbaar of voldoende wordt ingeplant, dit ter beoordeling van de groendeskundige;
    • 2. dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • 3. de afstand van een waterbassin tot een woning minimaal 12,50 meter bedraagt;
    • 4. de afstand van een waterbassin tot hart van de weg met de categorie 1 minimaal 17,50 meter bedraagt;
    • 5. de afstand van een waterbassin tot hart van de weg met de categorie 2 minimaal 12,50 meter bedraagt;
    • 6. de afstand van een waterbassin tot hart van de weg met de categorie 3 minimaal 9 meter bedraagt;
    • 7. de afstand van een waterbassin tot de boveninsteek van een (hoofd-)watergang die deel uitmaakt van de vaarwegen, zoals opgenomen in Bijlage 1, minimaal 4 meter bedraagt;
  • b. de werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 onder a. zijn voor zover niet gelegen langs een gecategoriseerde weg, zoals opgenomen in Bijlage 1, slechts toelaatbaar, mits:
    • 1. de afstand van een waterbassin tot een hoofdgebouw van een woning minimaal 12,50 meter bedraagt;
    • 2. de afstand van een waterbassin tot het hart van de weg minimaal 6,50 meter bedraagt, tenzij een kortere afstand niet op verkeerskundige en/of stedenbouwkundige bezwaren stuit.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen:

3.7.1 Omzetten agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning

Van de bestemming “Agrarisch - Glastuinbouw” in de bestemming “Wonen” met als doel een bedrijfswoning van bestemming te doen wijzigen naar een burgerwoning, waarbij vast dient te staan dat:

  • de bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd, waarbij alle ter plaatse bedrijfsmatig te gebruiken, bij het bedrijf bijbehorende, gronden zijn verkocht en alle bedrijfsmatig te gebruiken, bij het bedrijf bijbehorende, kassen, bedrijfsgebouwen en overige bedrijfsbouwwerken zijn verkocht of gesloopt ten behoeve van een schaalvergroting en/of herstructurering van de glastuinbouw;
  • per bedrijf ten minste één bedrijfswoning aanwezig blijft;
  • de woning zodanig gesitueerd is dat hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
  • na de bestemmingswijziging geen grotere kavel bij de perceelseigenaar in eigendom zal zijn dan maximaal 1.000 m², waarbij leidend is een logische en efficiënte verkaveling van het glasareaal, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
  • de van bestemming te wijzigen kavel op een ruimtelijk logische en efficiënte wijze verkaveld is;
  • voldaan wordt aan de regels voor een woning als genoemd in de bestemming “Wonen”, met dien verstande dat de regels met betrekking tot de inhoud van een woning en alle regels met betrekking tot bijgebouwen niet van toepassing zijn op de bestaande bebouwing, mits de oppervlakte van alle bestaande bijgebouwen bij de te wijzigen kavel is teruggebracht tot 100 m² of de inhoud van alle bestaande bijgebouwen is teruggebracht tot 300 m3;
  • advies is ingewonnen bij de waterbeheerder en de glastuinbouwdeskundige;
  • dit niet op ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige, waterstaatkundige, milieu hygiënische of akoestische bezwaren stuit;
  • indien het nieuwe woonvlak is gelegen binnen de dubbelbestemming “Leiding - ...”, is schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder vereist;
  • indien het nieuwe woonvlak is gelegen binnen 25 meter van de bestemming “Bedrijf” met de functieaanduidingen “(sb-gos)” of “(sb-mr)”, is schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder vereist.
3.7.2 Vergroten woonvlak

Van de bestemming “Agrarisch - Glastuinbouw” in de bestemming “Wonen” met als doel een bestaand aangrenzend woonvlak te vergroten, waarbij vast dient te staan dat:

  • de vergroting zodanig gesitueerd is dat hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
  • na de bestemmingswijziging geen grotere kavel bij de perceelseigenaar in eigendom zal zijn dan maximaal 1.000 m², waarbij leidend is een logische en efficiënte verkaveling van het glasareaal, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
  • het te vergroten woonvlak op een ruimtelijk logische en efficiënte wijze verkaveld is;
  • voldaan wordt aan de regels voor een woning als genoemd in de bestemming “Wonen”, met dien verstande dat de regels met betrekking tot de inhoud van een woning en alle regels met betrekking tot bijgebouwen niet van toepassing zijn, mits de oppervlakte van alle bestaande bijgebouwen op het uiteindelijke woonvlak is teruggebracht tot 100 m² of tot een inhoudsmaat van 300 m3;
  • advies is ingewonnen bij de waterbeheerder en de glastuinbouwdeskundige;
  • dit niet op ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige, waterstaatkundige, milieu hygiënische of akoestische bezwarenstuit;
  • indien het nieuwe woonvlak is gelegen binnen de dubbelbestemming “Leiding - ...”, is schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder vereist;
  • indien het nieuwe woonvlak is gelegen binnen 25 meter van de bestemming “Bedrijf” met de functieaanduidingen “(sb-gos)” of “(sb-mr)”, is schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder vereist.
3.7.3 Uitplaatsen/verplaatsen (bedrijfs-)woning

Van de bestemming “Agrarisch - Glastuinbouw” in de bestemming “Wonen” met als doel een te slopen bedrijfswoning te herbouwen als burgerwoning of een bestaande burgerwoning te slopen en te herbouwen, waarbij vast dient te staan dat:

  • de sloop van de (voormalige bedrijfs-)woning nodig is vanwege de (toekomstige) schaalvergroting en/of herstructurering van de glastuinbouw;
  • de beoogde woonkavel zodanig geprojecteerd is dat hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
  • de (voormalige bedrijfs-)woning wordt gesloopt, binnen 2 maanden na gereedmelding van de nieuwe woning;
  • na de bestemmingswijziging geen grotere kavel bij de perceelseigenaar in eigendom zal zijn dan maximaal 1.000 m², waarbij leidend is een logische en efficiënte verkaveling van het glasareaal, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
  • de achter te laten kavel aantoonbaar te koop is aangeboden voor een agrarische prijs ten behoeve van herstructurering of schaalvergroting van de glastuinbouw aan de eigenaren van de aangrenzende percelen of een recht van koop aan deze(n) is verstrekt in geval (nog) niet direct tot aankoop wordt overgegaan;
  • alle bestaande bouwwerken, op de achter te laten kavel, zijn gesloopt;
  • de herstructurering en/of schaalvergroting waar de woning onderdeel van uitmaakt de instemming heeft van de glastuinbouwdeskundige en de waterbeheerder;
  • de te wijzigen kavel op een ruimtelijk logische en efficiënte wijze verkaveld is;
  • dit niet op ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige, waterstaatkundige, milieu hygiënische en/of akoestische bezwaren stuit;
  • voor de gronden van de bestaande burgerwoning die terugvallen aan de glastuinbouw, de bestemming “Wonen” gelijktijdig wordt gewijzigd naar “Agrarisch - Glastuinbouw”, middels toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als genoemd in Artikel 3.7 van dit plan;
  • indien het nieuwe woonvlak is gelegen binnen de dubbelbestemming “Leiding - ...”, is schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder vereist;
  • indien het nieuwe woonvlak is gelegen binnen 25 meter van de bestemming “Bedrijf” met de functieaanduidingen “(sb-gos)” of “(sb-mr)”, is schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder vereist.
3.7.4 Uitplaatsen niet-glastuinbouw bedrijven

Van de bestemming “Agrarisch - Glastuinbouw” in de bestemming “Bedrijf” of “Bedrijf – Agrarisch aanverwant bedrijf” met als doel een bedrijf te verplaatsen, waarbij vast dient te staan dat:

  • de verplaatsing nodig is vanwege (toekomstige) schaalvergroting en/of herstructurering van de glastuinbouw;
  • de bedrijfskavel zodanig geprojecteerd is dat hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige;
  • alle bedrijfsbouwwerken op de achter te laten kavel worden gesloopt, binnen twee maanden nadat bedrijfsbouwwerken op de nieuwe kavel gereed zijn gemeld;
  • de achter te laten kavel aantoonbaar te koop is aangeboden voor een agrarische prijs ten behoeve van herstructurering of schaalvergroting van de glastuinbouw aan de eigenaren van de aangrenzende percelen of een recht van koop aan deze(n) is verstrekt in geval (nog) niet direct tot aankoop wordt overgegaan;
  • de kavel na bestemmingswijziging een vergelijkbare oppervlakte heeft dan de (vergunde) oppervlakte oude kavel met een bedrijfsbestemming;
  • voldaan wordt aan de regels van dit plan die gelden voor de bestemming “Bedrijf” of “Bedrijf – Agrarisch aanverwant bedrijf”;
  • de herstructurering of schaalvergroting waar het bedrijfsperceel onderdeel van uitmaakt de instemming heeft van de glastuinbouwdeskundige;
  • dit niet op ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische, stedenbouwkundige, waterstaatkundige, milieu hygiënische en/of akoestische bezwaren stuit;
  • voor de gronden van het bedrijf die terugvallen aan de glastuinbouw, de bestemming “Bedrijf” of “Bedrijf - Agrarisch Aanverwant Bedrijf” gelijktijdig wordt gewijzigd naar “Agrarisch - Glastuinbouw”, middels toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als genoemd in Artikel 3.7 van dit plan;
  • indien het nieuwe bedrijfsvlak binnen de dubbelbestemming “Leiding - ...” komt te liggen, is schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder vereist;
  • indien het nieuwe bedrijfsvlak is gelegen binnen 25 meter van de bestemming “Bedrijf” met de functieaanduidingen “(sb-gos)” of “(sb-mr)”, is schriftelijk advies van de betreffende leidingbeheerder vereist.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Algemene regels voor (bedrijfs-)woningen

Voor het bouwen van (bedrijfs-)woningen gelden de volgende regels, tenzij bij de bestemmingsregels anders is bepaald:

5.1.1 (Bedrijfs-)woningen
  • a. de maatvoering van (bedrijfs-)woningen bedraagt:
  maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximale oppervlakte   maximale inhoud   specifieke regeling  
woning         1,5x de oppervlakte van het bestemmingsvlak met een max. van 1.000 m3    
- hoofdgebouw     10 m        
vrijstaand   7 m          
aaneengebouwd   6 m          
- aan, uitbouw en bijgebouw       50% van het zij- en achtererf, mits niet groter dan de oppervlakte van het hoofdgebouw (footprint)   300 m3*   * de inhoud telt mee in de max. inhoud voor een woning  
aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw   3 m, of 0,30 m boven de eerste verdieping (bovenkant vloer) van het hoofdgebouw met een max van 4 m   3 m,of 2/3e van de bouwhoogte van het hoofdgebouw met een max van 5 m       bij aaneengebouwde hoofgebouwen bedraagt de diepte vanaf de achtergevel max. 3 m  
vrijstaand bijgebouw   3 m   5 m        
erker     3 m, of 0,30 m boven de eerste verdieping (bovenkant vloer)van het hoofdgebouw met een max van 4 m   max. 2/3e van de breedte van het hoofdgebouw en 1,50 m diep (zowel voor- als zijgevel)**     ** bij aaneengebouwde hoofdgebouwen bedraagt de afstand tot de aaneengebouwde zijde min. 1 m, tenzij erkers aaneengebouwd worden  
- ondergronds bouwwerk       binnen de gevels van het hoofdgebouw, aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw***     *** de inhoud telt voor 50% mee in de max. inhoud voor een woning  
  • a. indien de bestaande vergunde maten ten dienste van de bestemming (m.u.v. voormalige bedrijfsgebouwen- en bouwwerken) meer bedragen dan de maten als genoemd onder a., dan mag maximaal tot en met de bestaande maten worden teruggebouwd;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot aan de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 3 meter, met uitzondering van aaneengebouwde woningen aan de zijde waar hoofdgebouwen aaneengebouwd worden;
  • c. de afstand van het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw tot de bestemmingsgrens bedraagt, voor zover deze grenst aan gronden die op grond van het daarvoor geldende bestemmingsplan de bestemming “Agrarisch – Glastuinbouw” hebben, minimaal 12,50 meter;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw tot een wkk-installatie en/of (natte) koeltoren bedraagt minimaal 65 meter;
  • e. de afstand van het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw tot een windturbine van een derde bedraagt minimaal 4x de as-hoogte;
  • f. de afstand van een aan-, uitbouw en bijgebouw tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 1 meter, tenzij in de bestemmingsgrens wordt gebouwd;
  • g. een aan-, uitbouw en bijgebouw dient minimaal 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van een erker;
  • h. een vrijstaand bijgebouw dient in zijn geheel maximaal 15 meter van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
5.1.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde bij woningen
  • a. de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt:
  maximale goothoogte   maximale bouwhoogte   maximale oppervlakte   maximale inhoud   specifieke regeling  
overkapping     3 m   50 m2      
erfafscheiding            
voor de voorgevelrooilijn     1 m        
achter de voorgevelrooilijn     2 m        
windturbine     15 m        
  • a. de afstand van een overkapping tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 1 meter, tenzij in de bestemmingsgrens wordt gebouwd;
  • b. een (vrijstaande) overkapping dient minimaal 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • c. de afstand van een vrijstaande overkapping tot het hoofdgebouw bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. een vrijstaande overkapping dient in zijn geheel maximaal 15 meter van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • e. de afstand van een windturbine tot de – niet aan een weg of watergang, die deel uitmaakt van de vaarwegen, zoals als opgenomen in Bijlage 1, gelegen erfscheiding bedraagt minimaal 0,5x de bouwhoogte;
  • f. de afstand van een windturbine tot hoofdgebouw plus aan- en uitbouw van een (bedrijfs-)woning van een derde bedraagt minimaal 4x de as-hoogte.
5.2 Afwijken van de algemene regels voor (bedrijfs-)woningen

5.2.1 Afwijken voor (bedrijfs-)woningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 van de planregels voor:

  • a. de goothoogte van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot maximaal 7 meter, mits:
    • 1. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen;
    • 2. dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit.
  • b. de goothoogte van het vrijstaand hoofdgebouw tot maximaal 10 meter, mits:
    • 1. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen;
    • 2. dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit.
  • c. de afstand van het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw dichterbij de bestemming “Agrarisch – Glastuinbouw” mits:
    • 1. de aan te houden afstand ertoe zou leiden dat herbouw of vergroting van een woning onmogelijk zou zijn;
    • 2. de bestaande afstand – zoals aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan – niet wordt verkleind;
    • 3. dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit;
    • 4. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen.
  • d. de afstand van het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw dichterbij de bestemming “Agrarisch – Glastuinbouw”, mits op die gronden direct aansluitend een watergang, -berging of andere natuurlijke perceelscheiding is gelegen, waarvan voldoende vaststaat dat het om een blijvende situatie gaat, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
  • e. de afstand van het hoofdgebouw tot minimaal 3 meter van de bestemming “Agrarisch – Glastuinbouw”, bezien vanaf de zijkant van het hoofdgebouw, mits op die gronden een bedrijfswoning is gesitueerd of anderszins verzekerd is dat in de toekomst geen kas of ander bedrijfsonderdeel binnen een afstand van 12,50 meter van het te herbouwen hoofdgebouw, aan- of uitbouw wordt gebouwd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
  • f. de afstand van een aan- of uitbouw tot minimaal 1 meter van de bestemming “Agrarisch – Glastuinbouw”, bezien vanaf de zijkant van het hoofdgebouw, mits op die gronden een bedrijfswoning is gesitueerd of anderszins verzekerd is dat in de toekomst geen kas of ander bedrijfsonderdeel binnen een afstand van 12,50 meter van het te herbouwen hoofdgebouw, aan- of uitbouw wordt gebouwd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
  • g. de afstand van het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw tot de bestemming “Agrarisch – Glastuinbouw”, indien aaneengebouwd wordt gebouwd.
  • h. de afstand van het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw tot maximaal 12,50 meter van een wkk-installatie of (natte) koeltoren, mits uit onderzoek voldoende is gebleken dat door te nemen maatregelen deze afstand tot aan het hoofdgebouw, aan- of uitbouw niet tot milieu hygiënische bezwaren leidt.
  • i. de afstand van het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw dichterbij een wkk-installatie of (natte) koeltoren, mits:
    • 1. de aan te houden afstand ertoe zou leiden dat herbouw of vergroting van een woning onmogelijk zou zijn;
    • 2. de bestaande afstand – zoals aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan – niet wordt verkleind;
    • 3. dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit;
    • 4. de woning zodanig gesitueerd is dat hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
  • j. de afstand van een vrijstaand bijgebouw groter dan 15 meter van het hoofdgebouw, mits hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
5.2.2 Afwijken voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1.2 van de planregels voor:

  • a. de afstand van een vrijstaande overkapping groter dan 15 meter tot het hoofdgebouw, mits hierdoor de glastuinbouw nu en in de toekomst niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
  • b. de afstand van een windturbine dichterbij het hoofdgebouw plus aan- en uitbouw van een (bedrijfs-) woning van een derde, mits uit onderzoek gebleken is dat door te nemen maatregelen deze afstand tot aan een woning of ander geluidsgevoelige bestemming niet tot milieu hygiënische bezwaren leidt.
5.3 Algemene regels voor afstanden

5.3.1 Afstanden tot wegen

Onverminderd hetgeen in dit plan is bepaald moet voor bouwwerken ten behoeve van de bestemmingen de navolgende afstanden tot aan het hart van de weg, van wegen zoals opgenomen in Bijlage 1 ,in acht worden genomen:

  • a. de minimale afstand van bouwwerken tot aan het hart van de weg bedraagt voor:
  categorie 1   categorie 2   categorie 3   overige  
kas, watersilo en waterbassin   17,50 m   12,50 m   9 m   6,50 m  
overige bedrijfsbouwwerken (m.u.v. erfafscheidingen, vlaggenmasten en reclamezuilen)   22,50 m   17,50 m   12,50 m   12,50 m  
hoofdgebouw van een woning   22,50 m   17,50 m   12,50 m   7,50 m  
laad- en losruimte (aansluitingspunt gebouw)   35 m   30 m   25 m   15 m  
5.3.2 Afstanden tot (hoofd-)watergangen

Onverminderd hetgeen in dit plan is bepaald, gelden de volgende minimale afstanden tot (hoofd-) watergangen:

  • a. de afstand van bouwwerken tot de boveninsteek van (hoofd-)watergangen die deel uitmaken van de vaarwegen, zoals opgenomen in Bijlage 1 , bedraagt minimaal 4 meter;
  • b. de afstand van bouwwerken tot de boveninsteek van (hoofd-)watergangen die geen deel uitmaken van de vaarwegen, zoals opgenomen in Bijlage 1, bedraagt minimaal voor:
  boezem   polder  
hoofdwatergang   1 m   4 m  
watergang breder dan 5 m   1 m   1 m  
watergang tussen 2 m en 5 m breed   1,50 m   1 m  
watergang tot 2 m breed   1,50 m   1,50 m  
5.3.3 Afstandsmaten tot kruisingen en aansluitingen

Bij de kruising dan wel aansluiting van/op wegen dienen de uitzichthoeken ten behoeve van het wegverkeer te worden vrijgehouden van bebouwing, dit ter beoordeling van de verkeerskundige.

5.4 Afwijken van de algemene regels voor afstanden

5.4.1 Afwijken van afstanden tot wegen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.1 ten behoeve van:

  • a. het bouwen van het hoofdgebouw van een woning dichterbij het hart van de weg mits:
    • 1. de aan te houden afstand ertoe zou leiden dat de bouw van het hoofdgebouw onmogelijk zou zijn;
    • 2. de bestaande afstand, zoals aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan, niet wordt verkleind;
    • 3. dit past binnen de stedenbouwkundige structuur;
    • 4. dit niet op verkeerskundige bezwaren stuit.
  • b. het uitbreiden van het hoofdgebouw van een woning dichterbij het hart van de weg mits:
    • 1. niet dichter tot het hart van de weg wordt gebouwd dan de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot aan het hart van de weg, zoals aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan;
    • 2. dit niet op stedenbouwkundige bezwaren stuit;
    • 3. dit niet op verkeerskundige bezwaren stuit.
  • c. het bouwen van een bedrijfsbouwwerk en een laad- en losruimte dichterbij het hart van de weg mits:
    • 1. dit noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht;
    • 2. aangetoond is dat alle (vracht-)wagens, bij categorie 1 en 2 wegen, op eigen terrein kunnen keren, dit ter beoordeling aan de verkeersdeskundige;
    • 3. dit geen onevenredige hinder, gevaar en/of schade veroorzaakt in relatie tot de aangrenzende percelen;
    • 4. dit past binnen de stedenbouwkundige structuur;
    • 5. dit niet op verkeerskundige bezwaren stuit.
5.4.2 Afwijken van afstanden tot (hoofd-)watergangen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.2 ten behoeve van:

  • a. het bouwen van een bouwwerk of aanleggen van een werk dichterbij een watergang mits:
    • 1. een daartoe strekkende watervergunning van de waterbeheerder aanwezig is;
    • 2. dit ten aanzien van bedrijfsgebouwen, -bouwwerken en –werken noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht.
5.4.3 Afwijken van afstandsmaten tot kruisingen en aansluitingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.3 ten behoeve van situaties waarin een afwijkende situering uit stedenbouwkundig oogpunt de voorkeur verdient en de verkeersveiligheid voldoende is gewaarborgd, dit ter beoordeling van de verkeerskundige.

5.5 Algemene regels voor ondergronds bouwen

5.5.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden geen beperkingen.

5.5.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 meter onder peil;
  • b. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder het hoofdgebouw, aan-, uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw bij een woning, een bedrijfsgebouw en/of een kas, met uitzondering van rioolwaterbuffers;
  • c. ondergrondse bouwwerken worden, voor zover binnen de bestaande bebouwing gelegen, bij het berekenen van het bebouwingspercentage en/of bebouwingsoppervlak niet meegerekend;
  • d. ondergrondse bouwwerken worden, voor zover buiten de bestaande bebouwing gelegen, bij het berekenen van het bebouwingspercentage en/of bebouwingsoppervlak uitsluitend meegerekend bij een bouwdiepte van minimaal 1,50 meter.
5.6 Afwijken van de algemene regels voor ondergronds bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 56.5.2 onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 6,6 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
5.7 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de ontwikkeling van de glastuinbouw;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de waterhuishouding.
5.8 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwregels niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
  • d. het gebruik van bouwwerken of de bouwwerken te laten gebruiken als seksinrichting.
6.2 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.
  • b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met maximaal 10%.

7.2 Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:

  • a. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  • b. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen maximaal 2 meter mogen bedragen;
  • c. afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijkt, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  • d. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technische of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 meter;
  • e. het afwijken van de planregels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken, riool overstort kelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en informatie- en reclameborden.

Van de regels mag slechts worden afgeweken, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in het bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 8 Algemene procedureregels

8.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

8.2 Nadere eisen

Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen zijn de navolgende procedureregels van toepassing:

  • a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren, in één of meer dag-, nieuw- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze, bekend;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbende bij burgemeester en wethouders zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde in lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Het bestemmingsplan Seed Quality Center De Lier'.

Bijlagen bij regels