direct naar inhoud van 2.1 Beleidskader
Plan: Woonkern Naaldwijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1783.ABP00000011-onhe

2.1 Beleidskader

2.1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011-onhe_0002.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011-onhe_0003.png"  

Uitsnede nationale ruimtelijke hoofdstructuur

De Nederlandse open economie raakt steeds meer verweven met die van sterke concurrenten als Duitsland, China en India. De kansen in het internationale speelveld liggen vooral bij de zogenoemde topsectoren: logistiek, water, hightech, creatieve industrie, energie, chemie en voedsel en tuinbouw. Veel van die sectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. De ambitie is dat Nederland in 2040 behoort tot de top 10 concurrerende landen van de wereld door een goede ruimtelijk-economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een optimale internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's in 2040 en uitstekende (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.

De meeste topsectoren concentreren zich in stedelijke regio's en dan vooral in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. Vanwege deze concentratie en de nationale baten die daarmee gemoeid zijn, wil het Rijk in deze regio's extra inzetten op versterking van de concurrentiekracht. Hiervoor wordt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak ingezet waarin afspraken over de versterking van de ruimtelijk-economische structuur in brede zin worden gemaakt met de decentrale overheden.

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied is de volgende bepaling relevant:

  • een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's (zoals Rotterdam) over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.

2.1.2 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020 (2010)

Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. De structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vervangt het interimbeleid op basis van de huidige vier streekplannen in Zuid-Holland. Met de vaststelling van de provinciale structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte wordt aansluiting gezocht bij de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De visie is vastgesteld op 2 juli 2010.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011-onhe_0004.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011-onhe_0005.png"  

Uitsnede functiekaart Structuurvisie

Op de functiekaart van de structuurvisie is het plangebied aangewezen als stads- en dorpsgebied. De functiekaart geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Zo biedt de kaart ruimte aan de diverse belangen in Zuid-Holland. De functiekaart is vergelijkbaar met de voormalige streekplankaarten.

Het provinciaal belang voor bestaand bebouwd gebied richt zich op de volgende ambities:

  • bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid);
  • stedelijke detailhandelsstructuur versterken;
  • culturele en toeristische voorzieningen versterken (stedelijk).

Het uitgangspunt voor de leef-, werk- en woonomgeving in 2020 is bundeling van verstedelijking. Dit is meer dan het concentreren van wonen in steden. Zuid-Holland richt zich op een betere relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied vooral in de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer.

De verstedelijkingsopgave richt zich vooral op het bestaand stads- en dorpsgebied. Hier staat gedifferentieerd ruimtegebruik centraal. Dit maakt dit gebied aantrekkelijk voor mensen om te wonen en voor bedrijven om zich te vestigen. Dit betekent een verdergaande concentratie en intensivering van stedelijke functies in de stedelijke centra en rond haltes van het Zuidvleugelnet. Er is daarbij onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer en het 'overig' stedelijk gebied. Naaldwijk maakt onderdeel uit van het 'overig' stedelijk gebied.

De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee worden investeringen in de gebouwde omgeving gebundeld, waardoor de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt. Alle kernen in de provincie zijn omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd en waarbinnen de woningbouwopgave tot 2020 kan worden geaccommodeerd.

Provinciale Verordening Ruimte (2010)

Samen met de Provinciale Structuurvisie is op 2 juli 2010 ook de provinciale Verordening Ruimte vastgesteld door Provinciale Staten. Waar de visie een zelfbindend document is voor de provincie, daar bevat de Provinciale Verordening regels die algemeen bindend zijn. De regels die voor dit plan het meest relevant zijn, zijn hierna per artikel kort toegelicht.

Kantoren - artikel 7

Vergelijkbaar met de regels voor detailhandel, stelt de verordening dat buiten een aantal aangewezen gebieden en buiten bestaande kantoorbestemmingen geen nieuwe mogelijkheden voor de bouw van kantoren mogelijk worden gemaakt.

Ook in dit geval is er een limitatief aantal uitzonderingen, waaronder het bieden van de mogelijkheid voor kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m² per vestiging, kantoren met een lokaal verzorgingsgebied, zoals gemeentehuizen en bankfilialen, bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak met een maximum oppervlakte van 3.000 m² en uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met ten hoogste 10% van het bestaande bruto vloeroppervlak.

Detailhandel - artikel 9

De verordening stelt dat voor gronden die zijn gelegen buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra, geen nieuwe detailhandel mogelijk wordt gemaakt. Hierop is een limitatief aantal uitzonderingen, voor onder andere het bieden van mogelijkheden voor perifere detailhandel, nieuwe regionale winkelcentra op daarvoor in de verordening aangewezen locaties, uitbreiding van bestaande detailhandel, eenmalig met ten hoogste 10% van het bruto vloeroppervlak per vestiging en kleinschalige detailhandel tot een bruto vloeroppervlak van 200 m², zoals buurt- en gemakswinkels.

Waterkeringen - artikel 10

Over waterkeringen schrijft de verordening voor dat de primaire en regionale waterkeringen als zodanig bestemd worden, waarbij de regels voorzien in een onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van die keringen.

Andere functies zijn ter plaatse slechts toelaatbaar voor zover er geen sprake is van significante belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen. Daarbij is advies nodig van de beheerder van de waterkering.

2.1.3 Regionaal en gemeentelijk beleid

Regionaal structuurplan Haaglanden (2008)

Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020)vastgesteld.

Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.

De ambitie is dat het in heel Haaglanden voor iedereen goed wonen, werken en ontspannen is. De ruimtelijke structuur moet mensen stimuleren maatschappelijk actief te zijn en zich te ontwikkelen. Voldoende (ruimte voor) werkgelegenheid, een goed leefmilieu, een veilige leefomgeving, sociale cohesie en een herkenbare omgeving met identiteit, zijn hiervoor van belang. Ook moeten de gewenste voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur en sport goed bereikbaar zijn. Het RSP2020 heeft voor deze onderwerpen vooral een faciliterende, stimulerende en attenderende rol.

De vraag naar woningen, bedrijven en kantoren houdt aan, maar de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied gaat al snel ten koste van het groen, de Greenport of de ruimte voor water. Dit betekent dat deze ruimte in het bestaande stedelijke gebied gevonden moet worden en efficiënt moet worden gebruikt. Herstructurering en intensief ruimtegebruik zijn hierbij belangrijke middelen. Als onderdeel van het intensief en meervoudig ruimtegebruik in binnenstedelijke wijken en buurten moet functiemenging mogelijk zijn.

Het beheer en onderhoud van groengebieden heeft aandacht nodig. Onvoldoende en versnipperd beheer van bestaande bossen en recreatiegebieden leidt tot verwaarloosde zones die ongewenste activiteiten aantrekken. In het onderhoud van deze gebieden is het ontwikkelen van de 'tweede generatie' beplanting achterwege gebleven. Bovendien moet de inrichting worden aangepast aan de wensen van de hedendaagse recreanten. Barrières en onaantrekkelijke, niet onderhouden entrees van bestaande groengebieden dragen bij aan slechte bereikbaarheid. Een goed bomenbeleid helpt om landschappelijke eigenheid te waarborgen.

Visie Greenport Westland 2020 (2005)

De in 2005 vastgestelde 'Visie Greenport Westland 2020' schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met de glastuinbouwcluster (inclusief de niet-ruimtelijke component) staan in de visie voorop. Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen, biedt de visie ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, het glastuinbouwcluster en de maatschappelijke en economische voorzieningen.

In de Visie Greenport Westland 2020 wordt aangegeven dat de kernen een belangrijke rol spelen in de aantrekkelijkheid en diversiteit van de gemeente Westland. Versterking van de Greenport door behoud van het duurzame glas heeft als consequentie dat uitbreiding en versterking van de functies wonen, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel, infrastructuur, groen, water en milieu zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen dienen plaats te vinden. Er ligt een stevige verdichtingsopgave. De noodzakelijke inhaalslag voor het bouwen van woningen voor jongeren en ouderen dient in de kernen plaats te vinden. In de kernen zijn dan ook de beste combinaties te maken tussen woningen en voorzieningen.

Naaldwijk is in de visie aangeduid als een 'kleinstedelijk' gebied. Van de programmatische opgaven wil de gemeente Westland een substantieel aandeel realiseren in de kernen Naaldwijk en Wateringen. Door de ligging en dichtheid ademen deze kernen een stedelijke sfeer uit. Verdichting kan daarom op stedelijke wijze plaatsvinden. Hoogbouw passend bij de Westlandse schaal hoort daarbij ook tot de mogelijkheden.

Evaluatie Greenport Visie Westland 2020 (2010)

Deze evaluatie van de Greenportvisie verwoordt het standpunt van de gemeenteraad over de (tussen-) resultaten van de Greenportvisie over met name de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met voorstellen per onderdeel over hoe nu verder. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie. Voor het wonen (de belangrijkste functie in het plangebied) zijn de volgende beleidsuitgangspunten relevant.

Analyse van de woningbouw laat zien dat de woningvoorraad tussen 2004 en 2009 met 2.000 is toegenomen. De uitleglocaties zijn vrijwel allemaal in ontwikkeling genomen maar de verdichting van de kernen blijft achter bij het gestelde doel. Tot 2020 kan de woningbehoefte opgevangen worden met de bestaande locaties zoals aangegeven op de plankaart van de Greenportvisie inclusief een bijgestelde verdichtingsopgave.

De woningbouwopgave blijft ambitieus maar wel realistisch. De oorspronkelijke woningbouwopgave tot 2020 wordt naar beneden bijgesteld. Voor de periode 2009 tot 2020 is de ambitie om 6.300 woningen netto aan de woningvoorraad, inclusief Westlandse Zoom, toe te voegen. Het gaat daarbij om 2.000 woningen op inbreidingslocaties in de kernen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011-onhe_0006.png"

Figuur 2.1. Plankaart Greenport Westland 2020

Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkelingskaders voor de kernen (2007)

In de beleidsnota 'Uitgangspunten ruimtelijke ontwikkelingskaders voor de kernen' die in september 2007 is vastgesteld, is een aantal uitgangspunten voor de diverse kernen geformuleerd. Voor de kern Naaldwijk zijn de ontwikkelingskaders gevisualiseerd in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ABP00000011-onhe_0007.png"

Figuur 2.2 Ontwikkelingskaders Naaldwijk

De kaders voor Naaldwijk zijn gericht op het benutten en versterken van de centrale positie die de kern inneemt binnen de gemeente Westland. Daarbij wordt stilgestaan bij het feit dat de kern na de uitbreidingen Hoogeland en Woerdblok geen mogelijkheden meer heeft voor uitbreiding door omliggende functies als glastuinbouw en de veiling.

Om de kern vitaal te houden en het aantal huidige bewoners te kunnen handhaven is het noodzakelijk dat er binnen de kern meer woningen komen. De beleidsnota geeft daarvan aan dat de grootste verdichting zal plaatsvinden binnen de centrumring. Het gaat dan niet alleen om het laten toenemen van het aantal woningen, maar ook om niet-woonfuncties zoals dat past bij het kleinstedelijke karakter.

Hogere bebouwing kan bij verdichting niet vermeden worden. Voorwaarden zijn wel dat de hoogbouw een opwaardering moet geven aan de identiteit, herkenbaarheid en oriëntatie binnen Naaldwijk en dat er zorgvuldig wordt omgegaan met het karakter van de oude linten en het historische centrum.

Detailhandelsstructuurvisie gemeente Westland 'Kleine Kernen Kordaat' (2007)

Om sturing te geven aan de ontwikkeling van detailhandel binnen de verschillende kernen heeft de gemeente Westland meegedaan in de ontwikkeling van de Regionale Structuurvisie Detailhandel Haaglanden 2005-2010. Naast dit globale afstemmingskader heeft de gemeente haar eigen gedetailleerde detailhandelsstructuurvisie opgesteld, die richting geeft aan de ontwikkelingen in de 11 kernen.

In de detailhandelsstructuurvisie geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen wenselijk zijn op het gebied van detailhandel en hoe deze bereikt kunnen worden. Daarbij wordt in beginsel gesignaleerd dat de detailhandelssector in Westland een kleine invloed heeft op de Westlandse economie. Tegelijkertijd heeft de sector belangrijke sociale aspecten. De leefbaarheid in de kernen is mede afhankelijk van de beschikbaarheid van (dagelijks) winkelaanbod in die kernen.

Rekening houdend met zowel economische als sociale aspecten van detailhandel worden de volgende beleidsdoelen voor detailhandel nagestreefd:

  • 1. behoud van volledig en adequaat winkelaanbod op Westlands niveau;
  • 2. behoud van spreiding van dagelijks winkelaanbod over de kernen;
  • 3. behoud en versterken van aantrekkelijke winkelcentra in de kernen;
  • 4. concentratie van recreatief aanbod om een economisch gezonde recreatieve winkelsector met marktconforme omzetten te stimuleren;
  • 5. tegengaan afvloeiing koopkracht in de recreatieve sector;
  • 6. tegengaan overaanbod doelgerichte winkelsector op bedrijventerreinen.

Daarbij hoeft niet elke kern in Westland een volledig winkelaanbod te hebben. Het totaal van alle winkelvoorzieningen in Westland moet wel volledig en adequaat zijn.

Beleidskader wonen

Belangrijk uitgangspunt in het beleidskader wonen is het op peil brengen van het aantal sociale woningen in het Westland. Als eis wordt gesteld dat van elk woningbouwplan minimaal 30% uit sociale woningbouw bestaat.

Milieubeleidsplan 2005-2010 Westland, glashart voor het milieu/MUP 2011

De inspanningen uit het verleden waren voornamelijk gericht op het verbeteren van de sectorale milieukwaliteit. In de toekomst moet ook een bredere kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd. Het milieubeleidsplan moet een bijdrage leveren aan een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving.

Het milieubeleidsplan is door de raad in 2005 vastgesteld en heeft als doelstelling: 'Het verbeteren van de leefbaarheid op de korte termijn en het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de gemeente op de lange termijn, waarbij aansluiting bij actuele en toekomstige ontwikkelingen kansen biedt om eventueel bestaande knelpunten op te lossen en toekomstige te voorkomen'.

Het Milieu-uitvoeringsprogramma (MUP) 2011 is een overgangsprogramma tussen het inmiddels aan het eind van zijn looptijd gekomen Milieubeleidsplan 2005-2010 en een te ontwikkelen 'Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid'. Het zal daarbij gaan om een concreet uitvoeringsprogramma, dat bijdraagt aan te formuleren gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen. Het MUP is een instrument om onder meer de uitvoering van de milieuambities te kunnen sturen.

Voor wat betreft het aspect ruimtegebruik is de milieustrategie gericht op de volgende doelstelling: 'Functiemenging waar het kan en functiescheiding waar het moet.' Deze en alle andere relevante milieu-ambities en uitgangspunten worden ingebracht in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten.

Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015

Met het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) wordt vanuit het oogpunt van verkeer en vervoer invulling gegeven aan het strategische beleid voor de gemeente Westland, zoals dat is beschreven in de Greenportvisie 2020. Op basis van deze vertaling zijn concrete projecten en maatregelen benoemd. Daarbij zijn prioriteiten bepaald en is een volgorde voor uitwerkingen realistisch weergegeven.

Door het uitvoeringsprogramma wordt de stap gezet van papier (beleid) naar de praktijk (uitvoering). Het uitvoeringsprogramma en bijbehorende investeringsprogramma passen binnen de huidige begroting. Tot 2011 zijn de budgetten voor dit uitvoeringsprogramma gereserveerd, wat maakt dat het plan realistisch en financieel uitvoerbaar is.

Beleid Duurzaam Bouwen 2006-2010

De doelstelling van de gemeente is door middel van duurzaam bouwen de milieubelasting terug te dringen: bouwen met zorg voor het milieu. Dit betekent dat in een vroeg stadium de schade voor het milieu moet worden beperkt, dus al tijdens het ruimtelijk en stedenbouwkundig ontwerp en in alle fasen van de bouw. De gemeente stelt beleid Duurzaam Bouwen op, op gebouwniveau en op het gebied van de grond-, weg- en waterbouw. Beleid Duurzaam Bouwen op stedelijk niveau, voor ruimtelijke en stedelijke ontwikkeling, is opgenomen in het Milieubeleidsplan 2005-2010. Als instrument voor duurzaam bouwen bij nieuwbouw, woning- en utiliteitsbouw wordt het pakket Gemeentelijk Praktijk Richtlijn (GPR-gebouw) gebruikt. Dit is een digitaal instrument om de duurzaamheid van nieuwbouwwoningen en utiliteitskantoren (kantoren en schoolgebouwen) in kaart te brengen door middel van rapportcijfers, met als doel duurzaam bouwen meetbaar en bespreekbaar te maken. Thema's van dit instrument zijn energie, materiaal, afval, water, gezondheid en integrale woonkwaliteit.

Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland (2006)

In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland.
In het bestemmingsplan zijn de mogelijke locaties op de plankaart aangeduid door middel van een gebiedsaanduiding. In de regels is bij de betreffende bestemmingen een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor de locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. Dit houdt in dat voor dieptewerkzaamheden, zoals ophogen, afgraven en/of heiwerkzaamheden, een aanlegvergunning is vereist.

Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in Westland

In deze nota wordt aangegeven dat het wenselijk is een goede ruimtelijke spreiding van de verkooppunten van consumentenvuurwerk te bewerkstelligen. Doel bij een ruimtelijke benadering is het bereiken van een gelijkmatige spreiding van (kleine) bedrijven voor verkoop en opslag van consumentenvuurwerk over Westland, om op deze wijze straathandel en vuurwerktoerisme zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij moet er binnen elk verzorgingsgebied sprake zijn van voldoende (vuurwerk)aanbod om de lokale markt te voorzien en zodoende illegale handel in principe overbodig te maken en te voorkomen.

Het uitgangspunt voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van de gemeente Westland is:

Ruimte bieden aan ondernemers voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk met inachtneming van veiligheid en milieuregelgeving onder voorwaarde van een goede ruimtelijke spreiding.

Met daarbij de volgende randvoorwaarden:

  • in de gemeente Westland wordt alleen consumentenvuurwerk opgeslagen. Opslag en verkoop van professioneel vuurwerk is niet toegestaan;
  • iedere vestiging van opslag en verkoop van consumentenvuurwerk zal worden getoetst aan voldoende ruimtelijke spreiding in de gemeente Westland;
  • in de gemeente Westland worden maximaal 18 vestigingen voor opslag- en verkooppunten van consumentenvuurwerk toegestaan;
  • opslag tot en met 1.000 kg is beperkt toegestaan in de dorpskernen;
  • nieuwe vestiging in dorpskernen is niet toegestaan;
  • de vestiging van bedrijven met een opslag tot en met 10.000 kg heeft de voorkeur in gebieden waar een bedrijfsdoeleinden bestemming geldt of in tuincentra;
  • opslag boven de 10.000 kg consumentenvuurwerk is uitgesloten;
  • bestaande bedrijven in strijd met deze uitgangspunten mogen de activiteiten voortzetten.

In de planregels van het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat opslag en verkoop van consumentenvuurwerk niet is toegestaan. Aangezien er in het plagebied geen verkooppunten zijn, is ook geen maatbestemming opgenomen.

2.1.4 Conclusie

Het plangebied wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied en valt binnen de rode contour. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe functies mogelijk en vormt zodoende geen basis voor inbreiding van de kern Naaldwijk. Het plan draagt zodoende niet bij aan de uitvoering van het beleid. Daarentegen maakt het ook geen andere ontwikkelingen mogelijk, het plan legt uitsluitend de bestaande juridisch-planologische situatie vast. Het beleidskader staat het plan zodoende niet in de weg.