Plan: | Stiftstraat 6 Weerselo |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1774.WEEBPSTIFTSTRAAT6-0401 |
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht.
Door Kruse Milieu B.V. uit Geesteren is door middel van een verkennend bodemonderzoek de bodem in het te bebouwen plangebied ter grootte van circa 3800 m2 onderzocht. Het verkennend bodemonderzoek is bijgevoegd in Bijlage 4.
Het terrein is beschouwd als niet verdacht. In totaal zijn er 13 boringen verricht, waarvan één tot 3.20 meter diepte. Er is één boring afgewerkt tot peilbuis. Gebleken is dat de bodem tot 2.2 m-mv overwegend bestaat uit matig fijn zand waaronder zich een laag donker bruingrijze leem bevindt. Hieronder wordt vanaf circa 2.60 m-mv tot een diepte van 2.90 m-mv matig grof zand aangetroffen waaronder zich tot einde boordiepte (3.2 m-mv) uiterst fijn, uiterst siltig zand bevindt. In de ondergrond zijn roest- en/of oerhoudende lagen aangetroffen. Er zijn in de boringen bodemvreemde materialen waargenomen, die mogelijk duiden op een bodemverontreiniging. Het freatische grondwater is in peilbuis 1 aangetroffen op 1.95 meter min maaiveld.
Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
De hypothese "onverdachte locatie" dient te worden verworpen, aangezien enkele zeer lichte overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden zijn aangetoond.
In de beide bovengrondmengmonsters en in het grondwater zijn enkele zeer lichte verontreinigingen aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4. van het bodemonderzoek. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren. De ondergrond is niet verontreinigd. Op basis van het historisch vooronderzoek kan gesteld worden dat de onderzoekslocatie niet asbestverdacht is. Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.
Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde zeer lichte verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).