Door Hamabest uit Deventer is op 23 juli 2010 een veldinspectie uitgevoerd in verband met een quickscan naar de gevolgen van de aanleg van tennisbanen voor de flora en fauna ter plaatse.
De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 9 augustus 2010 (R10.285-GML-F01).
Hieronder worden de samenvatting en de conclusies van het rapport weergeven.
Het onderzoek heeft betrekking op een perceel aan de Alleeweg te Ootmarsum (gemeente Dinkelland). De quickscan is uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet en andere vigerende natuurwetgeving.
De quickscan is gebaseerd op bronnenonderzoek en een veldbezoek. Het plangebied is gelegen net buiten de bebouwde kom van Ootmarsum en betreft een oefenveld/voetbalveld voor de plaatselijke voetbalvereniging KOSC.
De voorgenomen activiteiten zijn de aanleg van rie tennisbanen met bijgebehorende gebouwen zoals een kantine en een oefenkooi. Hiervoor zal een deel van de zuidelijke houtwal en andere groenstructuren moeten worden geveld. Tevens zal een nieuwe weg en enkele parkeerplaatsen worden aangelegd.
Op basis van de quickscan is beoordeeld of er voor de voorgenomen ingrepen in het plangebied procedurele gevolgen zijn ex artikel 75 vierde lid, onderdeel C van de Flora- en faunawet.
De volledige conclusie van het rapport is hierna weergegeven. Het volledige rapport is ook als bijlage bij dit plan gevoegd.
Op basis van de bevindingen kan geconcludeerd worden dat er in de huidige situatie
geen
procedure gevolgen zijn voor het plangebied.
Voorwaarde voor deze conclusie is wel dat de groenelementen buiten het plangebied worden verwijderd.
Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanujit de Flora- en faunawet van toepassing:
Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van de werkzaamheden altijd rekening gehouden moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om ujit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.
Maatregelen om de verstoring tot een minimum te beperken, kunnen zijn:
- het beperken van verlichting tijdens de avonduren in zomer, voorjaar en herfst ten behoeve van vleermuizen en andere nachtdieren;
- het starten van rooi- en grondwerkzaamheden buiten het voortplantingsseizoen en het winter(slaap)seizoen. Met name amfibieën en kleinere zoogdieren zijn hierbij gebaat.
Bij de toekomstige inrichting van het plangebied kan rekening worden gehouden met het stimuleren van natuurwaarden. Bij nieuwe beplanting (heggen, heesters en bomen) is het gebruik van inlandse, bloem- en vruchtdragende soorten aan te bevelen. Gebruik van inlandse soorten is vooral voor insecten en daarmee voor vleermuizen, maak ook voor vogels geschikt.