5.2 Afwijking van de bouwregels
Voor het plangebied Brookhuis gelden de Toelichting, Verbeelding en Regels van bestemmingsplan "Brookhuis". Voor Kavel E12 is voor die specifieke centrale locatie in plangebied Brookhuis een woning ontworpen, die een gepast en zelfs wenselijk stedenbouwkundig accent aanbrengt op deze plek. De speciaal voor deze kavel ontworpen woning voldoet aan de bestemmingen "Woondoeleinden 1" en "Tuin" van het plangebied en komt overeen met de plankaart. Het ingediende plan voldoet niet aan alle bouwregels. In deze paragraaf wordt verklaard waar zich strijdigheden met de bouwregels van het bestemmingsplan voordoen en onder welke motivering hiervan afgeweken wordt.
De regels van het bestemmingsplan "Brookhuis" blijven volledig gehandhaafd voor het hele plangebied inclusief Kavel E12, maar daar waar zich een strijdigheid voordoet tussen het plan voor de woning op Kavel E12 en de bouwregels uit het bestemmingsplan, wordt gemotiveerd afgeweken van de bouwregels, uitsluitend voor Kavel E12, waardoor het bouwplan uitgevoerd kan worden.
Er bestaat strijdigheid ten aanzien van bouwregels uit het bestemmingsplan onder de volgende artikelen, en hiervan wordt als afgeweken.
- Artikel 3.2.1.h: volgens het bestemmingsplan bedraagt de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven maximale hoogte. Op de plankaart staat aangegeven dat deze goothoogte maximaal 3,5 meter bedraagt. Door het ontwerp met een plat dak op het hoofdgebouw kan deze maximale goothoogte niet gehaald worden. Via het bestemmingsplan kan vrijstelling worden verleend voor het verhogen van de goothoogte tot 6 meter. Deze vrijstelling geldt slechts voor 50% van de lengte van de goot per hoofdgebouw. Dit is voor het voorliggende bouwplan niet voldoende.
- Artikel 3.2.1.j: volgens het bestemmingsplan dient het hoofdgebouw te zijn voorzien van een kap. Het ingediende bouwplan voorziet bewust niet in een kap maar in een plat dak, wat in sterke mate bijdraagt tot de vorming van een stedenbouwkundig accent op deze plek.
- Artikel 3.2.1.k en Artikel 3.2.1.l: volgens het bestemmingsplan dient de dakhelling van een hoofdgebouw minimaal 30 graden en maximaal 60 graden te bedragen. Het ingediende bouwplan voor de woning op Kavel E12 heeft een plat dak.
Medewerking aan het afwijken van de hierbovengestelde regels wordt voornamelijk aanvaardbaar geacht omdat de woning gelegen is op een perceel dat zo goed als volledig op zichzelf staat. Door de bijzondere ligging, maakt het perceel niet direct deel uit van een rij woningen. Er is dus ook geen sprake van een directe breuk met het omliggende bebouwingsbeeld (tradioneel een lage goot met kap). Het afwijken van de regels ten aanzien van de goothoogte leidt weleenswaar tot een hogere goothoogte, maar niet tot een hogere bouwhoogte. Immers, door het optrekken van de goot is men voornemens om de woning zonder kap uit te voeren. De totale bouwhoogte is minder dan op omliggende percelen mogelijk is, dan wel wordt toegestaan. Om die reden blijft de bouwmassa van de woning per saldo gelijk. Het vervolgens afwijken van de regels ten aanzien van het ontbreken van een kap en het ontbreken van een dakhelling wordt gezien als een accentuering van het stedenbouwkundig concept van deze woning. Voorts kan ook gesteld worden dat geen belangen van derden in het geding zijn. Dit heeft wederom te maken met de ligging van de kavel ten opzichte van overige kavels. De kavel is gelegen aan een hofje en ligt teruggektrokken ten opzicht van andere kavels. De kavels aan de noordzijde en westzijde zijn met de achtertuin gericht naar kavel E12; de kavels aan de oost en zuidzijde met de zijkant. Er is geen enkele kavel die met de voorzijde geprojecteerd is naar kavel E12. Vanuit perspectieven van zicht en directe zichtlijnen zijn er geen directe belangen van derden aanwezig. Aangezien voorts de bestemming gehandhaafd blijft, en het gebruik als woonperceel onveranderd blijft, zijn er eveneens geen belangen in het geding ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van overige gronden.
- Artikel 3.2.2.a: volgens het bestemmingsplan dienen de aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten minste 3,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd.
Kavel E12 in het plangebied heeft twee naar de weg gekeerde gevels, aan de zuidelijke zijde en aan de westelijke zijde. De zuidelijke zijde heeft zeer het karakter van een voorgevel en aan deze zijde is er geen sprake van een aan- of uitbouw of bijgebouw voor de voorgevel, hetgeen architectonisch en stedenbouwkundig ook niet wenselijk zou zijn. In het bouwplan voor de woning op Kavel E12 is aan de westelijke zijde wel sprake van een aanbouw die voor de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw uitsteekt. De woning is echter bewust zo ontworpen, dat deze aanbouw een integraal onderdeel vormt van het ontwerp. Zowel aan de buitenkant als binnen in de woning hoort deze aanbouw geheel bij het hoofdgebouw. De aanbouw ligt aan de noordelijke zijde gelijk aan de achtergevel van het hoofdgebouw van de woning. Aan de zuidelijke zijde (bij de voorkant van de woning) ligt de zuidgevel van de aanbouw 3 meter terug ten opzichte van de zuidgevel van het hoofdgebouw van de woning. De westelijke aanbouw is architectonisch en stedenbouwkundig verantwoord en zelfs gewenst. Door de ten opzichte van de zuidelijke (voor)gevel enigszins teruggelegen ligging van de aanbouw, wordt recht gedaan aan het driehoekige karakter van de woning, de hoek van de as tussen de zuidwest punten van de zuidgevels van hoofdgebouw en aanbouw lopen globaal in dezelfde richting als de schuine zuidwestelijke zijde van de driehoekige kavel E12. Er is nog een belangrijker reden waarom de aanbouw op deze plek van de woning gewenst is. Er onstaat namelijk een evenwichtiger getrapt hoogteprofiel van de woning, met name vanuit het zuiden gezien. Er ontstaat een profiel van maaiveld - één bouwlaag - twee bouwlagen - één bouwlaag - maaiveld. Ook vanuit het westen gezien is het aanbeeld van de woning aantrekkelijker als de confrontatie met het hoofdgebouw van de woning bestaande uit twee bouwlagen wordt verzacht doordat het beeld gebroken wordt door de aanwezigheid van een gebouwd element bestaande uit één bouwlaag. Het afwijking van het bestemmingsplan wordt om deze redenen aanvaardbaar geacht.
- Artikel 3.2.3.b: Volgens het bestemmingsplan bedraagt de hoogte van een carport maximaal 3,00 meter. Het ingediende bouwplan voor de woning op Kavel E12 voorziet in de realisatie van een carport aan de oostzijde van de woning met een bouwhoogte van 3,22 meter.
Deze hoogte van 3,22 meter komt overeen met de bouwhoogte van de aanbouw aan de westelijke zijde van de woning. Er ontstaat dus een horizontale as. Vanuit architectonisch oogpunt is het zeer wenselijk dat deze horizontale as op 3,22 meter boven maaiveld strak uitgevoerd wordt. Het ontwerp van de woning betreft namelijk een evenwichtig geheel, wat samenkomt uit een aantal zorgvuldig vormgegeven maar soms enigzins "spannende" individuele elementen. Op het niveau van de gehele woning is sprake van een uitgebalanceerd integraal ontwerp. Indien bepaalde kleine subtiele elementen niet helemaal volgens het conceptuele ontwerp zouden worden uitgevoerd, zou dit direct ten koste gaan van de subtiele mate van verfijndheid van het gehele ontwerp. Het gehele complex van deze woning is gebaat bij een carport die 22 centimeter hoger is dan volgens de bouwregels van het bestemmingsplan is toegestaan.