direct naar inhoud van 4.5 Flora en fauna
Plan: Gammelkerbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.DEUBPGAMMELKERB-0401

4.5 Flora en fauna

De bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten wordt in de Flora- en faunawet (1998) geregeld. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen dient uitdrukkelijk rekening te worden gehouden met de eventuele aanwezigheid van beschermde soorten, als ook met beschermde gebieden op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (resp. 1979 en 1992). Ruimtelijke ontwikkelingen moeten getoetst worden op mogelijke effecten op beschermde soorten. Dit vindt in eerste instantie plaats middels een verkennende toets, de zogenaamde Ecoscan.

In maart 2008 is een dergelijke Ecoscan uitgevoerd ten behoeve van de herinrichting Gammelkerbeek te Saasveld - Gammelke.3 Dit onderzoek heeft de volgende resultaten opgeleverd:

Aangetroffen en te verwachten soorten

  • In het onderzoeksgebied zijn enkele laag beschermde planten of bedreigde planten van de Rode Lijst aangetoond of te verwachten. Zwaarder beschermde soorten worden niet verwacht.
  • Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen ontbreken. De voorgenomen plannen hebben ook geen nadelige gevolgen voor mogelijk aanwezige vlieg- en/of jachtroutes en foeragerende vleermuizen.
  • Op de rand van het onderzoeksgebied is een kleine burcht aangetroffen van de strikt beschermde Das. Ook zijn vraatsporen aangetroffen van de middelhoog beschermde Eekhoorn.
  • De strikt beschermde Veldspitsmuis is ondanks gericht onderzoek met life-traps niet aangetoond in het onderzoeksgebied en wordt zodoende ook niet verwacht. Geschikt biotoop voor de strikt beschermde Waterspitsmuis en de middelhoog beschermde Steenmarter ontbreekt binnen het plangebied.
  • Verspreid in het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende laag beschermde zoogdiersoorten aangetoond en te verwachten waarvoor automatisch vrijstelling geldt.
  • In en in de nabijheid van het onderzoeksgebied zijn nestbomen en horsten aangetroffen van respectievelijk de ontheffingsplichtige soorten Grote bonte specht, Buizerd en Havik.
  • Het plangebied en de nabije omgeving vormt geschikt broedgebied voor vogels van bos en struweel en weidevogels waaronder enkele soorten van de Rode Lijst.
  • Laag beschermde amfibieënsoorten als Bastaardkikker, Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander zijn zowel voortplantend als overwinterend te verwachten. Zwaarder beschermde amfibieënsoorten worden niet verwacht.
  • In een groot gedeelte van de Gammelkerbeek is de ontheffingsplichtige vissoort Bermpje gevangen.
  • Er zijn geen reptielen of beschermde ongewervelden aangetoond of te verwachten.

Eindconclusies

  • Schade aan Bermpje kan niet voorkomen worden en zodoende is het aanvragen van een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk.
  • Zeer waarschijnlijk worden enkele nestbomen van de Grote bonte specht gekapt. In dat geval is het aanvragen van ontheffing noodzakelijk.
  • Het wordt aangeraden om te onderzoeken tot welk niveau het water in het retentiebekken komt te staan, in hoeverre het grondwaterniveau gaat stijgen en in welke mate dit negatieve effecten kan hebben op de kleine dassenburcht. Indien schade optreedt aan de burcht is namelijk een ontheffing vereist met de daaraan gebonden voorwaarden.
  • Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor 1 maart en na eind juli. Overigens wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
  • Om verstoring t.a.v. Buizerd te voorkomen is het van belang dat binnen het broedseizoen van Buizerd, dat loopt van 1 maart – 30 juli, geen verstorende werkzaamheden worden uitgevoerd binnen een straal van ca. 100 meter van de nestlocatie.
  • Het is van belang om werkzaamheden in het verruigde broekbos uit toe voeren buiten het broedseizoen van Bosuil en Groene specht dat loopt van 1 februari – eind juli.
  • Nader onderzoek, uitgevoerd door een ter zake deskundige, moet uitwijzen of (potentiële) nestlocaties van de ontheffingsplichtige Eekhoorn en Ransuil verdwijnen.
  • Nader onderzoek, uitgevoerd door een ter zake deskundige, moet uitwijzen of nestlocaties van de ontheffingsplichtige Zwarte kraai verdwijnen.
  • Voor de in het plangebied voorkomende laag beschermde flora, amfibieën en grondgebonden zoogdieren geldt automatisch vrijstelling en is geen ontheffing nodig. Om schade aan kleine zoogdieren en amfibieën te minimaliseren is het wenselijk – indien de planning van de activiteiten dit toelaat – werkzaamheden in het plangebied zoveel mogelijk uit te voeren in de periode september- december (mits vorstvrij).

Ten behoeve van de realisatie van de eerste fase (tracé 1 en 2) is een ecologische veldinventarisatie uitgevoerd4. Hierbij is onderzocht waarmee rekening moet worden gehouden tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden. De volgende adviezen zijn gegeven:

  • De kap van bomen en het verwijderen van de ondergroei van struiken dient vóór het begin van het broedseizoen (maart) plaats te vinden of deze bomen dienen ongeschikt gemaakt te worden door het verwijderen van de takken zodat broedactiviteit voorkomen wordt. De ondergroei dient sowieso voor maart verwijderd te worden.
  • Tijdens de werkzaamheden dient buiten de bestaande bosjes te worden gewerkt om verstoring op bestaande fauna te beperken.
  • De graslanden dienen vanaf begin maart minimaal twee keer per week gemaaid of geploegd te worden. Dit dient te worden gedaan tot aanvang van de werkzaamheden. Vervolgens voorkomen de werkzaamheden dat zich er alsnog broedvogels gaan vestigen. Als er onverhoopt toch vogels gaan broeden op de graslanden welke gebruikt worden voor de werkzaamheden aan de beek of voor vervoersbewegingen zullen de werkzaamheden stilgelegd moeten worden.
  • Voor het dempen van de poel dienen soorten als kleine watersalamander, bruine kikker, middelste groene kikker, vissen, etcetera te worden weggevangen. Vervolgens dienen de gevangen exemplaren op een geschikte locatie te worden uitgezet.
  • De periode met overlast dient zoveel mogelijk te worden beperkt.
  • Het werkgebied dient beperkt te worden en dient dus uit een zo klein mogelijk gebied te bestaan.

Bij de werkzaamheden aan de overige delen van de tracés zal ook een ecologische veldinventarisatie worden uitgevoerd om zo op een juiste wijze om te gaan met de aanwezige waarden in het gebied.