direct naar inhoud van 4.3 Waterhuishouding
Plan: Gammelkerbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.DEUBPGAMMELKERB-0401

4.3 Waterhuishouding

4.3.1 Waterparagraaf

Van oudsher zijn de watersystemen in het landelijk gebied voornamelijk afgestemd op de landbouw. Dit heeft op veel plaatsen geleid tot water dat niet voldoet aan de normen voor biologisch gezond water, eutrofiëring, onvoldoende waterbergend vermogen, verzilting, bodemdaling en/of verdroging van natuurgebieden. Aandachtspunten zijn hier; vergroting van het waterbergend- en conserverend vermogen, vermindering van de verdroging, waar mogelijk verminderen van de drooglegging (met name in het veenweidegebied), tegengaan van ongezuiverde lozingen en zoute kwel (met uitzondering van brakke natuurgebieden) en natuurvriendelijke oeverinrichting. Daarbij zal, waar mogelijk, worden ingespeeld op de ontwikkeling naar meer duurzame landbouw, natuur en recreatie.

De beken die op de stuwwal van Oldenzaal beginnen, zoals de Gammelkerbeek, zijn recht, volledig gestuwd en sterk ingesleten in de omgeving. Dit komt omdat het verhang van deze beken groot is en de bodem bestaat uit fijne dekzanden.

Als primaire herstelmaatregel geldt het verwijderen van stuwen en het ophogen en, indien mogelijk, vastleggen van de bodem. Aanvullend is hierbij de bedoeling om de beken zo natuurlijk mogelijk in te richten, maar wel beheersbaar te houden, waarbij ze vooral niet (opnieuw) verticaal te sterk mogen insnijden. Door het verwijderen van stuwen kan een toename in de stroomsnelheid in met name de bovenloop verwacht worden, waardoor de bodem zonder aanvullende bodembeschermende maatregelen ter plaatse (opnieuw) zal eroderen. Evenzo zal het geërodeerde materiaal in de benedenlopen neerslaan. Het gevolg is (opnieuw) verdroging bovenstrooms en vernatting benedenstrooms.

De Gammelkerbeek

Belangrijkste aanpassing bij de totale herinrichting van de Gammelkerbeek is het verwijderen van 14 stuwen, en het verhogen van het bodemniveau van de beek. Ook wordt het profiel van de beek aangepast met een licht meanderend karakter. Hiermee krijgt de beek weer een natuurlijker karakter, wordt de passeerbaarheid voor fauna verbeterd en wordt een belangrijke bijdrage geleverd tegen de verdroging in het stroomgebied van de beek.

Er wordt gestreefd naar het realiseren van een situatie met een zo natuurlijk mogelijke beek, die duurzaam is en weinig onderhoud vergt. Natuurlijke variatie en (beperkte) morfodynamiek worden hierbij juist wel toegelaten.

Het bovenstroomse, steile gedeelte van de Gammelkerbeek komt, na herinrichting, grotendeels in een nieuw tracé te liggen waardoor een impliciete verlenging van de beek wordt verkregen.

Naast deze verlenging van het tracé van de beek is, om de eroderende werking tegen te gaan, een tweetal praktische maatregelen voorgesteld; micromeandering en het aanbrengen van steen- of palendammetjes.

De micromeandering is een kleinschalige opgelegde meandering, passend bij veel voorkomende (=lagere) afvoersituaties. Het primaire doel is lengtevergroting van de beek te verkrijgen, mede gelet op de smalle beschikbare meanderruimte. Tegelijkertijd wordt de natuurlijke dynamiek van de beek door de binnenbochten, buitenbochten en overgangsbochten bevordert.

Daarnaast wordt door het aanleggen van een natuurlijke afwisseling van binnen- en buitenbochten en het beplanten van het profiel voorkómen dat de beek gaat meanderen op plaatsen waar dat niet gewenst is; dit laatste kan gebeuren in rechtstanden van de beek, omdat waterlopen een natuurlijke neiging hebben tot meanderen. Door de vooraanleg van een meanderpatroon, is dit meanderen beter gefixeerd en ontstaat minder snel een onverwachte oeverinsnijding op een plaats waar dat niet gewenst is. Door de snel wisselende bochtstromingen, en de nauwere profilering van de beek nabij de bodem, ontstaat bovendien extra energieverlies.

Als aanvullende maatregel voor het vergroten van het energieverlies van de beek worden op diverse plaatsen steen- of palendammetjes met een nauwe doorstroomopening bij lage afvoeren aangelegd. Door de stroomversnelling en vervolgens sterke vertraging benedenstrooms van een dammetje wordt lokaal bij elk dammetje fors energieverlies verkregen: er is sprake van een bodemval met een hoogte van max. 50 mm, waardoor de waterstand daar een trapjeslijn vertoont. De steen- of palendammetjes vormen geen belemmering voor migrerende fauna.

De steendammetjes worden in vaste stramienen met een maximale- en minimale hart-op-hart-afstand in de micromeandering geplaatst. Om te voorkomen dat de bodem onder dammetjes kan wegspoelen, wordt een gefixeerd bodem-oplegpunt aangelegd met ruwer bodemmateriaal, zoals grind of stenen. De dammetjes hebben zo zowel een hydraulische (vergroten energieverlies) als ook een morfologische (bodemvasthoudende) functie.

Bovenstaande maatregelen zijn uitgewerkt in het definiteve ontwerp, d.d. 8 december 2009 met kenmerk 9V2589.A0/R0010/401070/MJANS/Nijm. Dit definitieve ontwerp voorziet in de inrichting van het gehele uitvoeringsgebied. Dit bestemmingsplan heeft alleen betrekking op de eerste uitvoeringsfase.

Op naastliggende landbouwpercelen binnen de invloedzone van de Gammelkerbeek moet de detailontwatering worden aangepast. Deze maatregelen zijn nodig, omdat het beekprofiel wordt aangepast, het waterpeil over het algemeen stijgt en de beek deels in een nieuw tracé komt te liggen. Hiertoe dienen de landbouwpercelen te worden voorzien van nieuwe of aanvullende drainage, moeten nieuwe watergangen gegraven worden en moeten bestaande watergangen verruimd of opgeschoond worden.

Bij het bepalen van de werkzaamheden ten aanzien van detailontwatering dienen de volgende negatieve effecten te worden beperkt tot een acceptabel niveau van opbrengstverlies (maximaal 4%):

  • ongewenst hoge grondwaterstanden op de landbouwpercelen;
  • onvoldoende drooglegging (landbouw)percelen door de stijging van het beekpeil (gerelateerd aan de ¼Q afvoer);
  • disfunctioneel worden van drainage en afwateringssloten door de nieuwe beektracés.

De effecten van het beekherstel van de Gammelkerbeek op de aangrenzende agrarische percelen is sterk afhankelijk van de lokale bodemopbouw en de lokale drainagemiddelen in de huidige situatie. Dit geldt ook voor de te treffen compenserende maatregelen. Maatregelen ten aanzien van detailontwatering staan weergegeven in het Definitieve Ontwerp, d.d. 8 december 2009 met kenmerk 9V2589.A0/R0010/401070/MJANS/Nijm. Dit definitieve ontwerp voorziet in de inrichting van het gehele uitvoeringsgebied. Dit bestemmingsplan heeft alleen betrekking op de eerste uitvoeringsfase.

Retentie

Het concept van de retentie in het Gammelkerbroek is dat vanaf een afvoer van ½Q inundaties zullen gaan optreden. Hiertoe is een inlaat naar het retentiegebied gesitueerd bij de 'zuidelijke slinger' van de nieuwe loop. Het gaat bij de retentie feitelijk om 'meestromende berging'. Hierbij zal het water ten oosten van de Saterlostraat vanuit het bergingsgebied weer op in de beek worden afgevoerd, via een verlaging in het terrein ten zuiden van de beek. Het maximale waterpeil dat hier mag worden bereikt is het 2Q niveau ter plaatse. Door de aanwezige relatief hoge rand aan de zuidzijde van de huidige beekloop zal het retentiegebied aan de noordzijde door de beek worden begrensd; aan de zuidzijde wordt de begrenzing gevormd door een kade die met het fietspad wordt gecombineerd. Aan de westzijde ligt de huidige Saterlostraat, die hoger ligt dan het bosgedeelte aan de oostzijde ervan. De Saterlostraat functioneert zonder aanvullende werkzaamheden als kade.

Aan de noordzijde van de huidige beekloop komt de 'noordelijke lus' van de nieuwe beekloop te liggen in een laagliggend gebied. Hier kan spontaan inundatie ontstaan vanuit de nieuwe beekloop, onafhankelijk van de inundatie aan de zuidzijde van de huidige loop. Er is wel een relatie met de mate van onttrekking voor het zuidelijke gebied. Zou bijvoorbeeld alle water boven ½Q naar het zuidelijk gebied worden afgeleid, dan zal de waterstand in de noordelijke lus niet boven het ½Q niveau stijgen; er is overigens maar een beperkt waterstandsverschil tussen ½Q en 2Q van enige decimeters, dus het is ook toelaatbaar om een wat hoger niveau voor de noordelijke lus te handhaven zonder dat daar ernstige inundatie ontstaat. Bij de noordelijke begrenzing van het bos, is een lage kade voorzien.

Ten westen van de Saterlostraat is nog een gebied voor meestromende berging weergegeven. Het betreft hier een ondiepe inundatie die mogelijk is vanuit de beek zelf. Deze inundatie is begrensd door de kade/fietspad aan de zuid- en westzijde en een lage kade aan de noordzijde. Het water stroomt door de vormgeving van de kaden spontaan weer terug in de beek voordat het water het Gammelkerbroek verlaat.

Recreatie

Tussen de Gammelkeresweg (zuidzijde brug Gammelkerbeek) en de Hanenweg (zuidzijde brug Gammelkerbeek) wordt een halfverhard fietspad aangelegd.

Binnen het Gammelkerbroek wordt een wandelroute aangelegd. De Landinrichtingscommissie eist een pad dat aansluit bij de zogenaamde struinbeleving. De werkzaamheden bestaan hoofdzakelijk uit het obstakelvrij maken en het begaanbaar maken van het huidige maaiveld, zonder daarbij verhardingen aan te leggen.

Aan de westzijde van de Saterlostraat wordt een picknickplek aangebracht, op de plaats waar het voet- en fietspad samen komen.

Deze waterparagraaf is naar het waterschap verstuurd ter goedkeuring en akkoord bevonden. In het voortraject zijn diverse overleggen geweest met het waterschap over het project Gammelkerbeek.