Plan: | Denekamp, Prins Hendrikstraat 8 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1774.DENWPPHENDRIKSTR8-0401 |
Op 9 oktober 2012 is het bestemmingsplan 'Denekamp kern' door de gemeenteraad van Dinkelland vastgesteld. Dit plan voorziet in de juridisch-planologische vertaling van de bestaande ruimtelijke ordening van het dorp Denekamp. In dat bestemmingsplan is binnen de bestemming 'Wonen' een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen met betrekking tot het wijzigen van het bouwvlak.
Initiatiefnemer wenst gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid, omdat daardoor een betere situatie van de woning op het perceel verkregen kan worden en omdat daardoor meer in het stedenbouwkundige beeld van de straat gebouwd kan worden.
Het wijzigingsgebied ligt binnen de kern van Denekamp. In figuur 1.1 is het wijzigingsgebied aangegeven, rood omcirkeld. De nieuw te bouwen woning blijft georiënteerd op de Prins Hendrikstraat.
Figuur 1.1: Ligging wijzigingsgebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het wijzigingsplan 'Denekamp kern' bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding is de bestemming van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Zoals hiervoor is beschreven is het geldende bestemmingsplan 'Denekamp kern' op 9 oktober 2012 door de raad van de gemeente Dinkelland vastgesteld. Binnen dit plan heeft het wijzigingsgebied de bestemming 'Wonen' (zie figuur 1.2). De bouwlocatie is rood omcirkeld.
Figuur 1.2: fragment geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Op basis van de regels dient de voorgevel in de voorste bouwgrens te worden gebouwd. Nu initiatiefnemer het fraaier acht om zijn woning meer in lijn met de naastgelegen woningen te bouwen, dient gebruik gemaakt te worden van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 21 lid 7 van voornoemd bestemmingsplan. De stedenbouwkundige opzet van het plan wordt hiermee geen geweld aangedaan, integendeel deze wordt beter. Niet alleen de rooilijn wordt passender ook de situering ten opzichte van de Prins Hendrikstraat wordt gunstiger. Volgens het huidige planologische regime zou de voorgevel direct aan de bestemming 'Verkeer' moeten grenzen. Dit is niet wenselijk. Hoewel de woning in de nieuwe situatie verder van de weg wordt gesitueerd blijft de voorgevel georiënteerd op de Prins Hendrikstraat, evenals de ontsluiting van het perceel.
De wijzigingsbevoegdheid kan toegepast worden wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
In overleg met de gemeente Dinkelland is tot een nieuwe begrenzing van het perceel en het bouwvlak gekomen, waarbij ook de voorste bouwperceel grens is bepaald. In het wijzigingsplan wordt de voorste bouwgrens ter plaatse van de te bouwen voorgevel geprojecteerd. Hoewel de begrenzing van het perceel wordt gewijzigd, nemen de bouwmogelijkheden niet toe ten opzichte van de mogelijkheden die in het geldende bestemmingsplan zijn opgenomen. Het bouwvlak wordt niet verruimd. Ook aan de andere voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan.
Vanwege de redelijk recente vaststelling van het bestemmingsplan 'Denekamp kern' en vanwege het feit dat de stedenbouwkundige opzet geen geweld wordt aangedaan, wordt niet nader ingegaan op het plangebied. In de voorgaande paragrafen is de situatie helder in beeld gebracht. In hoofdstuk 2 wordt kort ingegaan op de huidige situatie. Hoofdstuk 3 belicht de nieuwe situatie. Hierbij wordt in ieder geval de nieuwe begrenzing van het perceel in beeld gebracht.
Daarna volgt een korte beschrijving van het beleidskader (hoofdstuk 4), waarna in hoofdstuk 5 en 6 ingegaan wordt op de relevante milieuthema's. Het plan brengt namelijk evenmin wijzigingen in het beleidskader zoals dat is beschreven in het bestemmingsplan 'Denekamp kern'. In de hoofdstukken 7, 8 en 9 wordt stil gestaan bij de juridische aspecten van het wijzigingsplan, de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Met verwijzing naar de regels van het bestemmingsplan 'Denekamp kern' worden alleen die regels aangehaald die in het kader van dit wijzigingsplan van belang zijn. Het gaat hierbij om de wijziging in het identificatienummer en de plannaam.
De huidige planologische situatie is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Denekamp kern', vastgesteld op 9 oktober 2012.
De betreffende gronden hebben in dit plan de bestemming 'Wonen'. Volgens de regels dient de voorgevel in de voorste bouwgrens te worden gesitueerd. Deze voorste bouwgrens vormt ook de grens met de bestemming 'Verkeer'. Initiatiefnemer wil graag op ruimere afstand van de weg bouwen. Hiervoor is een wijziging van het bestemmingsplan nodig. Op dit moment is geen bebouwing aanwezig. In figuur 2.1 is een kadastrale ondergrond van de locatie weergegeven. De bouwlocatie is hierop bruin omcirkeld.
Figuur 2.1: Kadastrale ondergrond percelen Prins Hendrikstraat 8 (bron: gemeente Dinkelland)
In figuur 3.1 is de beoogde situatie weergegeven. In deze situatie ligt de voorgevel op circa 6 m vanaf de weg.
Figuur 3.1: Nieuwe situatie perceel Prins Hendrikstraat 8 (bron: Building Design Architectuur)
In blauw is de nieuwe voorste bouwgrens weergegeven. De oorspronkelijke voorste bouwgrens (zwarte onderbroken lijn) vormde tevens de grens met de bestemming 'Verkeer'. De rood gestippelde lijn is de bestaande voorste perceelsgrens. In dit wijzigingsplan wordt de voorste bouwgrens vastgelegd conform de blauwe lijn. Om een goede situering mogelijk te maken is met de gemeente Dinkelland overeenstemming bereikt over de nieuwe perceelsgrenzen. Door het nieuwe eigendom kan de beoogde woning op die wijze gesitueerd worden, zoals deze in figuur 3.1 is weergegeven. De wijziging van het bouwvlak maakt het mogelijk dat de woning verder van de weg gebouwd kan worden.
De bouw- en goothoogte van de nieuw te bouwen woning (respectievelijk 9,79 m en 5,70 m) blijven binnen de maximaal toegestane hoogten van 10 en 6 m.
Gelet op de aard van het wijzigingsplan, kan gesteld worden dat, nu het bestemmingsplan 'Denekamp kern' is vastgesteld en in werking is getreden, de nieuwe te bouwen woning in overeenstemming is met het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Het vastgestelde plan is namelijk in overeenstemming met de betreffende beleidskaders. Nu slechts de woning verder van de weg is gesitueerd, wordt gebruik gemaakt van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid om het bouwvlak te wijzigen. Aangezien het wijzigingsplan geen onaanvaardbare afbreuk doet aan het door de raad vastgestelde bestemmingsplan en omdat het wijzigingsplan geen gevolgen heeft voor het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid, wordt hier volstaan met een verwijzing naar het beschreven beleidskader in het bestemmingsplan 'Denekamp kern'.
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen ten aanzien van de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Een functie zoals 'wonen' is aan te merken als een geluidsgevoelige functie. Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan waarbij een nieuwe geluidsgevoelige functie wordt toegevoegd een akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Het akoestisch onderzoek bepaalt de geluidsbelasting aan de gevel van de geluidsgevoelige bestemming die vanwege de weg wordt ondervonden.
Deze zone geldt niet voor de volgende wegen:
De locatie ligt in 'binnenstedelijk' gebied binnen de wettelijk vastgestelde geluidszones, als bedoeld in art. 74 van de Wet geluidhinder, van de Prins Hendrikstraat en de Nordhornsestraat. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting LDEN op de gevels van een woning t.g.v. een weg bedraagt 48 dB.
De Prins Hendrikstraat kent een maximum snelheid van 30 km/uur. De Nordhornsestraat kent een snelheidslimiet van 50 km/uur. Vanwege het aantal woningen dat zich tussen de Nordhornsestraat en de bouwlocatie bevindt, kan aangenomen worden dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Voor nieuwe ontwikkelingen kan er - mede gezien de ligging van de betreffende locatie en/of het voorgenomen beleid voor een autoluw karakter van het centrum waardoor de beperkingen vanwege verkeerslawaai gering zullen zijn - van worden uitgegaan dat geen strijdige situaties ontstaan met de Wet geluidhinder.
Ten behoeve van een goede ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan is het zaak door middel van een bodemonderzoek de bodemgesteldheid van het plan inzichtelijk te maken. Indien sprake is van bodemverontreiniging dient een afweging plaats te vinden over de te realiseren functies op dan wel nabij betreffende verontreiniging alsmede voor de mogelijke kosten omtrent bodemsanering. De kwaliteit van de bodem dient uiteindelijk zodanig te zijn, dat zij geen belemmering oplevert voor de ter plaatse te realiseren bebouwing, c.q. functies.
Bij de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning zal een bodemonderzoek overgelegd te worden.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
In het kader van het bestemmingsplan 'Denekamp kern' is het volgende gesteld.
Het aspect luchtkwaliteit is per 15 november 2007 geregeld in de Wet luchtkwaliteit. Deze wet maakt deel uit van de Wet milieubeheer. De wet is enerzijds bedoeld om negatieve effecten van luchtverontreiniging op de volksgezondheid aan te pakken. Anderzijds schept de wet ruimte voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks de (landelijke) overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Dit wijzigingsplan wijzigt slechts een bouwvlak voor een woning. Het wijzigingsplan maakt geen extra woning mogelijk. Met een aanpassing van het bouwvlak binnen het plangebied van het genoemde bestemmingsplan waardoor volstaan kan worden met de conclusie dat de wijziging van het bouwvlak geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit met zich meebrengt.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Per 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
Voor de bepaling van risicovolle en risicogevoelige inrichtingen in een gebied, kan gebruik worden gemaakt van de (provinciale) Risicokaart. Uit deze kaart blijkt dat zich in het wijzigingsgebied geen risico-bronnen bevinden. Ten noorden van het wijzigingsgebied (ter hoogte van de Asterstraat) ligt wel een hoofdgastransportleiding. Dit betreft een leiding van 108 mm en een druk van 40 bar. De plaatsgebonden risicocontour ligt op het hart van de leiding.
Het gemeentelijke beleid ten aanzien van externe veiligheid is vastgelegd in de Beleidsnota Externe veiligheidsbeleid, ‘Hoe veilig wil Denekamp zijn ’ (maart 2007). Uit deze nota blijkt dat zowel alle aanwezige risicovolle objecten in Denekamp geen risicoknelpunten opleveren voor de externe veiligheid. De nieuw te bouwen woning ligt binnen bestaande stedelijk gebied. Het betreft een inbreidingslocatie binnen een woongebied. Geconcludeerd kan dan ook worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen oplevert in het kader van dit wijzigingsplan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
De beoogde woning ligt in een woonomgeving, waardoor de woonfunctie op zich zelf als in relatie tot haar omgeving geen negatieve invloed heeft op het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Het wijzigingsgebied ligt nabij het centrum van Denekamp op ruime afstand van agrarisch gebied. Eventuele agrarische bedrijven buiten de stedelijke omgeving van Denekamp worden niet gehinderd door de woning die via het voorliggende wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt. De woningen aan de rand van Denekamp zullen in dat geval al bepalend zijn voor de uitbreidingsmogelijkheden van het betreffende agrarische bedrijf.
Het voorliggende wijzigingsplan betreft een wijziging van een bouwvlak in het plangebied van het bestemmingsplan 'Denekamp kern'. Woningbouw zou ook op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijk zijn, waardoor geconcludeerd kan worden dat het wijzigingsgebied geen nadelige invloed heeft de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven in het landelijk gebied van Denekamp.
Ecologie is een belangrijk aspect in de ruimtelijke planvorming. Daarbij gaat het niet alleen om de effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op beschermde soorten, maar ook om de effecten op beschermde gebieden De gebiedsbescherming en soortenbescherming zijn wettelijk vastgelegd in respectievelijk de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Vanuit nationaal ruimtelijk beleid is ook de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van belang.
Gebiedsbescherming
Bij gebiedsbescherming moet gekeken worden naar de effecten van het bestemmingsplan op Natura 2000-gebieden en gebieden die behoren tot de EHS. Activiteiten die Natura 2000-gebieden kunnen schaden zijn verboden, tenzij de provincie hiervoor een vergunning verleend. Wanneer er activiteiten in of rond een Natura 2000-gebied gaan plaatsvinden, moet vooraf worden onderzocht of deze significante effecten op de specifieke instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende gebied (kunnen) hebben. De instandhoudingsdoelstellingen zijn/worden vastgelegd in de aanwijzingsbesluiten die voor de Natura 2000-gebieden worden vastgesteld. In de EHS mogen geen activiteiten plaatsvinden die afbreuk doen aan de wezenlijke natuurwaarden. Hoofddoel van ruimtelijk beleid voor EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden in natuurrijk cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken.
Het wijzigingsgebied binnen het dorp Denekamp vormt geen onderdeel van een Natura 2000- en/of EHS-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-(en EHS)gebied is het beekdalgebied 'Dinkelland', op circa 3 km ten zuidoosten van de dorpskern. Het beekdal en bosgebied rond Singraven, direct aan de westzijde van het dorp, maakt deel uit van de (provinciale) EHS.
Gelet op het feit dat het voorliggende bestemmingsplan slechts toeziet op een wijziging van het bouwvlak, zal de bouw van de woning geen negatieve effecten hebben op de nabijgelegen beschermde natuurgebieden. Het geldende bestemmingsplan staat ook al de bouw van een woning toe.
Soortenbescherming
In de Flora- en faunawet zijn planten- en diersoorten aangewezen die beschermd moeten worden. De bescherming houdt in dat het verboden is beschermde, inheemse planten te beschadigen en om beschermde inheemse dieren te doden, te verontrusten, dan wel hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen of te verstoren. Binnen de soortenbescherming bestaan drie soortcategorieën:
Naast de bescherming van soorten via de Flora- en faunawet, geldt voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe omgeving de 'zorgplicht'. Dit houdt in dat iedereen moet voorkomen dat zijn handelen nadelige gevolgen voor flora en fauna heeft. De zorgplicht geldt altijd, zowel voor beschermde als onbeschermde soorten.
Voor vogels geldt een algemene bescherming, waarbij het verboden is vogels en nesten in het broedseizoen te verstoren. Dat betekent dat het in die periode, voor de meeste vogels van 15 maart tot 15 juli, niet is toegestaan werkzaamheden in een gebied te starten die verstorend zijn voor broedvogels.
Op de locatie is geen bebouwing meer aanwezig. Gelet op de huidige staat van de gronden is het niet aannemelijk dat ter plaatse beschermde soorten aanwezig zijn. Een ecologisch onderzoek is in het kader van dit wijzigingsplan niet nodig.
Archeologie
Op grond van de Monumentenwet dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met archeologische waarden. In de Monumentenwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Voor de als historische kern aangegeven zone is de verwachting hoog voor archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd, die in verband staan met bewoning in een historische kern. Binnen deze zone is het beleidsadvies om bij ontwikkelingen groter dan 100 m² bij bodemingrepen dieper dan 50 cm archeologisch onderzoek te verrichten.
De woning heeft een oppervlakte van iets meer dan 100 m². Op basis hiervan zou een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Echter, ter plaatse heeft bebouwing gestaan met een eigen fundering, waardoor het zonder meer aannemelijk is dat de bodem is verstoord. Mede gelet op de geringe overschrijding van de hier bedoelde oppervlakte voor archeologisch onderzoek, wordt een archeologische onderzoek niet noodzakelijk geacht.
Wel blijft de meldingsplicht zoals beschreven in artikel 54 van de Monumentenwet van kracht. Dat betekent dat wanneer er tijdens werkzaamheden wel archeologische vondsten gedaan worden, dit gemeld dient te worden bij het bevoegd gezag.
Cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen gemeentelijke en rijksmonumenten aanwezig. Aangezien het perceel bebouwd is geweest, zijn eventuele cultuurhistorische waarden reeds verloren gegaan.
Het aspect water is de afgelopen jaren steeds meer op een integrale wijze benaderd. Sinds 2003 is wettelijk vastgelegd dat over ruimtelijke plannen vooroverleg met het betrokken waterschap dient plaats te vinden en dat ruimtelijke plannen een waterparagraaf moet bevatten waarin de effecten van ruimtelijke ingrepen op de waterhuishouding worden aangegeven.
De basisprincipes van het waterbeleid van zowel rijk, provincie, waterschap als gemeente zijn: meer ruimte voor water en het voorkomen van afwenteling van waterproblematiek in ruimte of tijd. Daarbij staan twee drietrapsstrategieën centraal:
Het aspect water speelt in Denekamp een zeer ondergeschikte rol. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan bevinden zich geen waterlopen, beken of waterpartijen die bijdragen aan het stedelijk waterbeheer. Het wijzigingsplan brengt geen grotere toename aan verharding en bebouwing met zich mee ten opzichte van de mogelijkheden in het bestemmingsplan 'Denekamp kern'. Uitgangspunt van het wijzigingsplan is de bestaande adequate en gescheiden afvoer van afval- en regenwater te handhaven, conform het moederplan 'Denekamp kern'.
Op 16 september 2013 is via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl, dossiercode 20130916-5-7593) het waterschap Regge en Dinkel geïnformeerd over het wijzigingsplan.
Voor het wijzigingsplan kan volstaan worden met de standaard waterparagraaf. De watertoets is als bijlage aan deze toelichting gekoppeld. De wijziging van het bouwvlak in relatie tot het hiervoor genoemde bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding ter plaatse. Een nadere verdieping in het watervraagstuk is daarom niet noodzakelijk.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het wijzigingsgebied en is voor zowel het rijks- , provinciaal en gemeentelijk beleid, alsmede de diverse milieu- en omgevingsaspecten deels verwezen naar het moederplan (het bestemmingsplan 'Denekamp kern'). De informatie uit het moederplan is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. Het voorliggende wijzigingsplan vormt slechts een kleine wijziging op een van die keuzes.
Hierna wordt ingegaan op de opzet en verantwoording van de regels.
Dit wijzigingsplan is gebaseerd op het moederplan ‘Denekamp kern’ van de gemeente Dinkelland. Dit geldende bestemmingsplan kent in artikel 21 lid 7 een wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten of wijzigen van het bouwvlak. Dit wijzigingsplan ziet toe op een wijziging van een bouwvlak waardoor de nieuwe woning beter gepositioneerd op de kavel kan worden en waarbij op enige afstand van de weg (bestemming 'Verkeer') gebouwd kan worden. De bouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan zijn van toepassing.
Het juridisch bindend gedeelte van het wijzigingsplan bestaat uit planregels en een bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn weergegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
In paragraaf 1.4 is al gesteld dat aan de wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan. Omdat het geldende bestemmingsplan 'Denekamp kern' als basis in stand blijft, blijven ook die van toepassing zijnde regels onverkort van kracht. Het gaat hierbij om de bestemming 'Wonen'.
Na vaststelling van dit wijzigingsplan is er een nieuw bouwvlak, waarbij de regels van het oorspronkelijke plan ('Denekamp kern') van toepassing zijn.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmings- of wijzigingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit wijzigingsplan is de keuze gemaakt de begrenzing van het bouwvlak op de verbeelding zodanig vast te leggen dat initiatiefnemer zijn bouwplan kan realiseren.
Voor het overige verandert er niets aan de oorspronkelijke bestemming. Daardoor kan ook verwezen worden naar regels van het moederplan (bestemmingsplan 'Denekamp, kern'). Voor een aantal onderdelen dient een wijziging doorgevoerd te worden. Het gaat hierbij met name om die regels waarin de naam van het bestemmingsplan wordt genoemd. Deze dienen in verband met dit wijzigingsplan gewijzigd te worden.
Wonen - 2 (Artikel 2)
Evenals in het bestemmingsplan Denekamp kern’ zijn de gronden in het wijzigingsgebied bestemd voor ‘Wonen'. Het bouwvlak binnen het bestemmingsvlak ‘Wonen’ heeft hierbij dezelfde oppervlakte behouden, maar de vormgeving is gewijzigd.
De regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan ‘Denekamp kern’ blijven ook na vaststelling van dit wijzigingsplan onverkort van toepassing. Ook de goot- en bouwhoogte blijven ongewijzigd.
De verbeelding bevat alleen die zaken die juridisch relevant zijn. Datgene dat op de verbeelding is vermeld, is voor zover relevant, terug te vinden in de regels van ondermeer het moederplan.
De grens van het wijzigingsgebied sluit aan op de kadastrale begrenzing van de betreffende gronden.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Een bouwplan kan de bouw van in casu één woning zijn. Deze bevoegdheid kan de raad voor wijzigingen als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening delegeren aan burgemeester en wethouders. Bij besluit van 29 maart 2011 heeft de gemeenteraad deze bevoegdheid gedelegeerd aan burgemeester en wethouders.
Het vaststellen van een exploitatieplan kan achterwege blijven indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd.
In deze situatie zijn er geen verhaalbare kosten zodat er geen exploitatieovereenkomst met initiatiefnemer wordt gesloten. Om het risico van planschade uit te sluiten zal met initiatiefnemer een planschadeovereenkomst worden gesloten.
In het kader van het vooroverleg kan gesteld worden dat vooroverleg met provincie en de rijksinstanties niet noodzakelijk is. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan 'Denekamp kern' is gebleken dat vooroverleg niet noodzakelijk is. Via de digitale watertoets is het Waterschap geïnformeerd.
Het wijzigingsplan heeft geen grote impact op de omgeving. Ter plaatse was al bebouwing toegestaan. De beoogde wijziging van het bouwvlak heeft geen onaanvaardbare stedenbouwkundige gevolgen.
Het ontwerpwijzigingsplan is met ingang van 25 oktober 2013 gedurende zes weken terinzage gelegd. Binnen deze periode konden zienswijzen worden ingediend. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.