Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Denekamp, Brink 4
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1774.DENBPBRINK4-0401

3.3.1 Voorontwerp Structuurvisie Dinkelland

De Structuurvisie Dinkelland
, vastgesteld door de gemeenteraad van Dinkelland in het voorjaar van 2008,
bevat een integrale ruimtelijke en functionele toekomstvisie voor de gemeente. Feitelijk betreft deze visie een actualisering en integratie van het bestaande beleid. Naast een integrale beleidsvisie geeft de visie de regionale positionering en inbreng van de gemeente Dinkelland in de regio Twente aan.
 
Hoofdambitie van de voorontwerp Structuurvisie is:
‘Dinkelland staat voor het duurzaam borgen en ontwikkelen van een unieke combinatie van levende en sociaal coherente gemeenschappen, ligging en landschap, rijk historisch bezit en een gezonde en weerbare economie’.
Om deze hoofdambitie te kunnen realiseren zijn vijf hoofdkeuzes gemaakt:
  1. de gemeente zet in op 10 vitale woonkernen met een concentratie van de meest kostbare gemeenschapsvoorzieningen in de hoofdkernen Denekamp, Ootmarsum en Weerselo;
  2. het versterken van het economisch profiel door het realiseren van compenserende werkgelegenheid in de agrarische sector en het bevorderen van de economische betekenis van de toeristische recreatieve sector;
  3. het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied;
  4. het bevorderen en versterken van recreatie en toerisme;
  5. het bevorderen van de bereikbaarheid en de verkeersveiligheid.
Voor de kern Denekamp is de
structuur
visie op hoofdlijnen als volgt:
  • uitbreiding van woningbouw vindt plaats binnen de schil van de nieuwe randweg. De gebieden binnen de schil zijn aangewezen als zoekgebied voor uitbreiding woonbebouwing. Extensieve woningbouw is voorzien in het gebied rondom de voormalige vuilstort bij 't Diepengoor;
  • het gebied is eveneens is beeld voor maatschappelijke voorzieningen, zoals een school. De vuilstort zelf is in beeld als groenvoorziening;
  • uitbreiding bedrijventerrein Sombeek / herstructurering bedrijventerrein Kloppendijk;
  • afronding van de wijk Pierik 2e fase;
  • afronding herinrichting centrum;
  • zandkuil II voor twee landschappelijk ingepaste woningen.
Voor zover de structuurvisie geleid heeft tot concrete projecten zijn deze in dit bestemmingsplan meegenomen en vertaald in een planologisch juridische regeling.
 
Het plan om de bedrijfsbebouwing te vervangen door een woning werd na de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan (tevens actualisatieplan) “Denekamp Kern” bij de gemeente kenbaar gemaakt.
 Hoewel op andere locaties wel een wijzigingsbevoegdheid was opgenomen, kon de onderhavige locatie vanwege het stadium in de procedure van het bestemmingsplan "Denekamp Kern" niet meer meegenomen worden.
 

3.3.2 Woonvisie 2011+

Op 20 maart 2012 heeft de gemeenteraad van Dinkelland de ‘Woonvisie 2011+’ vastgesteld. 
Belangrijke dragers voor deze woonvisie zijn:
  1. de in 2010 met de provincie gemaakte prestatieafspraken, waarin wordt aangesloten bij de provinciale omgevingsvisie;
  2. het in 2011 uitgevoerde woonwensenonderzoek;
  3. de in 2011 vastgestelde beleidsvisie Woonservicegebieden.
 
Het college van gedeputeerde staten van Overijssel heeft in februari 2012 haar instemming op de 'Woonvisie 2011+' gegeven.
 
In deze visie zijn diverse prestatieafspraken met de provincie Overijssel gemaakt. Enkele van belang zijnde afspraken volgen hierna.  
 
Woningbouwprogramma
De gemeente Dinkelland richt haar beleid op een toename van de woningvoorraad voor de gehele gemeente van 1 januari 2010 tot 1 januari 2015 met ca 280 woningen. Hieraan zijn door de provincie de volgende
voorwaarden verbonden:
1. De nieuwbouw is bestemd voor ingezetenen of economisch gebondenen en
2. er vertrekken meer inwoners uit de gemeente dan er zich vestigen in de gemeente.
 
In 2012 zal door de gemeente en provincie tussentijds evaluatie plaatsvinden. Bij deze evaluatie zullen de dan gegeven raming van de woningbehoeftevraag en gemeentelijke woonvisie worden betrokken op basis van de actuele woningbehoefteprognoses. Als daartoe aanleiding bestaat zal neerwaarts, dan wel opwaarts tussentijds bijstelling plaatsvinden.
De gemeente Dinkelland richt zich in haar woonvisie en structuurvisie op het behoud en de ontwikkeling van een toereikend voorzieningenniveau en een passend aanbod van woonmilieus voor haar inwoners.
 
Ruimtelijke kwaliteit
Provincie en gemeente streven naar een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit. De focus wordt daarbij gelegd op:
  • cultureel erfgoed;
  • stedenbouwkundige en architectonische ontwerpen;
  • overgang stad en platteland. 
Duurzaamheid en Woonkwaliteit
De gemeente en provincie kennen een hoge prioriteit toe aan duurzaamheid en energiebesparing. Daarom wordt de volgende verbetering in de bestaande woningvoorraad afgesproken:
  • met de corporaties worden afspraken gemaakt over renovatie van de woningvoorraad en de verbetering van de energieprestatie;
  • de gemeente onderzoekt de mogelijkheden voor energiebesparingsmaatregelen in de particuliere woningvoorraad middels een subsidie- en/of leningsregeling voor energiemaatregelen;
  • de instandhouding van een lokaal energieloket dat inwoners kunnen benaderen voor de advisering over energie- of duurzaamheidsmaatregelen op of aan hun huis. 
Wonen, zorg en Welzijn
De gemeente Dinkelland heeft (na overleg met de kernraden, zorgaanbieders en de betrokken woningcorporaties) een beleidsvisie op het thema wonen en zorg vastgesteld. Deze beleidsvisie is sinds 1 april 2011 beschikbaar en hieraan is een uitvoeringsplan gekoppeld.
De gemeente Dinkelland streeft er naar dat per 1 januari 2015 ten minste 50% van de huishoudens in enigerlei vorm van een woonservicegebied woont, zodat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Een woonservicegebied biedt algemene voorzieningen en of aanpasbare woningen of woningen die geschikt zijn voor zorgbehoevenden (bijvoorbeeld levensloopbestendige en 0-tredenwoningen).
Bestaande afspraken over de huisvesting van bijzondere doelgroepen, zoals statushouders dak- en thuislozen en woonwagenbewoners worden ongewijzigd voortgezet. Daarnaast draagt de gemeente zorg voor voldoende woningen/woonruimte voor jongeren die uitstromen uit de residentiële jeugdzorg. 
 
Lokaal beleid
Concentratie in verzorgingskernen
In het collegeprogramma 2010-2014 “Samen kiezen voor kwaliteit” is een aantal doelstellingen opgenomen op het gebied van wonen, zorg en leefomgeving. Belangrijk is dat de kernen Denekamp, Ootmarsum en Weerselo als verzorgingskern zijn aangewezen. In deze kernen wil de gemeente Dinkelland onder meer de grotere  gemeenschapsvoorzieningen en woningen voor ouderen concentreren.
 
Levensloop bestendig bouwen
Het is uit een oogpunt van duurzaamheid en vitaliteit belangrijk dat mensen ook op oudere leeftijd “gewoon” thuis kunnen blijven. Hierom is in het collegeprogramma 2010-2014 onder het programmaveld “Wonen” als doelstelling opgenomen dat er bij nieuw te bouwen woningen standaard aandacht moet worden besteed aan levensloopbestendig bouwen. In 2012 zal deze standaard zijn ingevoerd.
 
Grondbeleid
Het grondbeleid van Dinkelland dat in 2005 is vastgesteld, is destijds opgesteld op basis van economische groeiverwachtingen. Onderkend is dat een dergelijk beleid met de huidige inzichten niet houdbaar is. Op 25 januari 2011 heeft de gemeenteraad een nieuwe Nota grondbeleid vastgesteld, waarin rekening wordt gehouden met een krimpscenario op langere termijn.
 
Conform de Omgevingsvisie en de gemaakte prestatieafspraken wordt ook in de Nota grondbeleid 2011 bevestigd dat Dinkelland alleen mag bouwen voor lokale behoefte. Gekozen wordt voor afronding van reeds voorgenomen of bestaande exploitatiegebieden.
 
In 2011 is door de gemeente een woonwensenonderzoek gestart. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vertaald in de Woonvisie 2011+.
De lokale woonbehoefte voor Denekamp wordt geraamd op ongeveer 110 woningen voor de periode 2010-2014. Hierbij is rekening gehouden met een zekere opvangfunctie van senioren uit de kernen Tilligte, Lattrop en Noord-Deurningen die een verzorgde woonvorm wensen. Het merendeel van de woningen zal door middel van een uitbreiding gerealiseerd worden. Ongeveer 35 woningen worden via inbreiding gerealiseerd.  
 
De bouw van de nieuwe woning op het perceel Brink 4 te Denekamp betreft een inbreidingslocatie en past volledig binnen het aantal te bouwen woning tot 2014.

3.3.3 Welstandsnota

Het gemeentelijk welstandsbeleid is vastgelegd in de 'Welstandsnota gemeente Dinkelland' (mei 2004). De welstandsnota bevat de welstandscriteria waaraan bouwaanvragen getoetst worden. Afhankelijk van de waarde van een gebied en de gemeentelijke ambitie zijn de criteria meer of minder streng.
De welstandsnota onderscheid drie niveaus van welstandtoezicht:
  • Basisniveau van welstand;
  • Plusniveau van welstand;
  • Bijzonder niveau van welstand.
Voor het merendeel van de bestaande woongebieden in Denekamp geldt een basisniveau van welstand. Hierbij worden gebouwen en bouwwerken niet op detailniveau beoordeeld. Voor het historische dorpscentrum geldt een plusniveau van welstand.
Het welstandsbeleid is hier gericht op het handhaven van de ruimtelijke kwaliteit van het dorpse eslint en het bewaren van de eenvoud in hoofdbouwvormen en kleurgebruik. Van gebieden met een bijzonder niveau van welstand is in Denekamp geen sprake.

3.3.4 Archeologiebeleid

Dit beleid bestaat uit een archeologische verwachtings- en advieskaart en geeft voor het grondgebied van de gemeente de verwachtingswaarde voor archeologische resten aan. Aan de hand van deze kaart kan bepaald worden of archeologisch onderzoek nodig is. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet hiermee rekening gehouden worden. Zie verder paragraaf 4.5.

De gehele kern Denekamp maakt op de archeologische beleidskaart deel uit van uit van het dekzandlandschap’. Daarbinnen onderscheidt de kaart vier zones.
 
Voor de als historische kern aangegeven zone is de verwachting hoog voor archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd, die in verband staan met bewoning in een historische kern. Binnen deze zone is het beleidsadvies om bij ontwikkelingen groter dan 100 m² bij bodemingrepen dieper dan 50 cm archeologisch onderzoek te verrichten.
 
Voor de dekzandhoogten en -ruggen met een plaggendek (donkerbruine zone) is de verwachtingswaarde hoog voor resten uit alle perioden. Door de aanwezigheid van een plaggendek van >50 cm is de bodem minder kwetsbaar voor ingrepen en zijn archeologische resten goed geconserveerd. Binnen deze zone geldt als beleidsadvies dat bij ontwikkelingen groter dan 2500 m² bij bodemingrepen dieper dan 40 cm archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
 
Voor de dekzandwelvingen en -vlakten (oranje gebieden in het oostelijk deel van Denekamp) geldt een middelmatige verwachting voor archeologische resten uit alle perioden. Omdat de archeologische resten zich vlak onder het maaiveld bevinden zijn ze kwetsbaar voor bodemingrepen en zijn ze vaak minder goed geconserveerd. Op de hoogste delen van dekzandwelvingen geldt een verhoogde kans op archeologische resten uit de Steentijd, langs de randen van dekzandhoogten en -ruggen met een plaggendek een verhoogde kans op archeologische resten uit de Late middeleeuwen. Het beleidsadvies binnen deze zone is dat bij ontwikkelingen groter dan 5000 m² bij bodemingrepen dieper dan 40 cm archeologisch
onderzoek noodzakelijk is.
 
Binnen de Beekdalen en overige laagten (gele gebieden) geldt een lage verwachting voor archeologische resten uit alle perioden. Binnen deze zone geldt een vrijstelling voor archeologisch onderzoek bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Dit met uitzondering van gebieden met een lage verwachting binnen plangebieden met meerdere verwachtingszones én gebieden met een lage verwachting die grenzen aan terreinen met waardevolle archeologische resten.
 
Vertaling naar het bestemmingsplan
Voor de archeologisch waardevolle gebieden binnen de historische kern van Denekamp is de bestemming “Waarde – Archeologie” opgenomen. Binnen deze gebieden dient - conform het beleidsadvies bij de archeologische beleidskaart - bij ingrepen groter dan 100 m² en een diepte van meer dan 50 cm archeologisch onderzoek te worden verricht.
Voor overige ingrepen is via "artikel 11 overige regels" het archeologiebeleid (mei 2008) van de gemeente Dinkelland van toepassing.

3.3.5 Waterbeleid

Het waterbeleid van de gemeente is in december 2009 vastgelegd in het 'Rioleringsplan 2009 – 2011, met als ondertitel ‘Watertakenplan’. Dit beleidsplan beschrijft naast het rioleringsbeleid ook het hemelwater- en grondwaterbeleid. Het plan is afgestemd met het betrokken Waterschap Regge en Dinkel. De gemeentelijke taken op het gebied van afval-, hemel- en grondwater die relevant zijn voor de kern Denekamp zijn als volgt omschreven.
 
Afvalwater
De gemeente zorgt vanaf de erfgrens voor (vuilwater)riolering en transporteert dit naar een rioolgemaal of rioolzuivering van het waterschap.
 
Hemelwater
Waar mogelijk zal de gemeente de hemelwateraansluitingen afkoppelen van de (vuilwater)riolering. Schoon hemelwater moet gescheiden van afvalwater aan de
erfgrens worden aangeboden, met uitzondering van bestaande situaties met een
gemengd rioolstelsel. Bij nieuwbouw moet hemelwater altijd gescheiden worden
aangeboden, ongeacht het stelseltype van de riolering. In het beleidsplan is de
‘beslisboom systeemkeuze’ opgenomen. Aan de hand daarvan wordt bij alle infrastructurele projecten en ruimtelijke ontwikkelingen nagegaan of daarbij het
hemelwater kan worden afgekoppeld van de riolering.
 
Grondwater
Ook bij deze taak wordt geprobeerd waterketen en watersysteem gescheiden te
houden. De gemeente hanteert de volgende voorkeursvolgorde:
  1. grondwater in de bodem laten (niet onttrekken / niet inzamelen);
  2. ingezameld overtollig grondwater infiltreren in de bodem (zo mogelijk lokaal maar op plaatsen waar dit niet tot overlast leidt);
  3. ingezameld overtollig grondwater (zonodig vertraagd) op het oppervlaktewater lozen;
  4. ingezameld overtollig grondwater afvoeren. 
Naar verwachting is eind 2011 is een grondwatermeetnet operationeel waarmee de grondwaterstanden op cruciale punten in stedelijk gebied worden gemonitord.

3.3.6 Externe veiligheid

In 2007 is het rapport "Externe veiligheidsbeleid, hoe veilig wil de gemeente Dinkelland zijn?" vastgesteld.
Doel van het externe veiligheidsbeleid is om een transparant toetsingskader te hebben voor het omgaan met huidige maar ook eventuele toekomstige externe veiligheidssituaties. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen.
De gemeente Dinkelland kent voor wat betreft risicobronnen:
  • Eén CPR 15-2 inrichting (opslag met meer dan 10 ton aan gevaarlijke stoffen). De opslag geeft op dit moment geen plaatsgebonden risico knelpunten of overschrijding van de oriënterende waarde. De PR-contour blijft binnen de inrichtingsgrens.
  • Elf LPG tankstations; waarvan vijf in Denekamp, één in Ootmarsum en Rossum, twee in Weerselo en drie in Deurningen. 
  • Binnen de gemeente bevindt zich een opslagbunker van de NAM voor de opslag van springstof. De bunker wordt al 3 jaar niet meer gebruikt. 
  • Twee chlooropslagen voor zwembaden en bijbehorende chloortransporten. Het zwembad in Denekamp heeft besloten om in 2007 over te stappen op een andere zuiveringsmethode dan chloor, namelijk zoutelektrolyse. Hierdoor vindt er minder chloortransport en –opslag plaats.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente vindt plaats over de weg. Hierbij bestaan geen risicovolle aandachts- of knelpunten. Na het treffen van eventuele bronmaatregelen van een LPG-tankstation resteren geen knelpunten vanuit het plaatsgebonden risico. Wel dient aandacht aan de mogelijkheid van vestiging van objecten binnen de resterende PR 10-6 contouren besteed te worden. Hierdoor worden nieuwe saneringssituaties voorkomen. 
Binnen een woongebied wordt het algemene uitgangspunt gehanteerd dat geen nieuwe risicobronnen worden toegelaten. Andere uitgangspunten die voor woongebieden gelden zijn:
  • Kwetsbare objecten mogen (ook in nieuwe situaties) niet binnen de PR 10-6contour van een risicobron liggen (wettelijk eis). Aanvullend hierop mogen ook beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties niet binnen de PR 10-6contour van een risicobron liggen.
  • Toename van het groepsrisico door risicobronnen is niet toegestaan. 
  • Toename van groepsrisico door een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied is onder voorwaarden wel toegestaan, mits:
    • Invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals opgenomen in het BEVI.
    • De oriënterende waarde voor het groepsrisico in deze situaties niet wordt overschreden (oriënterende waarde wordt als grenswaarde beschouwd). Overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt dus niet geaccepteerd.
Voor het plangebied spelen geen risico's als hier bedoeld. Een nadere uitsplitsing in inrichtingen, buisleidingen en vervoer van gevaarlijk stoffen vindt plaats in paragraaf 4.8.

3.3.7 Geluidbeleid

In 2008 is de nota Geluidsbeleid vastgesteld.
Het doel van het gemeentelijk geluidsbeleid is het behouden van de goede kwaliteiten en het benutten van kansen om voor de verschillende gebieden binnen de gemeente de geluidskwaliteit te verbeteren.
De gemeente Dinkelland is hiertoe opgedeeld in verschillende gebieden. In regionaal verband is gekozen voor de gebiedsindeling volgens de MILO-systematiek (Milieukwaliteit In de LeefOmgeving). De MILO-systematiek houdt bij de gebiedsindeling rekening met het functioneel ruimtegebruik van een gebied. Op basis van het functioneel gebruik van de ruimte is de gemeente onderverdeeld in een zevental gebieden:
  • natuur;
  • extensiveringsgebied;
  • buitengebied;
  • woongebied;
  • centrum;
  • gemengd gebied;
  • bedrijventerrein. 
Voor ieder gebied is het geluidsbeleid voor de thema's 'bedrijven' en 'verkeer' een passende geluidskwaliteit opgenomen. De geluidskwaliteit geeft aan wat de ambitie is voor dat gebied.
Het plangebied is in deze nota aangemerkt als 'woonwijk'. Voor een woongebied geldt de ambitie 'redelijk rustig' (weg- en railverkeer) en 'rustig' (bedrijven). De bovengrens voor beide thema's is 'onrustig'. Voor wegen met een verkeersfunctie (gebiedontsluitingsweg) geldt de bovengrens 'zeer onrustig'.
 

3.3.8 Nota inbreidingslocaties

Op 29 maart 2011 is de Beleidsnota Inbreidingslocaties vastgesteld. Het doel van deze nota is het hebben van een instrument om aanvragen voor bouwen op inbreidingslocaties ruimtelijk te verantwoorden en gemaakte keuzes te kunnen beargumenteren, zodat een eenduidige beoordeling wordt gegeven ter vergroting van de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid.
 
Om aanvragen op een praktische wijze te kunnen toetsen is een schema opgesteld die hierna beschreven wordt:
  • 1e stap 
    Planologische toetsing;
    • Vigerend planologisch regime.
    • Toekomstig planologisch regime.
  • 2e stap 
    Toetsing aan beleid;
    • Overheidsbeleid
    • Woonvisie
    • Woningbouwprogramma
    • Welstandsnota
    • Gemeentelijke Verkeers- en Vervoerplan
    • Toekomstige beleid
  • 3e stap 
    Stedenbouwkundige toetsing
    ;
    • Aansluiting op de omgeving
      • Bouwverordening
    • Perceelsbreedte en –oppervlak
    • Balans
  • 4e stap 
    Toetsing aan milieuhygiënische aspecten
    • Bodemkwaliteit
    • Bedrijvenhinder / bedrijven milieuzonering
      • Geurhinder
    • Geluidhinder
    • Waterhuishouding
    • Luchtkwaliteit
    • Externe veiligheid
    • Kabels en leidingen
  • 5e stap 
    Toetsing aan waarden
    • Archeologie en cultuurhistorie
    • Flora- en Fauna
  • 6e stap 
    Toetsing aan programmatische mobiliteitsaspecten
    • Verkeersstructuur
    • Parkeren
Wanneer het plan getoetst wordt aan het stroomschema kan geconcludeerd worden dat het plan niet past binnen het geldend gemeentelijk planologische regime. Het plan is wel in overeenstemming met de Woonvisie 2011+ en is evenmin in strijd met het beleid van rijk en provincie. De te bouwen woning zal voldoen aan de stedenbouwkundige voorwaarden van de gemeente en de welstandscriteria zoals deze zijn vastgelegd in de welstandsnota. In dat verband kan gemeld worden dat de kwaliteitscommissie van de gemeente al een positieve reactie op het ontwerp heeft gegeven. 
Uit de milieuhygiënische toets (zie volgend hoofdstuk) volgt dat er geen belemmeringen zijn op het gebied van de verschillende milieu c.q. omgevingsaspecten.
Voor de locatie geldt een archeologische waarde. Hiervoor is een onderzoek gedaan. Uit dit onderzoek, dat nader belicht is in paragraaf 4.5, blijkt dat er naar verwachting geen archeologische waarden zullen worden verstoord.
Het parkeren vindt plaats op eigen terrein.
 
Er bestaan geen belemmeringen om de inbreidingslocatie tot een woningbouwlocatie te ontwikkelen.