direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Denekamp, Aldi Eurowerft
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Supermarkt ALDI is momenteel in Denekamp gevestigd aan de Eurowerft 10. De winkel is te klein om duurzaam-economisch te (kunnen blijven) functioneren, en sluit niet meer aan bij de wensen van de moderne consument. Net als bij overige supermarkten wensen ook de klanten van harddiscounters meer service en comfort in de winkel. Dit heeft tot nieuwe formule-uitgangspunten bij ALDI geleid.

Om te kunnen voldoen aan de nieuwe formule-uitgangspunten en de winkel te behouden voor de inwoners van Denekamp, is uitbreiding van de supermarkt noodzakelijk. Op de huidige locatie aan de Eurowerft 10 is geen ruimte voor de uitbreiding. ALDI is daarom voornemens om de winkel te verplaatsen naar een locatie iets ten noorden van de huidige locatie, op de hoek van de Nordhornsestraat en de Eurowerft (figuur 1.1).

De gemeente Dinkelland staat, onder voorwaarden, positief tegenover de beoogde ontwikkeling en heeft aangegeven dat om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen, het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk is. Eén van de voorwaarden, deze voorwaarde vloeit voort uit de Detailhandelsstructuurvisie, van de gemeente Dinkelland is dat de supermarktfunctie op de huidige locatie wordt wegbestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging huidige en beoogde ALDI (ondergrond: luchtfoto Kadaster, 2019; bewerking Rho Adviseurs)

1.2 Geldend bestemmingsplan

Bestemmingsplan Denekamp

Het vigerende bestemmingsplan betreft het 'bestemmingsplan Denekamp', dat op 9 oktober 2012 door de raad is vastgesteld, Op basis van dit bestemmingsplan heeft het plangebied grotendeels de bestemming ‘Centrum’. Binnen deze bestemming zijn diverse functies mogelijk waaronder naast detailhandel ook onder meer ambachtelijke bedrijvigheid, dienstverlening, horeca en wonen. Een supermarkt is alleen mogelijk ter plaatse van een specifieke aanduiding.

Het noordelijke deel van het plangebied is bestemd met de bestemming ‘Bedrijf’. Hier zijn alleen bedrijven toegestaan. Tevens is hier de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 5’ aanwezig, die het mogelijk maakt ter plaatse de bestemming te wijzigen naar ‘Centrum’. Tussen de bestaande woningen aan de Van der Heijdenstraat en de bestemmingen 'Centrum' en 'Bedrijf' is een deel van de gronden bestemd met de bestemming 'Verkeer'. Deze gronden zijn bestemd voor parkeer- en andere openbare voorzieningen.
Ter plaatse van de bestaande supermarkt locatie aan de Eurowerft 10, geldt de bestemming 'Centrum' en de functie aanduiding 'supermarkt'

Rondom de (voormalige) bestaande gebouwen zijn bouwvlakken gelegd. De toegestane hoogtes variëren van 4 meter goothoogte en 8 meter bouwhoogte tot 6 meter goothoogte en 10 meter bouwhoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede 'bestemmingsplan Denekamp' locatie Nordhornsestraat en Eurowerft (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Nordhornsestraat en Eurowerft

Bestemmingsplan Eurowerft - Noord

Het vigerende bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan 'Eurowerft - Noord' dat is op 25 maart 2014 is vastgesteld en door een gerechtelijke uitspraak deels onherroepelijk in werking. Naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak (5 november 2014) is het plandeel met de bestemming 'Centrum' en bijbehorende aanduidingen vernietigd en geldt voor deze gronden het daarvoor geldende bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Denekamp'.

Op basis van dit bestemmingsplan hebben delen van het plangebied de bestemming 'Verkeer'. Deze gronden zijn bestemd voor parkeer- en andere openbare voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0003.png"

Figuur 1.3 Bestemmingsplan Eurowerft - Noord (bron: www.ruimtelijke plannen.nl)

Eurowerft 10

Voor de huidige locatie van de ALDI-supermarkt geldt eveneens het 'bestemmingsplan Denekamp'. Het plangebied aan de Eurowerft 10 is bestemd met de bestemming 'Centrum' en voorzien van de functieaanduiding 'supermarkt'. Binnen het opgenomen bouwvlak zijn gebouwen met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter toegestaan. Voor het achterste deel geldt een goot- en bouwhoogte van 4 en 8 meter.

 

Met onderhavige bestemmingsplan wordt voor deze locatie uitsluitend de functieaanduiding 'supermarkt' verwijderd. Overige juridische-planologische mogelijkheden blijven voor deze locatie gelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0004.png"

Figuur 1.3 Uitsnede 'bestemmingsplan Denekamp' locatie Eurowerft 10 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

2.1 Huidige situatie

Denekamp

Denekamp is één van de hoofdkernen en het bestuurlijk centrum van de gemeente Dinkelland. Denekamp ligt in het oostelijk deel van de gemeente, nabij de Duitse grens. Denekamp heeft een centrum- en verzorgingsfunctie voor de kernen Lattrop, Tilligte en Noord Deurningen. Na de aanleg van de randweg ontstond de mogelijkheid het centrum autoluw te maken. Het centrum van Denekamp heeft sindsdien een grondige herstructurering ondergaan. Denekamp heeft zich in de loop der jaren hoofdzakelijk in noordoostelijke richting uitgebreid.

Centrumgebied

Het plangebied maakt onderdeel uit van het kernwinkelgebied en bevindt zich min of meer ter hoogte van het historische hart van Denekamp en omvat ruwweg de Grotestraat, de Eurowerft en het marktplein. De voorkomende bebouwing is zowel individueel als in samenhang karakteristiek en verdient bescherming, vooral de hoofdvorm van de bebouwing is op veel plaatsen nog oorspronkelijk.

Eurowerft 10

ALDI is momenteel gevestigd aan de Eurowerft 10. De winkel heeft een winkelvloeroppervlakte (wvo) van 747 m² (circa 963 m² bvo). Het parkeren voor de deur wordt gedeeld met andere winkels in het centrumgebied (figuur 2.1 en figuur 2.2). Het laden en lossen vindt plaats aan de achterzijde (oostzijde) van de winkel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0005.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto huidige situatie Eurowerft 10 (bron: Google Maps, 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0006.png"

Figuur 2.2 Huidige situatie ALDI Eurowerft 10 (bron: Google Streetview, 2018)

Nordhornsestraat en Eurowerft

Dit deel van het plangebied is gelegen aan de kruising Nordhornsestraat, Eurowerft en Meester Muldersstraat en ligt hemelsbreed 60 meter vanaf de huidige ALDI-locatie. Binnen het plangebied aan de kruising Nordhornsestraat, Eurowerft en Meester Muldersstraat stonden drie 'rommelige' gebouwen, zie figuur 2.3. Deze gebouwen zijn begin 2021 gesloopt.

Aan de noordelijke zijde grenzend aan het plangebied is een winkel gespecialiseerd in tuinmachines gelegen, deze winkel mag ook vuurwerk verkopen. Aan de zuidelijke zijde bevinden zich aan de Eurowerft diverse winkels, horeca, dienstverlenende bedrijven en kantoren. Aan de oostelijke zijde (richting de Meester Muldersstraat) grenst het plangebied hoofdzakelijk aan bestaande woningen langs de Van der Heijdenstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0007.png"

Figuur 2.3 Voormalige bebouwing kruising Nordhornsestraat, Eurowerft en Meester Muldersstraat (bron: Google Streetview, 2018)

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0008.png"

Figuur 2.4 Nordhornsestraat (bron: Google Streetview, 2018)

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0009.png"

Figuur 2.5 Luchtfoto voormalige situatie Nordhornsestraat en Eurowerft (bron: Google Maps, 2020)

2.2 Het voorgenomen initiatief

2.2.1 Nieuwe situatie

ALDI is voornemens de bestaande winkel aan de Eurowerft 10 te sluiten en een nieuwe winkel te realiseren op de kruising Nordhornsestraat, Eurowerft en Meester Muldersstraat. Zoals is paragraaf 2.1 bescheven zijn in begin 2021 de bestaande gebouwen verwijderd. Daarvoor in de plaats komt een nieuw gebouw. Met de verplaatsing wordt een braakliggend terrein herontwikkeld. Hierdoor wordt ook ruimtelijk een bijdrage geleverd aan de versterking van deze zijde van het centrum van Denekamp, alsmede het herstel van het bebouwingslint aan de Nordhornsestraat.

De beoogde winkel zal een oppervlakte hebben van 1.803 m2 bvo en 1.081 m2 wvo. Op eigen terrein zal worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Het parkeerterrein zal worden ontsloten via de Meester Muldersstraat en de Nordhornsestraat. Het laden en lossen vindt inpandig plaats aan de Nordhornsestraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0010.png"

Figuur 2.6 Nieuwe situatietekening (zie ook bijlage 1)

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0012.png"

Figuur 2.7 Gevelaanzichten

Duurzaamheid

ALDI heeft met haar nieuwe formule-uitgangspunten meer aandacht voor een zo duurzaam mogelijke exploitatie van de winkel. De nieuwe winkels worden zo klimaatneutraal mogelijk ontwikkeld. Dit is onder meer terug te zien bij de onlangs geopende filialen in Drachten, Drunen, Leerdam, Roermond en Weert. Deze panden hebben een energielabel A++++. De nieuwe winkels worden uitgerust met CO2 warmte-terugwininstallatie. De winkel wordt verwarmd met restwarmte uit het koelproces en er is geen bijverwarming op gas. Hierdoor is de milieubelasting zeer beperkt. Tevens wordt de inrichting van winkel, het magazijn en de laad- en losvoorziening zodanig gemaakt dat de bevoorrading efficiënter wordt, waardoor minder vrachtwagenbewegingen nodig zijn wat milieuvriendelijker is.

2.2.2 Ruimtelijke inpassing

Ruimtelijke inpassing

Een belangrijk uitgangspunt voor de invulling van het plangebied is het realiseren van een goede beeldkwaliteit die past in de omgeving. Voor het plangebied is een beeldkwaliteitsplan van kracht. Dit beeldkwaliteitskader is opgesteld in het kader van het bestemmingsplan 'Eurowerft - Noord'. De beeldkwaliteitseisen worden hieronder genoemd.

Beeldkwaliteitskader

Aanvullend aan de welstandsnota is voor onderhavig plan een beeldkwaliteitskader van kracht. Dit beeldkwaliteitskader is opgesteld in het kader van het bestemmingsplan 'Eurowerft - Noord'. De beeldkwaliteitseisen worden hieronder genoemd.

Algemeen

De locatie, gelegen aan de noordzijde van de Eurowerft in Denekamp en op de hoek met de Nordhornsestraat, is bijzonder waardevol. Er is niet alleen sprake van een gevelwand aan de Nordhornsestraat, maar ook van een pleinwand aan de Eurowerft. Een zorgvuldige ruimtelijke en architectonische inpassing is vereist in dit waardevolle deel in het centrum van Denekamp.

Situering van het bouwwerk:

  • Rooilijn volgt de weg, de oorspronkelijke structuur of vormt een wand aan het plein.
  • Verschillende bouwdelen die aan elkaar gekoppeld zijn.
  • Bebouwing georiënteerd op de openbare ruimte, geen achterkanten naar de openbare weg.

Hoofdvormen van het bouwwerk:

  • Samengestelde massa van verschillende gekoppelde delen, ensemble.
  • Passend in het stedelijk weefsel.

Bouwhoogte

  • Maximaal drie lagen met een kap, passend in de gevelwand.

Kapvorm

  • Aan het plein een zadeldak of een afgeleide van dit daktype.
  • Aan de achterzijde van het pand en deels aan de Nordhornseweg een zadeldak, een afgeleide daarvan of een plat dak.
  • De kaprichting is haaks op de straat of evenwijdig daaraan.

Gevelaanzichten

  • Voorgevels bestaan uit één geheel maar onderscheid in boven- en onderstuk is mogelijk.
  • Voorgevel van het hoofdgebouw heeft een horizontale geleding.
  • Sprekende gevels met openingen waardoor levendig beeld aan de openbare ruimte ontstaat.

Materialisatie en detaillering

  • Gevels van baksteen, als dan niet voorzien van stuc of pleisterwerk.
  • Kozijnen van hout of andere goedgelijkende materialen.
  • Baksteenkleur rode en of gele tinten.
  • Mogelijkheid van een plint in een andere baksteenkleur.
  • Zorgvuldige detaillering dakranden, kozijnen en entrees.
  • Reclame in gevelvlak of haaks op de gevel toegestaan, mits passend bij de karakteristiek van het pand.

Deze voornoemde beeldkwaliteitseisen hebben aan de basis gelegen aan onderhavig plan, zie figuren in paragraaf 2.2. Zoals in figuur 2.7 is weergegeven worden in de nieuwbouw verschillende bouwmassa toegepast. Om hoogte accenten te creëren worden delen voorzien van schuine kap en delen plat afgedekt. Door de toepassing van verschillende materialen en kleuren gebruik ontstaat een wisselende hoofdvorm die past in de omgeving.

2.2.3 Functionele inpassing

Het plangebied ligt in het centrumgebied van Denekamp. De beoogde functie, supermarkt, past in dit gebied. Daarnaast is de beoogde functie op circa 60 meter vanaf het de nieuwe locatie aanwezig. Met dit voornemen wordt de functie binnen het centrumgebied van Denekamp verplaatst. De beoogde functies passen daarmee in de omgeving.

2.2.3.1 Verkeer en parkeren

Met de beoogde verplaatsing en de uitbreiding van het winkeloppervlak kunnen negatieve effecten ontstaan voor de aspecten verkeer en parkeren. Zo wijzigt de parkeersituatie in het gebied en zorgt de winkeluitbreiding voor een toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied. Daarom is voor de beoogde ontwikkeling een memo opgesteld waarin wordt gegaan op verkeerskundige gevolgen van het plan. Deze memo is opgenomen in bijlage 2. In het navolgende volgt een korte uiteenzetting van het verkeers- en parkeeronderzoek.

Ontsluiting

Het plangebied wordt via de bestaande wegen Nordhornsestraat en Meester Muldersstraat ontsloten. Beide zijn erftoegangswegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De snelste route om het hoofdwegennet of overige bestemmingen binnen Denekamp te bereiken, is via de Nordhornsestraat. Circa 200 meter ten noordoosten van de Eurowerft sluit de Nordhornsestraat aan op de rotonde met de Churchillstraat en Brandlichterweg.

Uit het verkeersadvies blijkt dat door de beoogde ontwikkeling een mogelijke verkeerstoename van circa 1.415 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag ontstaat. Uit het rapport blijkt dat de toename ten behoeve van de nieuwe ALDI naar verwachting niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Parkeren

Conform het gemeentelijke parkeerbeleid dient de parkeerbehoefte te worden berekend met behulp van de gemeentelijke parkeernormen (Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018, gemeente Dinkelland). De gemeentelijke parkeernorm voor een discount-supermarkt bedraagt 3,9 parkeerplaatsen per 100 m² bvo. In tabel 1 van bijlage 2 is de parkeerbehoefte van de huidige en toekomstige situatie berekend. Hiervoor is uitsluitend naar de nieuwe Aldi locatie gekeken. Hieruit volgt een totale parkeervraag voor het project van 71 parkeerplaatsen.

Dubbelgebruik parkeerplaatsen

Om te voorkomen dat er een groot parkeerterrein naast het gebouw gerealiseerd moet worden wat voor de helft van de tijd leeg is, wordt bij de berekening van de parkeerbehoefte van een project met meerdere (verschillende) functies gebruik gemaakt van aanwezigheidspercentages. Met behulp van aanwezigheidspercentages kan dit effect berekend worden. Tabel 2 van bijlage 2 toont de aanwezigheidspercentages die het gemeentelijk parkeerbeleid geeft. Dit conform de CROW-normen die hiervoor gelden.

Wanneer aanwezigheidspercentages worden toegepast kan de parkeerbehoefte per moment van de week worden berekend. Uit tabel 3 van bijlage 2 is op te maken dat, in zowel de huidige als de toekomstige situatie, de zaterdagmiddag maatgevend is. De parkeerbehoefte is dan het hoogste met 16 parkeerplaatsen in de huidige situatie en 71 parkeerplaatsen in de toekomstige situatie. Door de ontwikkeling ontstaat dus een toename in parkeerbehoefte van 55 parkeerplaatsen.

Met de ontwikkeling van de nieuwe supermarkt worden er 61 nieuwe parkeerplaatsen (zie figuur 2.6 in paragraaf 2.2.1) gerealiseerd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er voldoende extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd om in de toekomstige parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Daarbij is er vanuit gegaan met het feit dat het bestaande pand waar ALDI in gevestigd zit, dezelfde parkeerbehoefte behoud.

Laden en lossen

De nieuwe ALDI-vestiging dient bereikbaar te zijn voor vrachtwagens. Figuur 2.6 in paragraaf 2.2.1 geeft de inrichtingstekening en de locatie van de laad- en losplaats weer. De laad- en losplaats bevindt zich aan de noordoostzijde van het plangebied en is bereikbaar vanaf de Nordhornsestraat. De ingang van de laad- en losplaats is bewust aan de Nordhornsestraat gesitueerd en niet aan de parkeerplaats zijde. Hierdoor wordt voorkomen dat een manoeuvrerende vrachtwagen auto-, fiets- en voetgangersstromen van bezoekers moet kruisen. Het laden en lossen vindt inpandig plaats, hierdoor wordt geluidhinder door het laden en lossen van de vrachtwagens beperkt en ontstaan er minimale effecten op de woningen in de omgeving. Dit blijkt ook uit het uitgevoerde akoestische onderzoek, zie paragraaf 4.3 en bijlage 5.

De bevoorradende vrachtwagen komen vanaf de rotonde met de Churchillstraat en Brandlichterweg aanrijden. En dat deze dan voorbij de laad- en losplaats rijdt om deze vervolgens achteruit in te rijden. Bij de achteruitrijdende beweging houdt de chauffeur vanuit de cabine zicht op de trailer. De Nordhornsestraat is voldoende breed om de in- en uitrijdende beweging te maken.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 door de Minister vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energiestrategie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
    Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.
    In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Wind op zee heeft de voorkeur, maar ook op land zijn windmolens nodig. Door deze zoveel mogelijk te clusteren, voorkomen we versnippering over het landschap en benutten we de ruimte zo efficiënt mogelijk. Voorwaarde is steeds dat bewoners echt goed betrokken zijn en invloed hebben op het gebruik en waar dat kan, meeprofiteren in de opbrengsten.
    De aanleg van zonneparken in het landschap moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Het Rijk plaatst bij voorkeur eerst zoveel mogelijk zonnepanelen op daken en gevels. Het Rijk zet zich in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
    Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met onze internationale partners, zowel met onze directe buren als met andere landen in Europa en over de wereld, ook op defensieterrein. Ingezet wordt op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen.
    Belangrijk is wel dat de economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam, en circulair. Daarbij wordt ingezet op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat we niet langer afhankelijk zijn van eindige, fossiele bronnen.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio’s
    Er zijn vooral in steden en stedelijke regio’s nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Tegelijk willen we de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen verbeteren. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen. Daarbij hoort een uitstekende bereikbaarheid en toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap.
    Er wordt naar gestreefd dat de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid verder toeneemt. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
    Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. Dit levert ook een noodzakelijke positieve bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit.
    Bodemdaling moet worden aangepakt. Verhoging van het waterpeil is in bepaalde veenweidegebieden op termijn noodzakelijk. Met de betrokken regio's en gebruikers wordt afgesproken waar en hoe dit zorgvuldig zal gebeuren. In alle gevallen wordt ingezet op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

Uitvoering

De NOVI bevat ook een opmaat naar een Uitvoeringsagenda. Daarin wordt niet alleen inzichtelijk gemaakt welke inzet Rijk en regio nu al plegen, maar ook welke (gezamenlijke) acties de NOVI daaraan toevoegt. De Uitvoeringsagenda wordt richting de definitieve NOVI verder uitgewerkt. Daarbij worden de kansen en risico's uit de planMER betrokken.

De bedoeling is dat de NOVI zich aan nieuwe ontwikkelingen kan aanpassen, in een permanent en cyclisch proces. Het Rijk gebruikt daarvoor een goede NOVI-monitor.

Rijk, provincies en gemeenten gaan meer samenwerken als één overheid. De NOVI-aanpak is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden. Medeoverheden, burgers en bedrijven, zijn niet juridisch aan de visie in de NOVI gebonden. Om de opgaven als overheden samen aan te pakken, wordt op basis van de vastgestelde NOVI toegewerkt naar samenwerkingsafspraken.

Het is belangrijk dat de omgevingsvisies van Rijk, provincies en gemeenten waar nodig en mogelijk op elkaar aansluiten. Daarvoor moeten de bestaande Gebiedsagenda's worden uitgebouwd tot bredere Omgevingsagenda's. Die omvatten de volle breedte van het omgevingsbeleid en kunnen zich ontwikkelen tot de kern van een werkend stelsel van omgevingsbeleid. Deze Omgevingsagenda's worden met alle landsdelen gemaakt, in samenwerking tussen de overheden.

De samenloop van verschillende nationale belangen en de omvang van de opgaven maken het in sommige gebieden tot een grote uitdaging om tot passende oplossingen te komen. Er is daarvoor in deze gebieden extra inzet van Rijk en regio nodig, omdat het binnen de bestaande kaders onvoldoende lukt om tot resultaat te komen. Daarom zullen er NOVI-gebieden worden benoemd.

Open proces

De NOVI is tot stand gekomen in samenspraak met verantwoordelijke ministeries, gemeenten, provincies en waterschappen. Tevens is input gebruikt van adviesraden, kennisinstellingen, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. De dialoog met en tussen alle betrokkenen stopt niet met het verschijnen van de (ontwerp)-NOVI. Het blijft een open proces, waarvan participatie een wezenlijk onderdeel uitmaakt.

Voorliggend bestemmingsplan speelt in op het thema 'sterke en gezonde steden en regio's' uit de NOVI.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Op grond van de ladder moeten de volgende punten worden geadresseerd:

  • 1. Er moet worden nagegaan of het bij de nieuwe ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt door het bestemmingsplan, gaat om een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
  • 2. Als het gaat om een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet worden beschreven dat er daadwerkelijk voldoende vraag bestaat naar deze ontwikkeling.
  • 3. Als er voldoende vraag naar de nieuwe stedelijke ontwikkeling bestaat, moet de vraag worden beantwoord of bestaand stedelijk gebied (of bestaande bebouwing) de ruimte voor deze ontwikkeling niet kan bieden.

Voor de beoogde ontwikkeling is een ruimtelijke- economisch onderzoek opgesteld. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting. In het onderzoek is de behoefte aan de beoogde uitbreiding en verplaatsing van ALDI in beeld gebracht. Hieronder zijn de belangrijkste conclusies weergegeven.

Behoefte

De huidige winkel is te klein en voldoet niet meer aan de wensen van de moderne harddiscountconsument. Op de huidige locatie zijn geen mogelijkheden voor uitbreiding. ALDI is daarom voornemens haar winkel te verplaatsen naar de hoek van de Eurowerft met de Nordhornsestraat, op circa 50 meter van de huidige winkel. Hier kan ALDI een moderne harddiscounter realiseren. De winkel wordt uitgebreid met 351 m² wvo. Deze beperkte uitbreiding is gericht op het bieden van meer service en comfort voor de bestaande klanten.

Uit de analyse in hoofdstuk 2 van bijlage 3 blijkt dat er sprake is van zowel een kwalitatieve als kwantitatieve behoefte aan uitbreiding van ALDI. ALDI is door haar specifieke positionering in de supermarktbranche een aanvulling op het dagelijks winkelaanbod binnen het verzorgingsgebied. De consument heeft behoefte aan een zo compleet mogelijk dagelijks winkelaanbod op aanvaardbare afstand. Met de uitbreiding van ALDI blijft de detailhandelsstructuur in het verzorgingsgebied behouden en wordt verbeterd met een moderne harddiscounter. Op basis van actueel distributieplanologisch onderzoek worden geen onaanvaardbare effecten verwacht op de supermarktstructuur in het verzorgingsgebied als gevolg van uitbreiding van ALDI.

Geconcludeerd wordt dat er behoefte is aan de beoogde uitbreiding van ALDI. Met de herontwikkeling is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Wel moet de supermarkt functie op de huidige locatie worden wegbestemd. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hierin.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is de (geconsolideerde) provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel en heeft een wettelijke basis in het omgevingsrecht. In de omgevingsvisie worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur bekeken in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van onze leefomgeving. Het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel.

Relevant voor de beoogde ontwikkeling is vooral het concentratiebeleid en de eis van zorgvuldig ruimtegebruik van de provincie. De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag - zowel ondergronds als bovengronds - te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden. Vanuit het principe 'inbreiding gaat voor uitbreiding' moeten bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling eerst waar mogelijk locaties benut worden binnen gebieden die al een stedelijke functie hebben, voordat een claim mag worden gelegd op gebieden die nu nog een groene functie hebben. Voor de kernen zoals Denekamp geldt dat er voor lokale behoefte en bijzondere doelgroepen mag worden gebouwd. Deze kernen mogen ruimte bieden aan lokaal gewortelde bedrijvigheid. Onder lokaal gewortelde bedrijvigheid wordt verstaan: bedrijven die hun oorsprong óf verzorgingsgebied hebben of vinden in de gemeente of kern waar ze gevestigd zijn of zich vestigen en waar ze toegevoegde waarde bieden aan de sociaal-economische structuur en het verzorgingsniveau.

De Omgevingsvisie benoemt een ontwikkelperspectief voor de locatie. Daarnaast wordt uitgegaan van een lagenbenadering met vier lagen. Zo is er de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, een stedelijke laag en een 'lust- en leisure' laag. Deze benadering van ruimtelijke kwaliteit is een optelsom van toekomstwaarden, gebruikswaarden en belevingswaarden. De lagen worden hieronder kort beschreven, waarbij de conclusies worden samengevat en vertaald naar concrete uitgangspunten.

Generieke beleidskeuzes

Het gaat hier om algemene keuzes die bepalen of ontwikkeling nodig, dan wel mogelijk zijn. Voor onder andere voorzieningen in het stedelijk gebied hanteert de provincie de Ladder voor duurzame verstedelijking. Dit betekent dat voor ontwikkelingen eerst bestaande bebouwing of herstructurering wordt benut, voordat er uitbreiding plaatsvindt.

Ontwikkelingsperspectieven

Voor het perceel geldt het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken', hiervoor geldt dat altijd gebouwd mag worden voor de lokale behoefte. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken.

Gebiedskenmerken

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt. Hierna wordt een korte samenvatting gegeven van de in het plangebied voorkomende gebiedskenmerken volgens de lagenbenadering.

Natuurlijke laag

De locaties zijn gelegen op de dekzandvlakken en ruggen. Ontstaan na de ijstijden toen er na het verdwijnen van het ijs in grote delen van Overijssel een reliëfrijk, door de wind gevormd zandlandschap overbleef. De ambitie is om de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan door natuurlijkere watersystemen en door beplanting met 'natuurlijke soorten' en door de strekkingsrichting van het landschap meer zichtbaar te maken. Sturing kan door het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Uitgangspunt is daarbij de strekkingsrichting van het landschap.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

De percelen liggen in het oude hoevenlandschap. Het oude hoevenlandschap is ontstaan door nadat de complexen met de grote essen 'bezet' waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Kleine dekzandkopjes werden individueel ontgonnen. Dit leidde tot een landschap dat dezelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, individuele en jongere variant. De erven volgen daarbij de 'organische' vormen van het landschap.

De ambitie is om het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen.

Sturing kan door ontwikkelingen bij te laten dragen aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting; open es(je); beekdal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid.

De stedelijke laag

De percelen liggen in de stedelijke lagen 'Historische centra, binnensteden' en het informele trage netwerk'. De historische centra, binnensteden vormen de functionele en emotionele kernen van de steden en dorpen. Ruimtelijk kenmerkend zijn de compacte bebouwingsstructuur, veelal binnen (voormalige) omwalling en veel individuele karakterverschillen op korte afstand. De ambitie voor dit gebied is dat het eigen karakter wordt opgezocht en versterkt. Het patroon van straten, pleinen en andere openbare ruimten wordt in stand gehouden en waar mogelijk versterkt of hersteld.

Het informele trage netwerk is het ‘langzame’ netwerk (wandelpaden, fietspaden, ruiterpaden, vaarroutes) van de provincie, dat delen van het agrarisch cultuurlandschap en het natuurlijke laag toegankelijk en ervaarbaar maakt.

De laag van de beleving

Deze laag is niet van toepassing op de plangebieden.

Conclusie

Op basis van bovenstaande lagen benadering kan worden geconcludeerd dat onderhavige ontwikkeling past binnen de omgevingsvisie. Voor detailhandelsvoorzieningen gelden specifieke concentratie-eisen. Detailhandelsvestigingen zijn in principe alleen toegestaan in kernwinkelgebieden. Voor het behoud en versterken van de leefbaarheid in steden en dorpen is een goed functionerende detailhandelsstructuur van belang. Door detailhandel te concentreren in kernwinkelgebieden, blijven de binnensteden, historische dorpskernen en wijkwinkelcentra vitaal. Het compacter maken van kernwinkelgebieden kan bijdragen aan het tegengaan van leegstand van winkelpanden in belangrijke routestructuren in steden en dorpen. Door voorzieningen in steden en dorpen zoveel mogelijk te concentreren in kernwinkelgebieden wordt niet alleen de dynamiek van deze gebieden vergroot, maar ook de bereikbaarheid van de voorzieningen geborgd.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie door te laten werken is de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt niet meer geregeld dan nodig is voor het belang zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie dus niet in nieuw beleid.

De uitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen in de Omgevingsvisie Overijssel. De volgende regels zijn op het bestemmingsplan van toepassing:

  • Sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit (Titel 2.1):
  • Detailhandel (titel 2.4):

Sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit

Artikel 2.1.2 Principe van concentratie:

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen voor lokaal gewortelde bedrijvigheid en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen.

Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

Detailhandel

Artikel 2.4.2 kernwinkelgebied

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in nieuwe detailhandelsvestigingen binnen of direct aansluitend aan bestaande kernwinkelgebieden.

Toetsing Omgevingsverordening Overijssel

Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening. Zoals blijkt uit paragraaf 3.3.2 ligt het plangebied in het kernwinkelgebied van Denekamp. In paragraaf 3.1.2 en in bijlage 3 is de ontwikkeling getoetst aan de ladder van duurzame verstedelijking, hieruit blijkt dat de ontwikkeling voorziet in een behoefte. Daarnaast voorziet het plan in een stedelijk ontwikkeling die geen ruimtebeslag legt op de groene omgeving, aangezien het gaat om een herontwikkelingslocatie in het kernwinkelgebied van Denekamp.

Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Dinkelland

De gemeenteraad van de gemeente Dinkelland heeft op 31 maart 2021 'MijnOmgevingsvisie Dinkelland' vastgesteld. Deze visie gaat over de toekomst van de leefomgeving van de gemeente Dinkelland, waarbij wordt ingegaan op diverse thema's (o.a. leefbaarheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid). De visie geeft aan hoe de gemeente Dinkelland en samenleving willen sturen. Wat moet er behouden worden, wat moet er versterkt worden en wat moet er worden ontwikkeld.

De omgevingsvisie 'MijnOmgevingsvisie Dinkelland' gaat uit van vier kernprincipes. Dit zijn manieren van werken: werkwijzen die altijd gelden. De vier principes zijn:

  • We doen het samen;
  • We geven het goed voorbeeld;
  • We wentelen niet af op volgende generaties;
  • We combineren zoveel mogelijk functies, zodat de beschikbare ruimte optimaal wordt gebruikt.

De gemeente wil kernen waar het lekker wonen is. Waar bedrijvigheid is en waar mensen werk kunnen vinden. Maar vooral ook kernen waar ruimte is om elkaar te ontmoeten en om samen te komen. Het versterken van de leefbaarheid van de kernen wordt door inwoners en gemeente al langer samen opgepakt. Dit willen de gemeente voortzetten aan de hand van vier speerpunten:

  • voldoende voorzieningen;
  • aantrekkelijk wonen;
  • ruimte voor ondernemen;
  • leefbare openbare ruimte.

Met onderhavig plan sluit aan op speerpunt 'voldoende voorzieningen' en 'ruimte voor ondernemen'. Met dit plan wordt ruimte geboden voor een bestaande winkel voorziening in het kernwinkelgebied van Denekamp. De nieuwe supermarkt wordt gerealiseerd op een braakliggend terrein in het winkelgebied, daarmee komt deze ontwikkeling ten goede aan het afronden van de kern. Met de verplaatsing, komt op de bestaande locatie ruimte voor een nieuwe functie en dus een nieuwe 'ruimte voor ondernemen'.

3.3.2 Detailhandelsstructuurvisie

De "Detailhandelsvisie" vormt de basis voor het gemeentelijk detailhandelsbeleid. In dit kader relevante onderdelen uit deze visie worden hierna –samengevat- behandeld.

Eén van de trends in de detailhandel is schaalvergroting in omvang, in de supermarktbranche is dit duidelijk zichtbaar. Om aan de toenemende wensen van consumenten te kunnen voldoen (ruim assortiment, gemak, comfort) hebben supermarkten een steeds groter oppervlak nodig. Supermarkten worden dan ook gemiddeld steeds groter. Het aantal kleinschalige supermarkten (<800 m2 WVO) is de afgelopen jaren fors afgenomen. Het aantal supermarkten met een omvang groter dan 1.200 m2 WVO is juist gegroeid.

De ambitie van de gemeente Dinkelland is het streven naar een duurzame winkelstructuur. Om dit te realiseren is het gewenst in te zetten op versterking van het aanbod in het centrum van Denekamp. Het belangrijkste bezoekdoel van het centrum van Denekamp blijft het doen van frequente aankopen (boodschappen). Voorwaarde voor het behoud van deze positie is de aanwezigheid van een gevarieerd en concurrerend supermarktaanbod. Met het uitbreiden van het supermarktaanbod in Denekamp door schaalvergroting van de bestaande supermarkten, is er geen aanleiding voor verdere uitbreiding van het aanbod.

In de functioneel-ruimtelijke visie op Denekamp wordt aangegeven dat Denekamp een ruim aanbod heeft in onder meer de supermarktbranche. Het centrum van Denekamp dient haar functie als compleet dorpshart voor hoofdzakelijk frequente aankopen te behouden. Een modern supermarktaanbod vormt hiervoor de basis. Uitbreiding van de supermarkten in het centrum is noodzakelijk, omdat het behoud van een sterk (concurrerend) supermarktaanbod cruciaal is voor het behoud van een compleet dorpscentrum

De verplaatsing van de Aldi naar de beoogde locatie op de kop van de Eurowerft, sluit aan bij het bepaalde in de detailhandelsvisie. Op de huidige locatie zit de Aldi 'op slot' en zijn er geen mogelijkheden om het winkelvloeroppervlak uit te breiden. Om tegemoet te kunnen komen aan de wensen van de consument en om mee te kunnen gaan in overlevingstrend van schaalvergroting, is verplaatsing van de Aldi dan ook noodzakelijk. Door de supermarkt te verplaatsen naar de kop van de Eurowerft, deze locatie maakt onderdeel uit van het kernwinkelgebied, is verzekerd dat een sterk (en concurrerend) supermarktaanbod ook op de lange termijn behouden blijft voor Denekamp.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Met betrekking tot gebiedsbescherming is de ligging van de aangewezen Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) van belang. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Dinkelland) ligt op circa 2 kilometer, op circa 4.1 kilometer van het stikstofgevoelige Natura 2000-gebied ‘Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek’ en op circa 4,7 kilometer van het stikstofgevoelige Natura 2000-gebied ‘Landgoederen Oldenzaal’ Het dichtstbijzijnde gedeelte van het natuurnetwerk bevindt zich op ongeveer 675 meter ten oosten van het plangebied.

De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en kleine omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

Natura 2000-gebieden: impact stikstofdepositie

Het plangebied ligt buiten beschermde Natura 2000-gebieden. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied bedraagt 2 km. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. De supermarkt wordt gasloos opgeleverd waardoor deze in de gebruiksfase geen invloed hebben op de Natura 2000-gebieden. Wel ontstaat er een toename in verkeersbewegingen van en naar het gebied wat zou kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving.

Ook de realisatie van de beoogde ontwikkeling zouden kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving. Met het programma AERIUS Calculator is een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. De berekening is opgenomen in de bijlage 4.

Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat tijdens aanlegfase en gebruikfase geen negatieve effecten op deze gebieden ontstaan.Daarop hoeft voor dit project op dit punt geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd.

Soortenbescherming

Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

Zoals beschreven in paragraaf 2.1 zijn de laatste gebouwen binnen het plangebied reeds gesloopt en is het gebied een braakliggend terrein. Op dit braakliggende terrein staan geen grote bomen en/of groenstructuren en tot aan de start van de bouw wordt het gebied regelmatig gemaaid. Het is daarom aannemelijk dat binnen het plangebied dat hier geen beschermde soorten groeien of leven.

4.2 Milieuzonering

Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en bedrijvigheid te kunnen maken, wordt in het algemeen gebruik gemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden en milieunormen die gehanteerd worden voor gevoelige functies.

De VNG-publicatie hanteert twee soorten omgevingstype. Een rustige woonwijk/rustig buitengebied en gemengd gebied, voor beide omgevingstype gelden andere richtafstanden en/of normen.

In dit geval ligt het plangebied in het centrumgebied van Denekamp. In de directe omgeving van het plangebied komen verschillende bedrijven, winkels en woningen voor. Daarom kan dit deel van de buurt als 'gemengd gebied' worden gekenmerkt.

Onderhavig plan betreft alleen de realisatie van niet-hindergevoelige functie (supermarkt). Hinder vanuit de omgeving op het plangebied is daarom niet aan de orde.

De nieuwe supermarkt heeft mogelijk wel een negatief effect op het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen. Een supermarkt valt op basis van de VNG-publicatie in categorie 1 met een grootste afstand van 10 meter. Omdat sprake is van 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden van 10 meter van de VNG-publicatie voor een supermarkt, worden verlaagd naar de aanbevolen afstand van 0 meter tussen de supermarkt en gevoelig object. Dit betekent dat er voor de detailhandelsfuncties geen rekening hoeft te worden gehouden met hindercontouren. Om de hinder op de omgeving te beperken, vindt het laden het lossen inpandig plaats, zie ook paragraaf 2.2.3.1. Realisatie van de plannen wordt dus niet belemmerd door hindercontouren voor de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is zekerheidshalve een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 5 en wordt uitgebreid beschreven in de volgende paragraaf 4.3.

4.3 Geluid

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen.

Wegverkeerslawaai

Het plangebied is gelegen binnen een 30 km/uur zone. Dat betekent dat akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder niet noodzakelijk is. Daarnaast voorziet onderhavige ontwikkeling alleen in de realisatie van een nieuwe supermarkt. Een supermarkt wordt in de Wet geluidhinder niet gezien als geluidgevoelig object. Een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is daarom niet noodzakelijk.

Ook is geen nader akoestisch onderzoek benodigd om te bepalen of er sprake is van een hogere geluidbelasting op naburige bestaande woningen. Onderhavig plangebied sluit aan op de Meester Muldersstraat/Eurowerft en de Nordhornsestraat. Gezien de hoge verkeersintensiteiten die zich reeds op deze weg bevinden, hoeft niet te worden verwacht dat door onderhavig plan de geluidsbelasting op woningen gelegen aan deze weg significant toeneemt.

Inrichtingslawaai

Voor de realisatie van de supermarkt is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidshinder op de omliggende woningen. In dit onderzoek is onderzocht wat de effecten zijn op de omgeving door de supermarkt door bijvoorbeeld het aanrijden van vrachtwagens, het laden en lossen en het parkeerterrein. Dit onderzoek wordt opgenomen in bijlage 5.

De gemeente Dinkelland heeft gebiedsgericht geluidbeleid vastgesteld. Op basis van dit beleid is de locatie gelegen in gebied dat wordt getypeerd als “Centrum”. Dit betekent dat voor alle relevante woningen in de omgeving van de supermarkt een ambitiewaarde 50 dB(A) geldt en een bovengrens van 55 dB(A) voor industrielawaai. Dit zijn etmaalwaarden, die zijn te vertalen als 50/45/40, respectievelijk 55/50/45 dB(A) voor de dag-/avond-/nachtperiode.

Langtijdgemiddeld

Uit dit onderzoek blijkt dat de de VNG-richtwaarde van 45 en 40 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in respectievelijk de avond- en nachtperiode niet wordt overschreden. De berekende niveaus zijn vanuit de VNG-systematiek daarmee aanvaardbaar voor de avond- en nachtperiode.

In de dagperiode wordt de VNG- richtwaarde 50 dB(A) overschreden door bezoekersverkeer ter plaatse van de woningen Nordhornsestraat 14. Voor de woning Nordhornsestraat 14 geldt dat het geluid vanwege het parkeerterrein in de dagperiode kan worden afgeschermd door op de erfgrens een scherm te plaatsen. In figuur 7.1 van bijlage 5 is de mogelijke situering weergegeven van een scherm met een hoogte van 1,8 m.

Maximale geluidniveaus

Voor wat betreft de maximale geluidniveaus geldt dat ter plaatse van de woningen aan de achterzijde (Van der Heijdenstraat) er wordt voldaan aan de richtwaarden van 70 dB(A) in de dagperiode en 65 dB(A) in de avondperiode.

Overschrijdingen van de richtwaarden zijn er voor de woningen aan de Nordhornsestraat. Bij de woningen aan de overzijde van de Nordhornsestraat wordt dit met name veroorzaakt door het wegrijden van vrachtwagens en/of laad-/losactviteiten (waaronder het wegrijden van vrachtwagens).

Behalve een beheersmaatregel om zo rustig mogelijk te werken en weg te rijden zijn er geen geluidreducerende maatregelen mogelijk.

In het kader van de toetsing aan het Activiteitenbesluit kunnen maximale geluidniveaus vanwege laad-/losactiviteiten in de dagperiode buiten beschouwing worden gelaten. In de ruimtelijke beoordeling kan daarbij worden aangesloten. De maximale geluidniveaus vanwege passerend wegverkeer zullen daarnaast ook nog gelijk of hoger zijn omdat het passerend wegverkeer op dezelfde afstand de woningen passeert als het (vracht)verkeer van en naar de supermarkt. De maximale geluidniveaus vanwege passerend wegverkeer zullen daarnaast ook nog gelijk of hoger zijn.

Voor de woning Nordhornsestraat 14 zijn de maximale geluidniveaus vanwege het dichtslaan van portieren maatgevend. De overschrijding van de richt-/grenswaarde kan in de dagperiode teniet worden gedaan door het scherm te plaatsen volgens figuur 7.1 van bijlage 5. In de avondperiode is dit niet mogelijk vanwege de beoordelingshoogte van ho = +5,0 m (en er dan een heel hoog scherm moet worden geplaatst). Door de parkeerplaatsen grenzend aan deze woning in de avondperiode niet te gebruik, kan worden voldaan aan de maximale geluidniveaus in de avond.

Conclusie

Het realiseren van de nieuw Aldi Denekamp is akoestisch gezien inpasbaar. Door op de erfgrens met de woning Nordhornsestraat een geluidafscherming te plaatsen, kan de mogelijk hinder worden beperkt. Het dichtslaan van portieren blijft in de avondperiode een overschrijding geven van de richt- en grenswaarden, Door deze parkeerplaatsen in de avonden niet te gebruiken kan aan de grenswaarden worden voldaan.

4.4 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure geworden door de verankering in het Besluit ruimtelijke ordening. Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Vechtstromen.

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Waterbeheerplan 2016-2021

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe 'eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren' is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe 'eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren' een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De watertoets is in bijlage 6 opgenomen. Voor de ontwikkelingen dient de normale watertoetsprocedure te worden doorlopen. Dit betekent dat er over dit plan nader overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de planprocedure. Het bestemmingsplan wordt daarom in het kader van vooroverleg aan het waterschap voorgelegd.

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is meer dan 1.500 m². Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel (hemelwater via infiltratie en/of verbeterd gescheiden stelsel).

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Uitwerking

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Daarom is voor de beoogde ontwikkeling een Oriënterend afkoppeladvies opgesteld (bijlage 7). In dit onderzoek is zijn adviezen opgesteld voor een structureel goed functioneren van de grondwaterhuishouding voor de toekomstige bestemming op de planlocatie. Daarbij zijn de mogelijkheden voor de berging en infiltratie van neerslag in de ondiepe bodem beoordeeld.

Aanleghoogte

Aangezien de vloer zonder kruipruimte wordt gebouwd volstaat een ontwateringsniveau van 0,50 m maaiveld. Voor het laaddock wordt geadviseerd om zekerheidshalve onder de diepste zone een drain aan te brengen in een goed waterdoorlatende zandsleuf. en deze aan weerszijden van het dock met een controleput toegankelijk te maken aan het maaiveld. Met deze werkwijze kan dan bij incidenteel ongewenst hoge grondwaterstanden middels bijvoorbeeld een klokpomp de grondwaterstand onder het dock in voldoende mate worden verlaagd.

In alle gevallen is het belangrijk dat de winkelvloer ten opzichte van het parkeerterrein iets verhoogd wordt aangelegd. Bij een extreme neerslagsituatie zal dit door de verhoogde aanleg van de winkelvloer regelwater niet direct de winkel instromen.

Hemelwater

Uit het onderzoek blijkt dat het mogelijk is om het hemelwater dat op eigen terrein valt ook op eigen terrein te bergen en te infiltreren. Zowel ondergrondse als oppervlakkige varianten zijn mogelijk. In de rapportage is uitgegaan van een infiltrerend bergingssysteem met een overstort op het omliggende HWA-systeem. In het onderzoek worden een zevental mogelijkheden beschreven.

Het af te koppelen dakoppervlak van het supermarktcomplex en de verhardingen is aangegeven op 4.713 m2. Bij een maatgevende bui van 20 mm zal voor het dakoppervlak en verhardingsareaal een bergingscapaciteit moeten worden gerealiseerd van 4.713 x 0,02 = 95 m3. In onderstaand figuur en in bijlage 10 van bijlage 7 is een principe schets van de ondergrondse waterberging weergegeven.

Hiermee voldoet het bergings- en infiltratiemedium aan de eisen van de gemeente Dinkelland en het waterschap Vechtstromen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0013.png"

4.5 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken. Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn vaak het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Projecten die in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • 1. woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen;
  • 2. kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen;
  • 3. projecten die minderen dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bedragen. Dit komt overeen met 1,2 µ/m3.

Ter plaatse van het plangebied geldt volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland in de periode van 2020 tot 2030 (10 jaar na het beoogde vaststellingsjaar van het bestemmingsplan) in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde PM10-concentratie van minder dan 15 µg/m3. De gemiddelde NO2-concentratie bedraagt minder dan 10 µg/m3. De waarden liggen verreweg onder de grenswaarden en zijn veel lager dan het Nederlands gemiddelde. De luchtkwaliteit in Denekamp ter plaatse van het plangebied is dan ook goed te noemen

Met dit plan wordt een nieuwe supermarkt mogelijk gemaakt. Dit blijft ruim onder de grenswaarde van 100.000 m² bvo. Met dit bestemmingsplan wordt een bestaande supermarkt locatie wegbestemd. Juridisch-planologisch wordt dus geen nieuwe supermarkt mogelijk gemaakt, maar een supermarktlocatie verplaatst. Op de huidige locatie is wel detailhandel mogelijk. Het aantal verkeersbewegingen ten behoeve van de supermarkt zal hierdoor toenemen met circa 1.415 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag. Middels de NIBM-tool is berekend of de toename niet in betekenende mate is.

Tabel 4.1 NIBM-tool

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0014.png"

Uit de NIBM-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 1,13 µg/m³ en van fijn stof van 0,23 µg/m³ (zie tabel 4.1). De fijn stof toename blijft onder de 1,2 µg/m³, de grens van 1,2 voor N02 wordt ook niet overschreden. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

Op grond van de Erfgoedwet, het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (artikel 3.6.1 lid 1) en het beleid van de gemeente dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische en cultuurhistorische waarden. I

Archeologie

De gemeenteraad is verplicht bij de vaststelling van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

In 2011 heeft voor het plangebied een archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek betrof een bureauonderzoek, Inventariserend Veldonderzoek en karterend booronderzoek. Dit onderzoek is destijds ook besproken met de regionaal archeoloog. Deze onderzoeken zijn onderdeel van het geldende bestemmingsplan 'Eurowerft - Noord' en als bijlage 8 en 9 opgenomen.

Op basis van deze onderzoeken kan worden concluderend dat er geen archeologische waarden verwacht hoeven te worden. Met de uitgevoerde archeologische onderzoeken zijn voor het plangebied de archeologische waarden voldoende in beeld gebracht. Het aspect ‘archeologie;’ vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Er bevinden zich binnen het plangebied of in de nabijheid geen cultuurhistorisch waardevolle elementen. Onderhavig plan zal dus geen cultuurhistorische waarden schaden.

4.7 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Dat geldt in het bijzonder voor gevoelige functies als wonen. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

De beoogde ontwikkeling vinden plaats op gronden die tot op heden deels bebouwd waren. Ook zijn er gronden in het verleden gesaneerd. Daarom is voor het plangebied een bodem onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 10. Dit onderzoek is voorgelegd aan de omgevingsdienst Twente. Uit het uitgevoerde onderzoek en de beoordeling daarvan blijkt dat er geen bezwaar is tegen de voorgenomen herontwikkeling, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik.

Het aspect ‘bodem’ vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Er is een inventarisatie uitgevoerd met als doel externe risico’s ten opzichte van het plangebied in kaart te brengen. De inventarisatie betreft een quickscan op basis van de website www.risicokaart.nl, tevens is een KLIC-melding gedaan.

Zoals in figuur 4.1 wordt weergegeven zijn in de omgeving geen risicovolle inrichtingena anwezig waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.DENBPALDIEUROWERFT-VG01_0015.png"

Figuur 4.1 Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)

Wat niet blijkt uit de risicokaart, is dat ten noorden grenzend aan het plangebied een vuurwerkopslag is gesitueerd. Om een dergelijke functie zijn veiligheidscontouren gelegen. Regels ten aanzien van vuurwerkopslag zijn vastgelegd in het Vuurwerkbesluit (2012).

Een supermarkt wordt gezien als kwetsbaar object. Doordat het plangebied grenst aan deze vuurwerkopslag ligt het in het werkingsgebied (9 meter). Uit de bouwtekening behorend bij de milieuvergunning blijkt dat de deur van de vuurwerkopslag inpandig is. De deuropening komt uit in het magazijn. Uit dezelfde bouwtekening blijkt, dat de wand van het magazijn bestaat uit een dubbelsteens muur met spouw. In het algemeen geldt voor bakstenen wanden dat bij een dikte van 100 millimeter er al sprake is van een brandwerendheid van 90 minuten, waardoor deze voldoet aan de gestelde eisen.

Op grond van de vorenstaande informatie mag worden geconcludeerd dat de aanwezigheid van de vuurwerkopslag zoals blijkt uit het milieudossier, geen belemmering betekent voor de realisatie van de voorliggende plannen.

In het Vuurwerkbesluit is bepaald dat bij de opslag van minder dan 10.000 kg consumentenvuurwerk (daar is hier volgens de vergunning sprake van) rekening gehouden moet worden met een veiligheidsafstand van 8 meter en geen (beperkt) kwetsbare objecten gebouwd mogen worden binnen het vrijwaringsgebied. De nieuwe supermarkt komt buiten het vrijwaringsgebied en de veiligheidsafstand van 8 meter. Binnen de veiligheidsafstand worden enkel parkeerplaatsen gerealiseerd en dat zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten.

Het aspect 'externe veiligheid’ vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

4.9 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteits- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdkabels of -leidingen. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

4.10 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie een supermarkt met een oppervlak van 1.803 m2 bvo. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Daarom is voor de beoogde ontwikkeling een vormvrije m.e.r- beoordeling opgesteld.

Deze notie is opgenomen in bijlage 11. Op basis van deze notitie neemt het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbeslissing waarin wordt aangegeven of een volledige m.e.r.-procedure doorlopen dient te worden.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

5.2 Opzet

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

5.3.1 Enkelbestemmingen

Artikel 3 Centrum

Deze bestemming is op het grootste deel van het plangebied gelegd. Binnen de bestemming zijn diverse functies mogelijk, naast detailhandel ook kleinschalige bedrijvigheid, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke doeleinden. Dit maakt enige uitwisseling tussen functies mogelijk zonder dat het bestemmingsplan direct dient te worden herzien. In een centrumgebied is dit wenselijk.

De supermarkt is toegestaan op de nieuwe locatie ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' binnen deze aanduiding is een supermarkt met een maximaal oppervlak van 1.803 m² bvo toegestaan . Op de voormalige locatie van de supermarkt is deze aanduiding niet meer opgenomen.

Binnen deze bestemming zijn gebouwen uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak. De bouwmaten zijn op de verbeelding en in de planregels afgestemd op de geldende regels (voormalige locatie supermarkt) en op de voorgenomen nieuwbouw.

Artikel 4 Verkeer

Deze bestemming is gelegd op het beoogde openbare gebied, de parkeervoorzieningen en de ontsluitingswegen.

5.3.2 Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.

5.3.3 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel is aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan kan worden aangetoond door het doorlopen van de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure.

Vervolgens wordt voor de start van de wettelijke procedure op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) doorlopen.

Hierbij is een ieder gedurende zes weken in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over het ontwerp-bestemmingsplan. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.

Het besluit tot vaststelling wordt samen met het bestemmingsplan ter inzage gelegd, waarbij voor belanghebbenden beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een ruimtelijk plan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het bestemmingsplan 'Denekamp, Aldi Eurowerft' is een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
  • het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
  • het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.

Voorliggend plan betreft een bedrijfsmatig initiatief. De kosten van dit plan komen voor rekening van de initiatiefnemer. Voor zover de gemeente kosten maakt, zullen deze kosten door leges worden gedekt. Bovendien zijn afspraken over kostenverhaal vastgelegd in een anterieure overeenkomst. Verder wordt met de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten. Hiermee komen eventuele planschadeclaims voor rekening van de initiatiefnemer.

Omdat het verhaal van exploitatiekosten en planschade is verzekerd door gesloten anterieure overeenkomsten met de initiatiefnemer, is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.

Het plan wordt als economisch uitvoerbaar beschouwd.