Plan: | Buitengebied 2010, wijzigingsplan Wittebergweg 25 Nutter |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1774.BUIWPWITTEBERGWG25-0401 |
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
Bureau Eelerwoude heeft in het kader van dit wijzigingsplan een quickscan natuurtoets uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting.
Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura 2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ's). Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Het plangebied is gelegen in de nabijheid van Natura 2000-gebied 'Springendal en Dal van de Mosbeek'. Op grond van de quickscan worden geen effecten op beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebied en/of Ecologische Hoofdstructuur) verwacht. Door de kleinschaligheid van het voornemen en de functieverandering (van agrarisch naar wonen) worden geen negatieve effecten verwacht op het nabijgelegen Natura 2000-gebied of aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. Een toetsing in het kader van deze natuurwetgeving wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Afbeelding 6.1 Plangebied in relatie tot Natura 2000-gebied 'Springendal en Dal van de Mosbeek' (bron: provincie Overijssel)
Het plangebied zelf maakt geen deel uit van een gebied dat is aangewezen als EHS. De percelen direct rondom het plangebied liggen wel binnen de 'concreet begrensde Ecologische hoofdstructuur'.
In afbeelding 6.2 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de EHS weergegeven.
Afbeelding 6.2 Ligging plangebied t.o.v. (bron: provincie Overijssel)
Gesteld kan worden dat het voorgenomen plan geen significant negatieve effecten oplevert voor de EHS gebieden. Gelet op de aard en locatie van het voorgenomen plan, is er geen sprake van een significant effect op de instandhoudingsdoelen van de aanwezige EHS.
Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Beschermde soorten aanwezig
Geconcludeerd wordt dat het plangebied een geschikt leefgebied vormt voor een aantal beschermde diersoorten in het kader van de Flora- en faunawet. Deels gaat het hier om algemene tabel 1-soorten en deels om strikter beschermde soorten zoals vogels en andere strikter beschermde soorten.
Algemene beschermde soorten
Met de voorgenomen ruimtelijke ingrepen gaat voor tabel 1-soorten weliswaar leefgebied verloren, maar van negatieve effecten op populaties is geen sprake. Wel kunnen op individueel niveau (tijdelijk) negatieve effecten optreden, bijvoorbeeld door verlies aan leefgebied. Deze licht beschermde soorten behoren tot de categorie 'niet ontheffingsplichtig bij ruimtelijke ingrepen'. Wel geldt ook voor deze soorten de algemene zorgplicht. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten niet aan de orde.
Conclusie
Er wordt niet verwacht dat negatieve effecten zullen optreden door de voorgenomen ontwikkelingen op aanwezige beschermde gebieden en (te verwachten) beschermde soorten. Hiermee kunnen de plannen doorgang vinden in het kader van de Flora- en faunawet.
Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en Faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.
Op grond van artikel 2, lid 1 neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving. In artikel 2, lid 2 is bepaald dat de zorg, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken). De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.