In deze regels wordt verstaan onder:
1.1. plan:
het bestemmingsplan ‘Buitengebied, Rotmanweg 2 te Lattrop-Breklenkamp’
met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIWPROTMANSWEG2-VG01 van de gemeente Dinkelland;
1.2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de
daarbij behorende bijlagen;
1.3. aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch, of hiermee
gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis
wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende
mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4. aan- en uitbouw:
een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk
ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uit
maakt van dat (hoofd)gebouw);
1.5. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van
het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7. agrarisch aanverwant bedrijf:
een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de
werkzaamheden in hoofdzaak bestaan in de vorm van het houden van
dieren en/of het telen en bewerken van gewassen, al dan niet in combinatie
met het verlenen van diensten aan derden, zoals een gebruiksgerichte
paardenhouderij;
1.8. agrarisch bedrijf:
een bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, dat is gericht op het
voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of
het houden van dieren;
1.9. archeologische waarden:
waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en
wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke
aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.10. bassin:
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van
agrarische en glastuinbouwactiviteiten;
1.11. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12. bedrijf:
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, verhandelen,
installeren en/of herstellen van goederen;
1.13. bedrijfsgebouw:
een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van
een bedrijf;
1.14. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt
gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een
kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en
administratieruimten en dergelijke;
1.15. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld
voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de
bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is en waarin
eveneens familieleden tot de 2e graad woonachtig mogen zijn, die niet
werkzaam zijn op het bijbehorende bedrijf;
1.16. beheergebouw:
een gebouw, dat dient voor het beheer en onderhoud van een gebied;
1.17. bestaand:
ten aanzien van de vóór 1998 aanwezige bouwwerken, de na 1998 bij of
krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken, en de werken, geen
bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik
bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.18. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20. bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan
en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen
(hoofd)gebouw;
1.21. boomteelt:
de teelt van boomkwekerijgewassen;
1.22. boomteeltbedrijf:
een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het
telen van bomen, struiken, (tuin)planten en aanverwante gewassen;
1.23. bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de
instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe
bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap,
milieu en recreatie;
1.24. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
en het vergroten van een bouwwerk;
1.25. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.26. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.28. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, zijn toegelaten;
1.29. bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met
de aarde is verbonden;
1.30. containerteelt:
het niet in de volle grond telen van gewassen, oftewel een nietgrondgebonden
teelt;
1.31. cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn
en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
1.32. cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing,
elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de
beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de
geschiedenis;
1.33. dagrecreatie
vorm van recreatie waarbij het ruimtegebruik een kortstondig karakter heeft
en gericht is op de beleving van en/of kennismaking met natuur, landschap
en cultuur van het platteland, wandelend, per fiets, of te paard dan wel
geconcentreerd is ter plaatse van een attractie;
1.34. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die
goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35. Natuurnetwerk Nederland:
een samenhangend netwerk van natuur- en landbouwgebieden met
bestaande en potentiële natuurwaarden van (inter)nationaal belang met als
doel de veiligstelling van soorten en ecosystemen;
1.36. erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van
voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder
begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.37. evenement:
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke
festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd,
optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie
bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de
Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet
openbare manifestaties, voorzover de activiteiten een aaneengesloten
periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;
1.38. extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is
aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is
toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een
vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen
medegebruik;
1.39. fruitteelt:
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
1.40. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.41. gebruiksgerichte paardenhouderij:
een agrarisch aanverwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het
africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van
paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in
combinatie met elkaar;
1.42. geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een
spoorweg;
1.43. geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige
gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit
Geluidhinder;
1.44. geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een
gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.45. geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein
van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.46. gemengd agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waar twee verschillende vormen van landbouw worden
uitgeoefend, te weten een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een
niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, waarbij de omvang van de
bedrijfsvloeroppervlakte voor de beide bedrijfsvoeringen afzonderlijk ten
minste 250 m² bedraagt;
1.47. geomorfologische waarden:
de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het
aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan;
1.48. glastuinbouwbedrijf:
een in hoofdzaak niet-grondgebonden bedrijf dat is gericht op het telen van
gewassen, waarbij de productie in kassen plaatsvindt;
1.49. groepsaccommodatie:
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele
kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en
gebezigd door groepen als kort verblijf;
1.50. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij het gebruik van agrarische gronden
noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, op de wijze van een
melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds
tuinbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische
bedrijven waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die
krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten
aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee
gelijk te stellen agrarische bedrijven;
1.51. hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de
voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld
op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.52. hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een
perceel en, indien meer panden op het perceel aanwezig zijn, gelet op die
bestemming het belangrijkste is;
1.53. horecabedrijf en/of -instelling:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter
plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt,
één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met
uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.54. houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op
gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor
daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel
2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk
worden van dit bestemmingsplan;
1.55. huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen
die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde
voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.56. intensief kwekerijbedrijf:
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische
bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een
paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een viskwekerij,
een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar
de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met (nagenoeg) geen
gebruik van daglicht;
1.57. intensief veehouderijbedrijf:
een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met een niet-grondgebonden
agrarische bedrijfsvoering met ten minste 250 m² bedrijfsvloeroppervlak dat
wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen
melkrundvee (1), schapen, paarden, of dieren 'biologisch' (2) worden
gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak
ten behoeve van natuurbeheer.
NB (1) Melkrundvee: melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat
overwegend wordt gehouden voor de melkproductie, met inbegrip van
dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden
gemest dan wel zijn drooggezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee
onder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met
melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het
voortbrengen en zogen van kalveren.
NB (2) Het betreft dieren die worden gehouden overeenkomstig de regels
die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld
ten aanzien van de biologische productiemethoden;
1.58. kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan,
dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is
bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief
nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een
bouwvergunning is vereist;
1.59. kap:
een dak met een zekere helling;
1.60. kas:
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee
vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of
grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot
het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten;
1.61. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van
bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van
handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, waarvan de omvang van
de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de
woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is;
1.62. kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen
een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle
inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.63. landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de
aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied
(bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de landschapsen
beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan, zoals opgenomen in
bijlage 9 van de toelichting, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.64. logiesverstrekkend bedrijf:
een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de drie
logieswooneenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf; naast het
verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf
en maaltijdbereiding;
1.65. maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, culturele, sociaal-maatschappelijke, medische, sociaal-medische,
religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten
behoeve van opvang van mensen en dieren én voorzieningen ten behoeve
van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en
ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.66. manege-activiteiten:
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het
bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en
pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van
wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
1.67. mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke,
psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch
verband;
1.68. mest- en/of organische (bij)productvergisting:
het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht)
afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas
vrijkomt;
1.69. natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische,
bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de
afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de
Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het
toetsingskader zijn);
1.70. niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een intensief
veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf;
1.71. normaal agrarisch gebruik:
het regulier gebruik dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is
voor het agrarisch gebruik van de gronden;
1.72. normaal onderhoud:
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor
een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot
de betreffende bestemming behoren;
1.73. ondergeschikte horeca:
een lichte vorm van horeca, in de vorm van het verstrekken van dranken en
kleine versnaperingen, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de
functie waarbij de horeca wordt uitgeoefend;
1.74. ondergeschikte tweede tak:
een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een
agrarisch bedrijf, zoals een intensieve tak veehouderij of een bedrijfseigen
mestvergisting;
1.75. overige opgaande teeltvormen:
sierteelt, fruitteelt, en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van
opgaande teelt van meerjarige gewassen;
1.76. overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder
wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.77. parkeren:
een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is
voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen;
1.78. peil:
- indien op het land wordt gebouwd:
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien over of in het water wordt gebouwd:
- het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.79. productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld,
gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de
detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie en waarvoor
geen winkelruimtes worden ingericht;
1.80. productiegerichte paardenhouderij:
een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het
voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden,
waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van
paarden plaatsvindt;
1.81. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor
of met een ander tegen vergoeding;
1.82. prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of
gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van
prostitutie;
1.83. risicogevoelig bouwwerk cq. object:
een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het
regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de
dag;
1.84. risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen
een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand
moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van
kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.85. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of
in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder
een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon,
een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een
parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie
met elkaar;
1.86. sierteelt:
de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;
1.87. silo:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslagdoeleinden;
1.88. stallen
in een garage of andere bewaarplaats zetten;
1.89. trekkershut:
een gebouw met een eenvoudige constructie (zonder sanitaire
voorzieningen) en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig
recreatief nachtverblijf voor passanten;
1.90. tunnelkas:
elke constructie van hout, metaal of enig ander materiaal, welke met plastic
of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als
teeltondersteuning voor bedekte teelten;
1.91. veldschuur:
een vrij in het open veld staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor
het stallen of het melken van vee, dan wel de opslag van agrarische
producten of agrarische werktuigen;
1.92. voertuig
vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren;
1.93. vollegronds tuinbouwbedrijf:
een bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van
tuinbouwgewassen in de volle grond;
1.94. voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw
betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de
ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw,
als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.95. voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de
geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan
worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.96. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden;
1.97. woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar
en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat
qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.98. zorgfunctie:
een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe
relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de
agrarische bedrijfsactiviteiten, in dié zin dat de personen al dan niet
behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.