Type plan: projectbesluit
Naam van het plan: Vasserweg 29 Nutter
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1774.BUIPBVASSERWEG29-0401

2.2 Provinciaal beleid

In de ‘Omgevingsvisie Overijssel’ zijn de beleidskaders aangegeven voor de ruimtelijke ontwikkeling in Overijssel voor de komende jaren. Deze omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel en is in september 2009 in werking getreden. Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:
· Duurzaamheid;
· Ruimtelijke kwaliteit.
 
Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: "het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is".
Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.
De wens van de provincie is om in Overijssel een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. Daarbij moet rekening worden gehouden met zaken als een afnemende groei van de bevolking, veranderingen in woonwensen en economische veranderingen. Maar ook een blijvende toename van mobiliteit, de druk op natuur en klimaatverandering. De hoofdambitie van de provincie is dan ook: een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare hulpbronnen en voorraden.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus. Aan de hand van de drie niveaus kan worden bezien
of
een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is,
waar
het past in de ontwikkelingsvisie en
hoe
het uitgevoerd kan worden. De drie niveaus komen hieronder aan de orde.
 
1. Generieke beleidskeuzes (of)
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening.
Ook wordt in deze fase voor woningbouw, bedrijfslocaties en voorziening in zowel de groene als de stedelijke omgeving de zgn. "SER-ladder" gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden),landbouwontwikkelings- gebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
 
2. Ontwikkelingsperspectieven (waar)
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven.
In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
 
3. Gebiedskenmerken (hoe)
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag "hoe" een ontwikkeling invulling krijgt. De nieuwe ontwikkeling moet zoveel mogelijk aansluiten bij de gebiedskenmerken.
 
Indien het initiatief, de bouw van de ontvangstruimte, wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
 
1. Generieke beleidskeuzes
De planlocatie is gelegen in de EHS. Met de provincie is vooroverleg gevoerd over de begrenzing van de EHS. Om de ontvangstruimte (circa 250 m2) inclusief landschappelijke inpassing te kunnen realiseren, zal ongeveer 1500 m2 EHS op die plek worden verwijderd. Omdat de gemeente Dinkelland reeds extra EHS rondom een andere locatie (de Bergvennen) heeft gerealiseerd/toegevoegd, hoeft op de planlocatie niet te worden gecompenseerd. De provincie heeft in het vooroverleg aangegeven hiermee in te kunnen stemmen. Hiervoor is een formeel verzoek tot ontheffing aangevraagd bij de provincie. 
 
Als de ontheffing wordt verleend, dan kan de ontvangstruimte nabij het bestaande recreatiebedrijf binnen het generieke beleid worden gerealiseerd. De ligging betekent wel dat er zeer zorgvuldig moet worden omgegaan met de natuurlijke en landschappelijke waarden. Hiervan is de aanvrager zich zeer bewust en daarom is er in overleg met diverse partijen en overheden een landschapsplan
(zie bijlage)
opgesteld op welke wijze de ontvangstruimte op een passende wijze in het landschap wordt gesitueerd. Het betreft hier overigens een uitbreiding en kwaliteitsimpuls van een bestaand bedrijf. Er is geen sprake van nieuwvestiging.
 
2. Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. In dit geval zijn de ontwikkelingsperxpectieven voor de groene omgeving van belang.
 
De locatie waar de ontvangstuimte ten dienste van bestaande recreatieve activiteiten gewenst is, ligt in een gebied welke binnen het perspectief 'realisatie groene en blauwe hoofdstructuur' valt. Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden met als hoofdaccent de ontwikkeling van natuur en versterking van het watersysteem. Dit omvat de EHS (incl. de Natura 2000-gebieden) en het watersysteem. De groen-blauwe hoofdstructuur is dooraderd met beken, waterlopen, bronnen en vennen. Het behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten staan hier voorop. In dit ontwikkelingsperspectief zijn er, afgezien van regels die overal gelden (zoals milieubeleid, Natura 2000-beleid en Reconstructiebeleid), geen beperkingen voor de bedrijfsontwikkeling van bestaande bedrijven. Hierbij wordt opgemerkt dat de provincie in vooroverleg heeft aangegeven dat de begrenzing van de EHS nabij de Vasserweg 29 zal worden gewijzigd (zie het punt 'Generieke beleidskeuzes'). De locatie kan, na verlegging van de EHS-begrenzing, als 'mixlandschap' worden aangeduid.  
Het bestaande recreatiebedrijf ligt binnen het perspectief 'buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap)'. In dit ontwikkelingsperspectief is er sprake van verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. In dit perspectief wil de provincie de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw en ook van andere sectoren zoals recreatie nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorie, natuurlijke en landschappelijke elementen.
 
Als de grens van de EHS is aangepast, dan is op basis hiervan ruimte voor de realisatie van de ontvangstruimte bij het recreatiebedrijf aan de Vasserweg 29. Met de bouw van de ontvangstruimte wordt rekening gehouden met de landschappelijke kwaliteiten in de omgeving
(zie het landschapsplan in de bijlage).
 
 
3. Gebiedskenmerken
Bij de realisering van ruimtelijke kwaliteit spelen de gebiedskenmerken een belangrijke rol, deze zijn de uitgangspunten van het provinciaal belang. Er zijn 4 lagen te onderscheiden:
 
 
Natuurlijke laag (in en op de bodem)
De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische processen – zoals ijs- wind- en waterstromen, erosie en sedimentatie – en biotische processen – zoals vestiging van plant- en diersoorten – inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Overijssel bestaat voornamelijk uit een dekzandcomplex dat afloopt van oost naar west. Een paar noord-zuid georiënteerde stuwwallen doorsnijden het dekzand.
De Vasserweg 29 te Nutter ligt in een gebied dat zich kenmerkt door de combinatie 'stuwwallen en ruggen'. Stuwwallen zijn de opgestuwde aardlagen, die zijn ontstaan in de ijstijd en zijn in de tijd vrij ongeschonden gebleven. Het reliëf en het hoogteverschil met de omgeving zijn nog steeds goed zichtbaar en beleefbaar o.a. in de omgeving van Ootmarsum (de Kuiperberg). De stuwwallen zijn rijk aan archeologische waarden. De stuwwallen met hun bos- en heidegebieden zijn belangrijke inzijggebieden van regenwater voor de lokale en regionale grondwaterstromen. De kwelzones aan de voet van de stuwwallen bieden potenties voor kwelafhankelijke vegetatie. De ambitie is het eigen karaker van de afzonderlijke stuwwalen te behouden en versterken. De inzet is het reliëf daarbij ruimtelijk beeldbepalend te laten zijn. Door bijvoorbeeld de overgangen naar andere landschappen te accenturen en door de zichten erop én er vanaf te versterken.
Als ontwikkelingen plaatsvinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en van de overgang tussen stuwwal en omgeving. En dragen deze bij aan versterking van de potentiële natuurlijke kwaliteiten van de ‘natte voet’ van de stuwwal (kwelzone, brongebied) en deze beter zichtbaar maken.
De ontwikkeling aan de Vasserweg heeft geen beperkende werking op de zichtbaarheid en beleefbaarheid van de stuwwal. De ontvangstruimte sluit aan op het bestaande erf en wordt landschappelijk ingepast.  
 
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Het agrarisch cultuurlandschap is bij uitstek een gebruikslandschap. De Vasserweg 29 is gelegen in het 'essenlandschap'. Dit wordt als volgt getypeerd:
Samenhangend systeem van open essen, kleinschalige flanken met erven en esdorpen, kleinschalige natte laagtes met beken  en - voormalige - grote open heidevelden. De ordening van het landschap volgt de natuurlijke ondergrond van hoog en laag en nat en droog en is als een spinnenwebstructuur gegroeid vanuit de nederzettingen. De essen onderscheiden zich door de karakteristieke openheid, de bijzondere bodemkwaliteit met archeologische waarden en het huidige reliëf. Op de flanken, op de overgang naar het lager gelegen maten- en flierenlandschap, ligt een kleinschalig landschappelijk raamwerk van landschapselementen zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen.
De ambitie is het behouden van de es als ruimtelijke eenheid en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen: grote open maat van de essen, het mozaïek van de flank van de es, de open beekdalen en vroegere heidevelden. Als ontwikkelingen plaats vinden in het essenlandschap, dan krijgen deze in de flanken een plaats, met respect voor en bijdragend aan de aanwezige bebouwingsstructuren (lint, erf) en versterking van het landschappelijk raamwerk.
De realisatie van de ontvangstruimte tast de openheid van de es niet aan. De ontwikkeling vindt plaats op de flank van de es, nabij het recreatiebedrijf dat grenst aan de es. In het landschapsplan wordt aansluiting gezocht op deze omgeving en wordt de ontwikkeling lanschappelijk ingepast.
 
Stedelijke laag
In de stedelijke laag is de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen een belangrijk ordenend principe. Efficiëntie en nabijheid zijn belangrijke vestigingsoverwegingen, maar daarbij wordt de kwaliteit eigenheid en onderscheidend vermogen (mede gevormd door de historie) van de regio steeds belangrijker. Steden zijn de economische motors van Overijssel.
Het perceel Vasserweg 29 is niet gelegen in een stedelijk gebied.
 
Lust & Leisurelaag
Deze laag is het domein van de belevenis, betekenis en identiteit. De lust- en leisurelaag voegt eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes,maar benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. De verblijfsrecreatiecomplexen, de attracties, de routes voor wandelen, fietsen en varen zijn een belangrijkere economische factor geworden met een vergelijkbaar aandeel in de economie als de agrarisch sector. Dit alles verandert het aanzien, de gewenste gebruiksmogelijkheden en betekenis van het buitengebied.
 
De Vasserweg 29 te Nutter is aangeduid als 'gebieden voor verblijfsrecreatie'. Belangrijk kenmerk van de verblijfsrecreatiegebieden is hun ligging in of bij landschappen met hoge landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten. De verblijfsrecreatie is voor haar voortbestaan dan ook erg afhankelijk van deze kwaliteiten. Vormgeving van gebouwen en terreinen kenmerkt zich door ‘lichte stedenbouw’ (semi-permanente bebouwing, weinig infrastructuur) en is onderscheidend van andere bebouwing door het duidelijke ‘lichte’ karakter.
De ambitie is de verblijfsrecreatie sterker te verbinden met de kwaliteiten van de omgeving en onderdeel uit te laten maken van het hele recreatieve netwerk. Het aanbod wordt hierdoor specifieker en sterker verbonden met de Overijsselse kenmerken. Tegelijkertijd kan de kracht van de sector dan beter worden benut om de kwaliteit van de omgeving te versterken. En kan het aanbod van recreatieve verblijfsmogelijkheden verbreden. Hergebruik van vrijkomende gebouwen en kwaliteitsverbetering van bestaande terreinen zijn belangrijke strategieën. Als ontwikkelingen plaatsvinden dan neemt de toegankelijkheid van de omgeving toe. Herstructurering/verdichting/uitbreiding gaan gepaard met het toevoegen van landschapelijke kwaliteit. Daarnaast staat de vormgeving van de gebouwen in relatie met bebouwing in de omgeving of voegt het architectonische kwaliteit toe.
   
Daarnaast ligt de Vasserweg 29 in een zogenaamd 'donkerte' gebied. Deze gebieden hebben een rustig en onthaast karakter en vormen hiermee een eigenkwaliteit voor mens en dier. De ambitie is om de donkerte van deze gebieden te koesteren en deze ten minste zo donker te houden. Als ontwikkelingen plaats vinden dan met toepassing van minimaal noodzakelijk kunstlicht.
 
De realisatie van een ontvangstruimte maakt deel uit van een kwalitatieve verbetering van een bestaand recreatiebedrijf, zodat de gast op een meer hoogstaande wijze van de accommodatie gebruik kan maken en het Twentse landschap kan beleven. Middels het opgestelde landschapsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling landschappelijk wordt ingepast. Daarnaast sluit de vormgeving van het gebouw aan de Twentse stijl van de bestaande bebouwing. Daarbij dient bij de ontwikkeling aandacht te worden besteed aan minimale toepassing van verlichting.
 
Conclusie
De omgevingsvisie heeft de plek waar de nieuwe ontvangstruimte komt bestemd als EHS (nieuwe natuur). Hierover heeft de gemeente Dinkelland vooroverleg gevoerd met de Provincie en is een formeel verzoek tot ontheffing aangevraagd, ook met het landschapsplan van de Roezeberg op de achtergrond (die de aanvrager ter uitvoering zal brengen bij de realisatie van de ontwikkeling). De begrenzing van de EHS zal op dit punt dusdanig worden aangepast, dat de ontvangstruimte kan worden gesitueerd op de voorgestelde plek, waarbij rekening wordt gehouden met de gebiedskenmerken.