direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, Westenveldweg 13, Tilligte, 1e herziening
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.BUIBPWESTVLDW13HZ1-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied, Westenveldweg 13, Tilligte, 1e herziening van de gemeente Dinkelland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1774.BUIBPWESTVLDW13HZ1-OW01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.6 bassin

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische activiteiten;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.9 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.12 beheergebouw:

een gebouw, dat dient voor het beheer en onderhoud van een gebied;

1.13 bestaand

ten aanzien van de vóór 1998 aanwezige bouwwerken, de na 1998 bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken, en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

- bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk

functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 extensief dagrecreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 gebruiken

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken;

1.28 gebruiksgerichte paardenhouderij

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op de ruiter/amazone, waarbij in ondergeschikte mate het africhten van - en de handel in paarden plaatsvindt;

1.29 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidgevoelig object wordt aangemerkt;

1.30 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.31 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.32 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

1.33 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.34 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.35 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.36 normaal agrarisch gebruik

het regulier gebruik dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;

1.37 normaal onderhoud

het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.38 ondergeschikte tweede tak

een ondergeschikt bestandsdeel van de totale bedrijfsomvang van een paardenhouderij;

1.39 ondergeschikte horeca

een lichte vorm van horeca, in de vorm van het verstrekken van dranken en kleine versnaperingen, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de functie waarbij de horeca wordt uitgeoefend;

1.40 peil
  • a. indien op het land wordt gebouwd:

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

b. indien over of in het water wordt gebouwd:

  • het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.41 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie en waarvoor een winkelruimte van maximaal 15 m² mag worden ingericht;

1.42 productiegerichte paardenhouderij:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.44 prostitutiebedrijf

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.45 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw, als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.47 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.);

1.49 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.50 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.51 woonzorgaccommodatie

een zorgfunctie en gecombineerde woonfunctie voor mensen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen en/of ouderenzorg, met de daarbij behorende voorzieningen;

1.52 zorgfunctie

een zorgfunctie voor mensen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen en/of ouderenzorg als neventak bij een agrarisch bedrijf en/of gebruiksgerichte paardenhouderij waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang en de agrarische bedrijfsactiviteiten;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 afstand tot de (bouw)perceelgrens

tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst;

2.7 de afstand tot de openbare weg

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de wegberm aan de zijde van de weg;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch gebruik;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  • c. ter plaaste van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch -1 landschappelijke inpassing' zijn de gronden mede bestemd voor het uitvoeren van landschapsmaatregelen in verband met de landschappelijke inpassing;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  • e. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
  • f. cultuurgrond;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • i. wegen en paden;
  • j. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen;

met de daar bij behorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels

Gebouwen en overkappingen mogen niet worden gebouwd.
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's, platen en bassins mogen niet worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar);
  • d. het opslaan van zand, steen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen materialen, langer dan zes maanden per jaar;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwvlak) of de bereikbaarheid van bebouwde percelen en veldschuren;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • h. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;

Artikel 4 Bedrijf - Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Paardenhouderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderijen, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  • b. woonzorgaccommodatie voor maximaal 32 personen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  • c. ondergeschikte horeca, ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca';
  • d. een zorgfunctie;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik;

met de daar bij behorende:

  • g. voorzieningen zoals tredmolens, paardenbakken en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. water;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van de in 4.1.a bedoelde bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning is uitgesloten.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen zal ten hoogste 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen zal ten hoogste 12 m bedragen;
  • d. de dakhelling van bedrijfsgebouwen zal ten minste 18° bedragen;
  • e. de dakhelling van bedrijfsgebouwen zal ten hoogste 60° bedragen;
4.2.3 Woonzorgaccommodatie

Voor het bouwen van de in 4.1.b bedoelde woonzorgaccommodatie gelden de volgende regels:

  • a. een woonzorgaccommodatie mag uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'zorgboerderij-1 ' en de functieaanduiding 'zorgboerderij-2' binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de functieaanuididng 'zorgboerderij -1' gelden de volgende bouwregels:
    • 1. de inhoud van een woonzorgaccommodatie mag maximaal 3.000 m³ bedragen;
    • 2. de goothoogte van een woonzorgaccommodatie zal ten hoogste 4 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een woonzorgaccommodatie zal ten hoogste 12 m bedragen;
    • 4. de dakhelling van een woonzorgaccommodatie zal ten minste 30° bedragen;
    • 5. de dakhelling van een woonzorgaccommdatie zal ten hoogste 60° bedragen;
  • c. Ter plaatse van de functieaanuididng 'zorgboerderij -2' gelden de volgende bouwregels:
    • 1. de inhoud van een woonzorgaccommodatie mag maximaal 4.500 m³ bedragen;
    • 2. de goothoogte van een woonzorgaccommodatie zal ten hoogste 3 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een woonzorgaccommodatie zal ten hoogste 11 m bedragen;
    • 4. de dakhelling van een woonzorgaccommodatie zal ten minste 30° bedragen;
    • 5. de dakhelling van een woonzorgaccommdatie zal ten hoogste 60° bedragen;
  • d. een kelder telt niet mee bij de inhoud van een woonzorgaccommodaties en mag onder de volgende voorwaarden worden gebouwd;
    • 1. de kelder ligt in zijn geheel onder een woonzorgaccommodatie en is niet van buitenaf toegankelijk;
    • 2. de kelder wordt in maximaal 1 bouwlaag uitgevoerd;
    • 3. de kelderramen mogen niet boven maaiveldniveau worden aangebracht;
    • 4. de kelder heeft op maaiveldniveau geen ruimtelijke uitstraling en is dus niet zichtbaar;
    • 5. ten behoeve van daglichttoetreding en ventilatie mogen ramen met een koekoek worden aangebracht;
    • 6. de maximale breedte van een koekoek haaks op de gevel bedraagt 0,75 meter;
    • 7. maximaal 50% van de omtrek van het bouwwerk (buitenmuren) mag worden voorzien van een koekoek;
    • 8. het is niet toegestaan een talud aan te brengen.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woonzorgaccommodatie gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van een woonzorgaccomdatie worden gebouwd;
  • c. vrijstaande bijbehorende bouwwerken zullen ten hoogste op een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van een woonzorgaccommodatie worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woonzorgaccommodatie zal ten hoogste 100 m² bedragen;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 9 m bedragen;
  • g. de dakhelling van bijbehorende bouwwerken zal ten minste 30° bedragen;
  • h. de dakhelling van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60° bedragen;
4.2.5 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels;

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal binnen het bestemmingsvlak ten hoogste 10,00 m bedragen;
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan ten behoeve van een woonzorgaccommdatie, ter plaatse van de functieaanduiding 'zorgboerderij-1 en 'functieaanduiding 'zorgboerderij-2';
  • b. het gebruik van de totale woonzorgaccommodatie voor meer dan 32 personen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een zorgfunctie;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;
  • e. het gebruik van bedrijfsgebouwen als bedrijfswoning;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van 29 parkeerplaatsen met een afmeting van 12,5m2 per parkeerplaatsplaats;
  • i. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor (ondergeschikte) horeca anders dan ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca';
  • j. het gebruiken van gronden en bouwwerken voor horeca-activiteiten anders dan ondergeschikte horeca-activiteiten ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca'.
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van de volgende landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 bij de regels opgenomen erfinrichtingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
    • 1. Basisinspanning - aangeven met de letters A t/m J;
    • 2. Kwaliteitsinvestering - aangegeven met de cijfers 1 t/m 7;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 2 jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 bij de regels opgenomen erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen afwijking van:

  • a. het bepaalde in lid 4.3.1 onder a en b en toestaan dat in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
    • 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 bij de regeld opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
  • b. het bepaalde in lid 4.1 en 4.3. onder a en b en toestaan dat de uitoefening van een paardenhouderij wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijd functie in de vorm van de in bijlage 2 opgenomen bedrijvigheid, mits:
    • 1. de gronden zijn gelegen binnen een bestemmingsvlak. Bij boerengolf mogen eveneens de bijbehorende landbouwgronden worden gebruikt;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen ten tijde van de verleende ontheffing, met een maximum van 500 m², wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie;
    • 4. er sprake is van een ligging aan een weg die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
    • 5. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen de bestaande bebouwing worden ondergebracht;
    • 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de bestemming ‘Bedrijf - Paardenhouderij’, wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’ en/of ‘Agrarisch - 1’ of ‘Agrarisch - 2’, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 en/of artikel 3 of 4 van het bestemmingsplan Buitengebied, met identificatiecode NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402, vastgesteld 18-02-2010, van de gemeente Dinkelland, overeenkomstig van toepassing zijn;
    • 2. de agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
    • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de bestemming ‘Bedrijf - Paardenhouderij’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Voormalig agrarisch’, ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16 van het bestemmingsplan buitengebied, met identificatiecode NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402, vastgesteld 18-02-2010, van de gemeente Dinkelland, overeenkomstig van toepassing zijn;
    • 2. de functie van paardenhouderij ter plaatse is beëindigd;
    • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 4. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van de paardenhouderij in gebruik zijn geweest;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Waarde - Ecologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Ecologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding en realisatie van het Natuurnetwerk Nederland.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen.

7.2 Strijdig gebruik

Tot een met dit bestemmingsplan strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan;
  • b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
  • e. het storten van puin en afvalstoffen;
  • f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Burgermeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakteen inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  • b. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen en toestaan dat vóór een voorgevel wordt gebouwd in de vorm van:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de afstand vanuit de voorgevel niet meer dan 1,50 m zal bedragen.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Aanvullende werking welstandscriteria

De op de verbeelding en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

9.2 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de:

  • a. milieusituatie;
  • b. landschappelijke waarden;
  • c. natuurlijke waarden;
  • d. geomorfologische waarden;
  • e. cultuurhistorische waarden;
  • f. archeologische waarden;
  • g. bebouwingsbeeld;
  • h. woonsituatie;
  • i. verkeersveiligheid;
  • j. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en Wethouders kunnen éénmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van sublid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Westenveldweg 13, Tilligte, 1e herziening van de gemeente Dinkelland.