Plan: | Buitengebied, Peddemorsweg 6-8, Frensdorferweg 37-39-41 en Bellinckhofweg 10 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1774.BUIBPPEDWGFRENSWG-VG01 |
Op de locatie Frensdorferweg 41 te Lattrop-Breklenkamp, gelegen in het buitengebied van de gemeente Dinkelland, is een voormalig agrarisch erf aanwezig. De agrarische bedrijfsactiviteiten op deze locatie zijn beëindigd en alleen de bedrijfswoning wordt nog gebruikt. De voormalige agrarische bedrijfsbebouwing heeft geen vervolgfunctie, waardoor niet langer in het onderhoud van de bebouwing geïnvesteerd wordt en verval op de loer ligt. Het is wenselijk deze landschapsontsierende bebouwing te slopen.
Aan de Peddemorsweg 6-8 te Saasveld is een woonerf met een landhuis en een woning gelegen op landgoed 't Lammersboer. De eigenaar, tevens initiatiefnemer, heeft de wens een bijgebouw en schuur te ontwikkelen bij zijn landhuis aan de Peddemorsweg 6. Het voornemen bestaat om met het toepassen van de Schuur voor Schuur-regeling van de gemeente Dinkelland de toegestane oppervlakte aan (vrijstaande) bijgebouwen te vergroten. Een deel van de sloopmeters van de Frensdorferweg 41 zullen ingezet worden ten behoeve van het realiseren van dit bijgebouw en de legalisatie van enkele bestaande bijgebouwen. Daarnaast zal het bestemmingsplan ter plaatse van de woning aan Peddemorsweg 8 hersteld worden zodat de woning binnen het bestemmingsvlak komt te liggen.
Op de locatie Frensdorferweg 37-39 is een paardenhouderij aanwezig, waarvan de eigenaar heeft aangegeven gebruik te willen maken van de Rood voor Rood-regeling van de gemeente Dinkelland. Initiatiefnemer stelt ruim 850 m2 beschikbaar voor de ontwikkeling van een compensatiewoning. Daarnaast wenst de eigenaar de bedrijfswoning van nummer 37 als kantoor te gaan gebruiken en het woonrecht door te schuiven naar de Frensdorferweg 41. Het vrijkomende wooncontigent van nummer 41 zal samen met de compensatiewoning een erfensemble vormen ter plaatse van de sloopschuren aan de Frensdorferweg 41.
Op de locatie Bellinckhofweg 10 te Weerselo is een agrarisch erf aanwezig. Een gedeelte van het oppervlakte aan schuren op het erf is overbodig geworden en zal in het kader van de schuur voor schuurregeling van de gemeente Dinkelland ingezet worden ten behoeve van de vergroting van oppervlakte aan bijgebouwen op het erf aan de Peddemorsweg.
Voorgenoemde ontwikkelingen passen niet binnen de geldende bestemming, waardoor een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken.
Ligging en begrenzing
Het plangebied bestaat uit verschillende locaties: de Peddemorsweg 6-8 te Saasveld, de Frensdorferweg 37-39, de Frensdorferweg 41 te Lattrop-Breklenkamp en de Bellinckhofweg 10 in Weerselo.
Peddemorsweg 6-8
De locatie aan de Peddemorsweg is gelegen in het buitengebied van Saasveld, bereikbaar vanaf de Peddemorsweg die aansluit op de Bornsestraat. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Weerselo, sectie V, nummer 117. In figuur 1.1 is de ligging van de locatie ten opzichte van Saasveld en de directe omgeving weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging en begrenzing plangebied Peddemorsweg 6-8 Saasveld (bron: atlasvanoverijssel.nl)
Frensdorferweg 37-39 en Frensdorferweg 41
De locaties aan de Frensdorferweg zijn gelegen in het buitengebied van Lattrop, bereikbaar via de Frensdorferweg. De locatie Frensdorferweg 37-39 is kadastraal bekend als gemeente Denekamp, sectie L, nummers 1296 en 1402. De locatie Frensdorferweg 41 is kadastraal bekend als gemeente Denekamp, sectie L, nummer 1149. In figuur 1.2 is de ligging van de locaties ten opzichte van Lattrop en de directe omgeving weergegeven. Zie de verbeelding voor de exacte begrenzing van het plangebied.
Figuur 1.2: Ligging en begrenzing plangebied (bron: atlasvanoverijssel.nl)
Bellinckhofweg 10
De erf aan de Bellinckhofweg is gelegen in het buitengebied van Weerselo, bereikbaar vanaf de Bellinckhofweg. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Weerselo, sectie T, nummer 1631. In figuur 1.3 is de ligging van de locaties ten opzichte van Lattrop en de directe omgeving weergegeven. Zie de verbeelding voor de exacte begrenzing van het plangebied.
Figuur 1.3: Ligging en begrenzing plangebied (bron: atlasvanoverijssel.nl)
Peddemorsweg 6-8
Het vigerende bestemmingsplan voor de locatie aan de Peddemorsweg is het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening peddemorsweg 6 en 8, Saasveld', vastgesteld door de gemeente Dinkelland op 10 juli 2010. In figuur 1.4 is een uitsnede van het bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.4: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening peddemorsweg 6 en 8, Saasveld' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het perceel heeft in het vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening peddemorsweg 6 en 8, Saasveld' de bestemming 'Wonen - Landhuis' ter plaatse van het landhuis en 'Wonen' ter plaatse van de naastgelegen woning. Het erf is daarmee bestemd voor woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit of mantelzorg. De aangrenzende gronden hebben de bestemming 'Agrarisch - 2', voornamelijk bestemd voor het agrarische gebruik, en de bestemming 'Bos - Natuur' waarvan de gronden voornamelijk bestemd zijn natuur, bosbouw en houtproductie.
In de bouwregels is bepaald dat de gezamenlijke inhoud van een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ten hoogste 2.000 m³ mag bedragen. Op dit moment is die hoeveelheid aan vrijstaande (bij)gebouwen aanwezig. Het plan om naast de bestaande bijgebouwen nog twee nieuwe vrijstaande bijgebouwen op het erf bij de bestaande woning te realiseren past daarmee niet binnen het bestemmingsplan. Bovendien past de locatie van de voorgenomen schuur niet in het huidige bestemmingsvlak.
Het vigerende bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden om maximale toegestane oppervlakte aan bijbehorende bijgebouwen te verhogen. Het bestemmingsplan kent geen afwijkingsmogelijkheden om de toename aan bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken. Om het plan te kunnen realiseren is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Frensdorferweg 37-39 en 41
Het vigerende bestemmingsplan voor de locatie aan de Frensdorferweg is het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Dinkelland op 18 februari 2010 gewijzigd vastgesteld en is op 26 juli 2010 in werking getreden. Op 20 april 2012 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.
Figuur 1.5: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De locatie Frensdorferweg 37-39 heeft de bestemming 'Bedrijf - Paardenhouderij', waarmee de gronden zijn bestemd voor een gebruiksgerichte paardenhouderij, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Daarnaast heeft de locatie een aanduiding voor een tweede bedrijfswoning.
De slooplocatie heeft de bestemming 'Agrarisch – 1' met een bouwvlak en de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel niet grondgebonden agrarisch bedrijf'. De gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor agrarische bedrijfsdoeleinden. Hierbij is het niet mogelijk burgerwoningen te ontwikkelen of de bestaande bedrijfswoning te gaan gebruiken als tweede bedrijfswoning behorende bij de paardenhouderij aan de Frensdorferweg 37-39.
Bellinckhofweg 10
Het vigerende bestemmingsplan voor de locatie aan de Bellinckhofweg is het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Dinkelland op 18 februari 2010 gewijzigd vastgesteld en is op 26 juli 2010 in werking getreden. Op 20 april 2012 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.
Figuur 1.6: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De slooplocatie heeft de bestemming 'Agrarisch – 2' met een bouwvlak en de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel niet grondgebonden agrarisch bedrijf'. De gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor agrarische bedrijfsdoeleinden. De bestemming blijft agrarisch waarbij de maximale hoeveelheid aan bebouwing zal worden vastgelegd.
Op basis van de vigerende bestemmingsplannen is de beoogde ontwikkeling niet mogelijk. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om de planvoornemens mogelijk te maken.
Het onderhavige bestemmingsplan 'Buitengebied, Peddemorsweg 6-8, Frensdorferweg 37-39-41 en Bellinckhofweg 10' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.
Peddemorsweg 6-8
Het erf aan de Peddemorsweg 6 en 8 is onderdeel van het landgoed 't Lammersboer, gelegen in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. Het erf ligt circa 1.4 km ten oosten van Hertme en circa 1.7 km ten noordoosten van de kern Borne. Het betreft een erf op een landgoed met agrarische gronden, natuur en bos. Op het erf is een landhuis met allure, een tweede woning en meerdere bijgebouwen aanwezig, zie figuur 2.1 voor een luchtfoto van het erf. In de omgeving zijn enkele agrarische bedrijven en een woonperceel aanwezig. Het erf is op een afstand van circa 400 meter van de kruising Peddemorsweg en Bornsestraat gelegen.
Figuur 2.1: Huidige situatie luchtfoto erf Peddemorsweg 6-8 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Frensdorferweg 37-39 en Frensdorferweg 41
Beide locaties liggen in het buitengebied van de gemeente Dinkelland, circa 850 meter ten zuidoosten van de kern Lattrop-Breklenkamp. De omgeving bestaat uit een diversiteit van functies en bedrijvigheid zoals camping de Rammelbeek in oostelijke richting, een aannemersbedrijf en diverse agrarische bedrijven.
Op de locatie Frensdorferweg 37-39 een paardenhouderij gevestigd. De paardenhouderij bestaat uit een erf met twee bedrijfswoningen en meerdere bedrijfsopstallen ten behoeve van de gebruiksgerichte paardenhouderij. Het hippische centrum, genaamd de Meyboom, is een familiebedrijf die zich bezig houdt met het (op)fokken van paarden, het opleiden van getalenteerde sportpaarden in zowel springen als dressuur en daarnaast heeft men een pensionstal. Hiervoor zijn verscheidene bedrijfsopstallen op het erf aanwezig, zoals stallen, rijhallen en schuren voor opslag van het benodigde materiaal.
De locatie aan de Frensdorferweg 41 betreft een agrarisch erf met een voormalige varkenshouderij. Op het erf zijn opstallen te vinden voor het stallen van varkens en de opslag van het benodigde materiaal. Het erf grenst aan de westzijde aan de paardenhouderij de Meyboom en aan de oostzijde bevindt zich de Geele Beek. In figuur 2.2 is een luchtfoto van beide erven weergegeven.
Figuur 2.2: Huidige situatie luchtfoto erf Frensdorferweg 37-39 en 41 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Bellinckhofweg 10
De slooplocatie is gelegen in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. De omgeving bestaat grotendeels uit agrarische gronden en woonerven. Op locatie is een agrarisch bedrijf gevestigd. Op het erf zijn opstallen te vinden voor het stallen van vee en de opslag van het benodigde materiaal.
Figuur 2.3: Huidige situatie luchtfoto erf Bellinckhofweg 10 (bron: atlasvanoverijssel.nl)
Peddemorsweg 6-8
Het voornemen van de initiatiefnemer bestaat uit het deelnemen aan de Schuur voor schuur-regeling van de gemeente Dinkelland om de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op het erf van landgoed 't Lammersboer uit te breiden. De totale hoeveelheid toe te voegen oppervlakte aan bijgebouwen betreft 1.063 m2. Het voornemen bestaat een schuur toe te voegen aan de noordoostzijde van het bestaande erf. De schuur zal voor meerdere doeleinden worden gebruikt, zoals voor opslag van materiaal voor het onderhoud van het landgoed, het stallen van oldtimers en andere verzamelwaardige voertuigen.
De schuur zal gesitueerd worden ten noordoosten van het bestaande landhuis zodat deze aansluit op het bestaande erfensemble en niet direct zichtbaar is voor de omgeving. De ontwikkeling wordt landschappelijk ingepast waarbij een robuuste beplanting wordt aangebracht in de vorm van een bosstrook (bomen met onderbeplanting) aan de landschapszijde. Deze eindigt ter hoogte van de achterzijde van het gebouw, waardoor een interessant contrast tussen geslotenheid en openheid ontstaat. De toegangsweg sluit aan op de bestaande aftakking van de toegangsweg naar een reeds bestaand bijgebouw. In figuur 2.4 is de toekomstige situatie weergegeven.
Ten westen van de nieuwe grote schuur zal een schuur toegoevoegd worden voor het houden van hobbyvee. De schuur sluit aan op het erfensemble en op de hoek van de verharding zal een solitaire boom aangeplant worden.
Middels voorliggend plan zullen enkele bijgebouwen zoals de carport, een overkapping en enkele aangebouwde bijgebouwen op het erf gelegaliseerd worden.
Daarnaast zal het woonvlak van de tweede woning op het erf aangepast worden zodat de bestaande gebouwen binnen de bestemming zullen vallen. Bij de bouw van het woonhuis is de woning per abuis buiten het woonvlak gebouwd. In het voorgaande bestemmingsplan had er rekening gehouden kunnen worden met deze locatie en de situering van het bouwvlak. Toen der tijd is het bestemmingsvlak echter niet op die manier gesitueerd zoals het woonhuis nu is gesitueerd. Om dit te herstellen zal het bestaande bestemmingsvlak enkele meters verschoven moeten worden zodat het bestaande woning volledig binnen het woonvlak valt.
Figuur 2.4: Toekomstige situatie Peddemorsweg 6-8 (bron: Bijkerk C.S.)
Frensdorferweg 37-39 en 41
Initiatiefnemer heeft ter plaatse van de Frensdorferweg 41 te Lattrop Breklenkamp een grote hoeveelheid sloopmeters gevonden. Het betreft een voormalige varkenshouderij welke in totaal een oppervlakte van circa 2.680 m2 bedrijfsopstallen op het erf heeft staan. Zoals uiteengezet zal een deel van de te slopen schuren gebruikt worden ten behoeve van de ontwikkeling aan de Peddemorsweg en een deel van de te slopen schuren zal ingezet worden ten behoeve van de ontwikkeling van een Rood voor rood woning aan de Frensdorferweg 41. In figuur 2.5 is de toekomstige situatie weergegeven van de locatie Frensdorferweg 41 waarbij de bestaande voormalige bedrijfwoning van de varkenshouderij in gebruik zal worden genomen als tweede bedrijfswoning van de naastgelegen paardenhouderij.
Figuur 2.5: Situatieschets erfopzet Frensdorferweg 41 (bron: Leferink Architecten en Bijkerk C.S.)
Figuur 2.6: Situatieschets woonrechten (bron: bewerking Bijkerk C.S.)
Met voorliggend plan zal de bestaande tweede bedrijfswoning van de paardenhouderij aan de Frensdorferweg 37-39 gebruikt gaan worden als kantoor. Het tweede bedrijfswoning recht wordt verplaatst naar de voormalige bedrijfswoning van de varkenshouderij. Het woonrecht van de voormalige bedrijfswoning van de varkenshouderij zal omgezet worden in een regulier woonrecht en verplaatst worden naar het naastgelegen nieuwe woonerf. De verkregen compensatiewoning op basis van de Rood voor rood-regeling zal samen met de burgerwoning het woonerf vormen ter vervanging van het agrarische erf.
Bellinckhofweg 10
Initiatiefnemer heeft ter plaatse van de Bellinckhofweg 10 een aanvullende hoeveelheid sloopmeters gevonden. Het bedrijf gaat afschalen waarbij de grootste schuur van 2.199,3 m2 op het bedrijf gesloopt zal worden. De agrarische bestemming blijft behouden en de resterende bedrijfsgebouwing zal als maximale hoeveelheid meters vastgelegd worden. Het erf wordt landschappelijk ingepast door het toevoegen van een hakhoutsingel ten zuiden en ten westen van het erf. De ligging van de schuren ten opzichte van de woning zorgt ervoor dat er een centrale erfruimte op het erf wordt gecreëerd.
Figuur 2.7: Situatieschets erfopzet Bellinckhofweg 10 (bron: Bijkerk C.S.)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied en past daarmee binnen de prioriteiten van de NOVI.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
Onderhavig plan
Onderhavig plan heeft betrekking op de sloop van schuren aan de Frensdorferweg 41 te Lattrop-Breklenkamp en Bellinckhofweg 10 in Weerselo, het verhogen van de toegestane oppervlakte bijbehorende bouwwerken aan de Peddemorsweg 6 te Saasveld en het realiseren van een compensatiewoning aan de Frensdorferweg 41. Daarnaast zal een bestaande tweede bedrijfswoning en een reguliere woning verplaatst worden binnen bestaand bebouwd gebied van de Frensdorferweg 37-39 en 41.
Middels onderhavig plan zal de hoeveelheid bebouwing in het buitengebied van de gemeente Dinkelland signifcant afnemen. Er wordt per saldo meer bebouwing gesloopt, dan zal worden teruggebouwd. In ruil voor de sloop ter plaatse van de Frensdorferweg 41 en de Bellinckhofweg 10 wordt er elders een toename van de oppervlakte bijbehorende bebouwing toegestaan. Daarnaast wordt er een compensatiewoning gerealiseerd op een bestaand erf.
Mede gelet op het toevoegen van het geringe aantal van één woning is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Uit de uitspraken (ECLI:RVS:2013:2471 & ECLI:NL:RVS:2014:4720) blijkt bijvoorbeeld dat de ontwikkeling van respectievelijk drie en acht woningen niet wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid Bro. Onderhavig plan betreft de realisatie van één woning en is daarmee nog kleinschaliger.
Derhalve kan gesteld worden dat toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking achterwege kan blijven. Echter, op grond van de uitspraak van de Raad van State van 16 september 2015 ECLI:NL:RVS:2015:2921) geldt dat ook wanneer de Ladder niet van toepassing is, gemotiveerd moet worden dat de ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is. De toelichting van dit bestemmingsplan toont aan dat er als gevolg van onderhavig plan sprake is van een goede ruimtelijke ordening en het plan uitvoerbaar is.
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2018/2019 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen generieke beleidskeuzes die voor heel Overijssel gelden en gebiedspecifieke beleidskeuzes die op voorhand bepaalde ontwikkelingen uitsluiten in een bepaald gebied.
Relevante artikelen uit de Omgevingsverordening Overijssel zijn in dit geval artikel 2.1.2, 2.1.3, 2.1.5. en artikel
2.2.2 lid 1 t/m 4. Op deze artikelen wordt hierna nader ingegaan.
Artikel 2.1.2 lid 1 Principe van concentratie
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen voor lokaal gewortelde bedrijvigheid en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen.
Doorwerking voor voorliggend plan:
Met dit artikel stelt de provincie Overijssel dat woningbouw uitsluitend is toegestaan als voorzien kan worden in een lokale behoefte. De lokale behoefte is weergegeven in de Woonvisie 2021+ en het daarbijbehorende woningbouwprogramma van de gemeente Dinkelland. De toevoeging van één woning c.q. woonrecht in het kader van de gemeentelijke rood voor rood woning past binnen de Woonvisie 2021+ en het bijbehorende woningbouwprogramma en voorziet daarmee in een lokale behoefte.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
Doorwerking voor voorliggend plan:
In het kader van de gemeentelijke Rood voor Rood regeling is wordt 850 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen aan de Frensdorferweg 41 te Lattrop-Breklenkamp gesloopt, waarbij één woning op dit erf wordt gebouwd. De overige sloopmeters worden ingezet ten behoeve van het uitbreiden van de toegestane hoeveelheid m2 aan bijgebouwen op de gronden behorende bij het adres Peddemorsweg 6 te Saasveld. Ter plaatse van de Frensdorferweg 41 te Lattrop-Breklenkamp vervalt het agrarische bouwperceel waarvan ruim 5.000 m2 teruggegeven wordt aan de Groene Omgeving door omzetting naar de agrarische bestemming.
Aan de Peddemorsweg 6 zal het bestemmingsvlak uitgebreid worden ten behoeve van de ontwikkeling van twee vrijstaande bijgebouwen bij het landhuis. De toename van de bestemming betreft circa 2.000 m2. Hoewel de paardenstal en een deel van het bijgebouw ter plaatse van de Peddemorsweg 6 wordt opgericht in de Groene Omgeving, is er door de sloop en het herbestemmen op de slooplocaties Frensdorferweg en Bellinckhofweg per saldo geen sprake van een extra ruimtebeslag op de Groene Omgeving.
Op het agrarische bedrijf aan de Bellinckhofweg 10 bebouwing gesaneerd worden. Dit heeft echter geen invloed op de omvang van de bestaande contouren van de bestemming.
Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling die met dit plan wordt mogelijk gemaakt per saldo ook niet leidt tot een extra ruimtebeslag in de 'groene omgeving'. De bebouwde oppervlakte in het buitengebied van de gemeente Dinkelland neemt als gevolg van het plan af. Voorliggend plan voldoet daarmee aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd.
In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.
Doorwerking voor voorliggend plan:
De voorgenomen ontwikkelingen op de locaties Frensdorferweg 37-41, Peddemorsweg 6-8 en de Bellinckhofweg 10 worden landschappelijk ingepast in de omgeving. Door de uitvoering van de landschapsmaatregelen en sanering van opstallen (elders) wordt de ruimtelijke kwaliteit binnen het plangebied versterkt. Voor een nadere toelichting op de landschappelijke inpassing wordt verwezen naar hoofdstuk 2 en de als bijlage opgenomen landschapsontwerp. Verderop in deze paragraaf is het plan getoetst aan de geldende ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken. Geconcludeerd kan worden dat onderhavig plan voldoet aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het plan is daarmee in overeenstemming met artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen
Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.
de behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis va regionale afstemming.
Doorwerking voor voorliggend plan:
De provincie Overijssel en de Twentse gemeenten hebben in 2021 nieuwe woonafspraken gemaakt. Deze woonafspraken zijn vertaald in de woonagenda Twente 2021-2025. De ambities die in deze woonagenda zijn opgenomen zijn o.a. het toevoegen het 60.000 woningen tot 2030 in de provincie, inspelen en voorsorteren op veranderde woningvraag, verstedelijking en stedelijke vernieuwing, sterke dorpen en platteland in het regionale netwerk, verduurzaming, versnelling van de woningbouw, toegankelijke en doorstromen.
Deze ambities zijn vertaald in een visie op het wonen in Twente. Daarbij zijn drie hoofdpunten benoemd:
Centraal in de woonagenda staat het sturen op kwaliteit en betaalbaarheid. Bouwen voor de lokale behoefte kan op basis van goed onderbouwde woningbehoefte. De gemeente heeft dit vertaald in de woonvisie 2021+. De provincie heeft de woonvisie geaccordeerd als zijnde onderbouwing van de behoefte.
Middels voorliggend bestemmingsplan wordt er middels de Rood voor Rood regeling van de gemeente Dinkelland één extra woning toegevoegd aan het buitengebied. In paragraaf 3.3 wordt de ontwikkeling getoetst aan de Woonvisie 2021+ van de gemeente Dinkelland. Daarmee wordt geacht dat er voldaan wordt aan artikel 2.2.2 uit de omgevingsverordening van provincie Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de landelijke omgeving van belang. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, de locaties van links
naar rechts Frensdorferweg, Peddemorsweg en Bellinckhofweg zijn omcirkeld (bron: provincie
Overijssel)
De plangebieden vallen binnen het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. In het ontwikkelingsperspectief voor 'mixlandschap' wordt ruimte geboden aan een mix/verweving van verschillende functies.
De plannen van initiatiefnemers doen geen afbreuk aan het eigen karakter van het gebied en leveren geen extra belemmeringen op voor omliggende functies in de omgeving. Binnen dit perspectief is ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrijetijd, wonen en overige bedrijvigheid. Het onderhavig plan geeft invulling aan dit perspectief; landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt en er mag in ruil hiervoor één compensatiewoning en bijbehorende bouwwerken worden teruggebouwd op de desbetreffende locaties. Het geheel wordt landschappelijk ingepast en levert zodoende een bijdrage aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Gebiedskenmerken
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag geeft aan de locatie Frensdorferweg 37-39 en 41 het kenmerk 'Beekdalen en natte laagtes', voor de locatie Peddemorsweg 6-8 het kenmerk 'dekzandvlakte en ruggen' en voor de locatie Bellinckhofweg 10 het kenmerk 'dekzandvlakte en ruggen' (zie figuur 3.3, 3.4 en 3.5).
Figuur 3.3: Natuurlijke laag Frensdorferweg, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.4: Natuurlijke laag Peddemorsweg, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.5: Natuurlijke laag Bellinckhofweg, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
De dekzandgronden zijn ontstaan toen er na de ijstijden een relïefrijk - door de wind gevormd - zandlandschap achterbleef. De beekdalen zijn gevormd door erosie. Dit landschap wordt gekenmerkt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. De ambitie voor deze gronden is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Nieuwe ontwikkelingen moeten dan ook bijdragen aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem.
De landschappelijke inpassing van het plangebied dat opgesteld is om de ontwikkeling mogelijk te maken heeft zoveel mogelijk rekening gehouden met de gebiedskenmerken en de kenmerken van de natuurlijke laag. Zo wordt er ter plaatse van de Frensdorferweg meer ruimte gegeven aan de beek door de bestaande bebouwing te verwijderen en de compensatiewoningen verder van de beek te situeren. Hierdoor kunnen specifieke kenmerken weer teruggebracht worden. Geconcludeerd wordt dat dit plan geen afbreuk doet aan de natuurlijke laag.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'oude hoevelandschap' aan het plangebied Frensdorferweg en Peddemorsweg toe. De Peddemorsweg ligt op de grens tussen het 'oude hoevenlandschap' en het 'jonge heide- en broekontginningslandschap'. De Bellinckhofweg wordt gekenmerkt met het 'jonge heide- en broekontginningslandschap'. In figuren 3.6, 3.7 en 3.8 zijn fragmenten van de betreffende kaart weergegeven.
Figuur 3.6: Laag van het agrarische cultuurlandschap Frensdorferweg, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.7: Laag van het agrarische cultuurlandschap Peddemorsweg, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.8: Laag van het agrarische cultuurlandschap Bellinckhofweg, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Het oude hoevenlandschap werd ontwikkeld nadat de complexen met grote essen 'bezet' waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Die vonden ze bij klein dekzandkopjes. Het individueel ontginnen van deze dekzandkopjes leidde tot een landschap dat eenzelfde soort opbouw kent als het essenlandschap. Het oude hoevenlandschap is echter een wat meer kleinschalige, individuele en jongere variant. De ambitie voor het oude hoevenlandschap is om het kleinschalige, afwisselende landschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Nieuwe ontwikkelingen moeten daarom bijdragen aan het behoud en de accentuering van de dragende structuren van het oude hoevenlandschap en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen. Daarnaast moeten zij de toegankelijkheid van erven en erfroutes versterken.
Kenmerkend voor het jonge heide- en broekontginningslandschap waren oorspronkelijk de grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden. Deze waren functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemestte plaggen dienden als structuur verbeteraar en bemesting voor de akker gronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht. Vanaf 1750 zijn vanuit de landgoederen en buitens ook veel van de voormalige heidegronden voor de jacht en houtproductie bebost.
Bij voorliggend plan is sprake van de sloop van landschapsontsierende bebouwing en het terugbouwen van een compensatiewoning en bijbehorende bouwwerken op een bestaand erf. Bij het opstellen van het erfinrichtingsplan en de landschappelijke inpassing van de planlocaties is rekening gehouden met de kenmerken van het landschap in acht zijn genomen, zodat de maatregelen een versterking van het landschap tot gevolg hebben. Er is geen sprake van afbreuk aan de laag van het agrarisch cultuurlandschap.
Stedelijke laag en de laag van de beleving
Frensdorferweg 37-39 en 41
De Frensdorferweg 37-39 en 41 is onderdeel van de verspreid liggende bebouwing van Lattrop-Breklenkamp. Kenmerkend in het buitengebied is de verscheidenheid aan aan agrarische erven. Steeds meer van deze erven zullen vrjkomen, zij hebben de potentie om uit te groeien tot unieke woon-, werk- en recreatiemilieu's. De ambitie is daarom dat nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit . Ook dragen nieuwe ontwikkelingen bij aan het behoud en de versterking van de kernmerkende erfstructuren.
Figuur 3.9: stedelijke laag, laag van de beleving, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.10: stedelijke laag, laag van de beleving, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Ter plaatse van het plangebied aan de Frensdorferweg en de Bellinckhofweg geldt verder , ten aanzien van de laag van de beleving, het gebiedskenmerk 'donkerte'. Dit gebiedskenmerk wordt toegekend aan gebieden waar het 's nachts nog echt donker is en waar je de sterrenhemel kunt waarnemen. Het zijn de relatief 'luwe' dun bewoonde gebieden met een lage gebruiksdruk. Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige 'donkere' gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken.
Met dit plan wordt op een bestaand erf een compensatiewoning mogelijk gemaakt. De extra lichtuitstoot van deze woning is verwaarloosbaar ten opzichte van het voormalige agrarische gebruik en de bestaande nabijgelegen erven. De aanpassing van het erf brengt geen veranderingen aan de lichtuitstoot met zich mee.
De 'Stedelijke laag' en de 'laag van de beleving' heeft voor de locatie aan de Peddemorsweg 6-8 geen specifieke kenmerken en blijft daarom verder buiten beschouwing.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
De gemeenteraad van de gemeente Dinkelland heeft op 31 maart 2021 'MijnOmgevingsvisie Dinkelland' vastgesteld. Deze visie gaat over de toekomst van de leefomgeving van de gemeente Dinkelland, waarbij wordt ingegaan op diverse thema's (o.a. leefbaarheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid). De visie geeft aan hoe de gemeente Dinkelland en samenleving willen sturen. Wat moet er behouden worden, wat moet er versterkt worden en wat moet er worden ontwikkeld.
De omgevingsvisie 'MijnOmgevingsvisie Dinkelland' gaat uit van vier kernprincipes. Dit zijn manieren van werken: werkwijzen die altijd gelden. De vier principes zijn:
De gemeente Dinkelland wil een economische sterk buitengebied met veel verschillende functies, waarin alle bewoners en gebruikers aan hun trekken komen. Het Twentse landschap van Dinkelland is een uniek coulisselandschap met houtwallen, singels, essen, ontginningen, natuurgebieden en landgoederen. Dit landschap draagt in grote mate bij aan de identiteit van de streek. De houtwallen en singels vormen verbindingen van natuurgebied naar natuurgebied die voor veel planten en dieren belangrijk zijn. Kortom zowel mensen als dieren voelen zich hier thuis. Het is voor iedereen belangrijk om een sterk en mooi buitengebied te behouden.
In het buitengebied van Dinkelland komen veel verschillende functies voor die allemaal ruimte nodig hebben. Zoals landbouw, natuur, toerisme en bedrijvigheid, recreatie en ook wonen. Daarnaast vragen nieuwe functies om ruimte. Dit zijn bijvoorbeeld de hernieuwbare opwekking van energie en de vraag naar voldoende waterberging.
Al deze functies leggen samen veel druk op het buitengebied. Daarom het uitgangspunt: de goede functies op de goede plek. Combinaties van functies zullen nodig zijn, om alles aan bod te laten komen. De gemeente Dinkelland streeft naar een buitengebied met een mooie balans tussen het landgebruik, de leefbaarheid en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht. Dat maakt het buitengebied sterker en is gunstig voor de leefbaarheid. Dit wordt gedaan samen met de inwoners, partners en de gebruikers.
De speerpunten voor het buitengebied zijn:
Toets
De waardenkaart in de Omgevingsvisie heeft voor het buitengebied als basis de combinatie van landschapstype en landschapsdynamiek. De waardenkaart geeft voor het plangebied de kleuren licht groen (gericht op ontwikkeling door lage waarde en hoge dynamiek) en middelgroen (gericht op beperkte ontwikkeling door gemiddelde waarde en dynamiek).
Middelgroen landschap: beperkte ontwikkeling afgestemd op de schaal van het landschap. In de gebieden met de tussenkleur groen zijn waarden aanwezig voor modern, agrarisch gebruik alsmede landschapswaarden die van belang zijn voor natuur, beleving en recreatie.
Lichtgroen landschap: Landschap met veel ontwikkelmogelijkheden. Dit zijn landschappelijk minder waardevolle landschappen waar in de afgelopen 80 tot 100 jaar veel veranderd is en waar de lagere landschapswaarde ruimte voor ontwikkeling biedt. Dit zijn bijvoorbeeld de heide- of veenontginningen met een hoge dynamiek.
Figuur 3.11: Omgevingsvisiekaart gemeente Dinkelland met linksboven de Frensdorferweg, rechtsboven de Bellinckhofweg en linksonder de Peddemorsweg (bron: gemeente Dinkelland)
De verandering in bebouwd oppervlakte op het erf aan de Bellinckhofweg is passend in het licht groene landschap waar een hoge dynamiek heerst. Het landschap wordt versterkt conform de gebiedskenmerken.
Het plangebied aan de Frensdorferweg is gelegen in een middelgroen landschap. De forse uitbreidingen van het agrarische bedrijf op nr. 41 ten behoeve van de schaalvergroting in het verleden worden door inbreng van de sloopmeters voor het Rood voor Rood, dan wel Schuur voor schuur worden middels onderhavige ontwikkeling opgeheven. De vervallen bebouwing wordt verwijderd en de burgerwoning zal samen met de compensatiewoning een nieuw erfensemble vormen. Daarmee wordt er ruimte teruggegeven aan de Groene Omgeving, wordt er meer ruimte gegeven aan de beek doordat de gebouwen verder verwijderd zijn van de beek dan in de oude situatie het geval was en wordt het geheel landschappelijk ingepast. De landschapswaarden worden versterkt welke van belang zijn voor de recreatie in het buitengebied van Lattrop-Breklenkamp, de beleving en de natuur.
Het plangebied aan de Peddemorsweg is gelegen in een middelgroen landschap. De ontwikkeling bestaat uit het legaliseren van enkele bestaande bijgebouwen en het toevoegen van twee vrijstaaande gebouwen. Het Qteam van de gemeente Dinkelland heeft aangegeven dat de basis voor het ontwerp van de nieuwe gebouwen gevonden dient te worden in de bebouwingskarakteristiek van het buitengebied. Dus een heldere, en ingetogen bouwmassa met een schuur-uitstraling en een robuuste tegenwicht van beplanting op de locatie. Zodoende is de ontwikkeling passend binnen de schaal van het landschap. De voorgenomen ontwikkeling ziet hierop toe en is goedgekeurd door de gemeente Dinkelland.
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt bijgedragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. De hoeveelheid landschapsontsierende, tevens leegstaande voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen wordt verminderd en tegelijkertijd wordt er rondom de bestaande erven en de compensatiewoning geïnvesteerd in de ontwikkeling van landschapselementen (singels, bosjes, erfbeplanting). De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met het beleid in de omgevingsvisie van de gemeente Dinkelland.
Op 5 juli 2021 is de nieuwe Woonvisie 2021+ vastgesteld door de gemeenteraad van Dinkelland. De Woonvisie is een plan, dat gaat over het realiseren van voldoende betaalbare woningen in de koopsector variërend van rijwoningen, twee-onder-een-kapwoningen, appartementen, vrijstaande woningen en levensloopbestendige woningen. Daarnaast moeten er ook voldoende betaalbare en huurwoningen zijn. In de Woonvisie wordt ook de toenemende vraag naar diverse soorten zorgwoningen meegenomen en er is aandacht voor huisvesting van arbeidsmigranten, statushouders en woonwagenbewoners. Bovendien is er aandacht voor aanpassingen in de bestaande woningvoorraad, zodat deze levensloopbestendiger wordt.
Meer woningen...
De gemeente Dinkelland wil inzetten op meer woningen met de juiste kwaliteit. De gemeente gaat de komende jaren voldoende woningen bouwen om te voorzien in de verwachte vraag. De gemeente gaat uit van een woningbehoefte van 515 woningen voor de periode 2020-2030. Daarbij zal het grootste deel van de vraag gericht zijn op het bedienen van de lokale behoefte, maar houdt de gemeente ook rekening met de instroom van vestigers. Gezien de huidige druk op de markt wil de gemeente Dinkelland de woningbouwopgave zoveel mogelijk de komende vijf jaar realiseren.
Om te kunnen voorzien in de woninghoefte én als impuls voor de leefbaarheid en vitaliteit van kernen is het van belang dat er in alle kernen van Dinkelland kan worden gebouwd. De prognose is vertaald in een woningbouwprogramma waarbij de zachte plannen verdeeld zijn over de grote en kleine kernen:
Dit houdt in dat ongeveer de helft van de woningbehoefte landt in de grotere kernen. In deze kernen woont tweederde van de inwoners van Dinkelland en geldt de grootste woningbehoefte vanwege de nabijheid van voorzieningen: iets wat met name voor senioren en de mensen met een zorgvraag een grote rol speelt. Realisatie vindt plaats per kern (evt. gefaseerde) plannen plaats. Dus niet alles in een paar grote plannen. Hierdoor kan goed worden bijgestuurd als dat nodig blijkt te zijn.
...met de juiste kwaliteit
In de gemeente Dinkelland krijgt inbreiding prioriteit boven uitbreiding. In overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking zal de nieuwbouwopgave zoveel mogelijk binnen de bebouwde kom op inbreidingslocaties plaatsvinden. Dit heeft de gemeente ook vastgelegd in de Nota Inbreidingslocaties (2020). Bij het bouwen op inbreidingsplekken gaat de focus uit naar zogenaamde 'structuurversterkende plekken'. Dat zijn beeldbepalende of centrale plekken in de kern of op locaties waar verbetering van belang is. Bouwen op dergelijke plekken zorgt voor meer levendigheid, meer ruimtelijke kwaliteit en meer draagvlak voor voorzieningen.
De gemeente Dinkelland zet in op twee doelgroepen: starters en senioren. Dit betekent onder ander het toevoegen van betaalbare starterswoningen en levensloopbestendige woningen voor senioren. Voor voorliggend bestemmingsplan is vooral die laatste groep relevant. Een levensloopbestendige woning is gelijkvloers en bij voorkeur in de eigen vertrouwde omgeving (de buurt of kenr waar men nu woont) en dichtbij voorzieningen. Het voordeel van nieuwbouw voor senioren is dat er ook meer doorstroming op de woningmarkt komt. Als senioren gaan verhuizen, komen er meer bestaande ruimte woningen op de markt die geschikt zijn voor gezinnen, waardoor er uiteindelijk ook weer meer woningen voor jonge doorstromers en starters beschikbaar komen. De gemeente heeft daarom de ambitie om een groot deel van de nieuwbouw de komende jaren levensloopbestendig te realiseren.
Toets
De woonvisie 2021+ van de gemeente Dinkelland laat zien dat er voor de periode 2020-2030 een woningbehoefte van 50 woningen voor het buitengebied (rood voor rood) is. Met voorliggend plan wordt één compensatiewoning gerealiseerd in het buitengebied van Lattrop-Breklenkamp. Deze woning is naar aanleiding van het principebesluit over de locatie reeds opgenomen in de reservering voor woningen in het buitengebied in het kader van Rood voor Rood. De compensatiewoning past dan ook binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma. Geconcludeerd wordt dat dit plan in lijn is met het beleid uit de Woonvisie 2021+.
De gemeenteraad van Dinkelland heeft op 11-04-2019 het schuur voor schuur-beleid vastgesteld. Dit beleid biedt een handvat om extra bebouwing op een (woon)perceel mogelijk te maken. Doel van het schuur voor schuur-beleid is meervoudig. Enerzijds is het bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door de sloop van leegstaande schuren. Anderzijds is het de bedoeling om ontwikkeling van economische activiteiten (zowel bij bedrijfslocaties als particuliere locaties) te faciliteren en de voorzien in uitbreidingsbehoefte bij particuliere erven. Bovendien wordt het verwijderen van asbesthoudende schuren gestimuleerd/gefaciliteerd.
Het schuur voor schuur-beleid is van toepassing op locaties waar een woonbestemming geldt (en de aangrenzende gronden) en op VAB-locaties waarop het KGO-beleid niet van toepassing is. Voor het plangebied geldt dat sprake is van een woonbestemming.
Met dit beleid kan extra oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen gerealiseerd worden. Zonder alle spelregels te beschrijven worden hierna de belangrijkste regels aangehaald.
In ruil voor de mogelijkheid om extra bebouwing te kunnen realiseren, moet elders een veelvoud aan schuren worden gesloopt. Hierbij geldt de volgende sloopverhouding:
Werkwijze staffel
De tabel met de bouw-sloopverhouding dient als volgt toegepast te worden:
Allereerst wordt bepaald welke oppervlakte aan bebouwing gerealiseerd dient te worden.
Vervolgens wordt van de eerste 100 m² van die te bouwen oppervlakte de verhouding van de eerste trede toegepast: 1:1 (bij asbest) of 1:2 (bij geen asbest). Bij de volgende 400 m² wordt de verhouding van de tweede trede toegepast: 1:2 (bij asbest) of 1:4 (bij geen asbest). Bij de daar op volgende m² sloopmeters wordt de verhouding van de derde trede toegepast: 1:3 (bij asbest) of 1:5 (bij geen asbest).
Uitgangspunten beleid en spelregels
Bij de totstandkoming van het schuur voor schuur-beleid is een aantal uitgangspunten gehanteerd:
Toets
Onderhavig plan voldoet aan de uitgangspunten van het schuur voor schuur beleid. Het perceel Peddemorsweg 6 te Saasveld waar de extra bebouwing gewenst wordt, het perceel Frensdorferweg 41 te Lattrop-Breklenkamp (slooplocatie) en de Bellinckhofweg 10 te Weerselo (slooplocatie) liggen in het buitengebied van de gemeente Dinkelland.
Frensdorferweg 41 te Lattrop-Breklenkamp
Figuur 3.12: bebouwing op het erf Frensdorferweg 41 Lattrop Breklenkamp (bron: Building Design Architectuur)
De sloopopgave aan de Frensdorferweg betreft in totaal 1.664,21 m2, waarvan 1.149,90 m2 asbest is. In onderstaand schema is een overzicht van de te slopen bebouwing ten behoeve van de schuur voor schuur regeling weergegeven:
Gebouwnummer Sloopoppervlakte
Nr. 2 283,87 m2
Nr. 3 74,45 m2 (asbest)
Nr. 5 131,07 m2 (64,83 m2 asbest)
Nr. 6 331, 99 m2 (asbest)
Nr. 7 369,92 m2 (asbest)
Nr. 11 251,98 m2 (87,78 m2 asbest)
Nr. 12 156,02 m2 (asbest)
Nr. 13 64, 91 m2 (asbest)
In het onderhavige plan gaat het om twee erven waar één of meerdere schuren zullen worden gesloopt. Voor de eerste 100 m² van het te bouwen oppervlakte wordt de verhouding van de eerste trede toegepast: 1:1 (bij asbest). Voor de volgende 400 m2 wordt de tweede trede toegepast, met een verhouding van 1:2 (bij asbest). Voor de overige m2 asbest en geen asbest wordt de derde trede toegepast. Dan ontstaat het volgende beeld voor de Frensdorferweg.
De totale hoeveelheid terug te bouwen meters die voortkomen uit de slooplocatie aan de Frensdorferweg betreft 686.16 m². Er is sprake van gehele sloop (i.c.m. het Rood voor rood beleid zoals in het volgende lid wordt besproken) van de voormalige agrarische bebouwing op het erf aan de Frensdorferweg 41 te Lattrop-Breklenkamp. Daarnaast zorgt dit bestemmingsplan er tevens voor dat op het perceel Frensdorferweg 41 te Lattrop-Breklenkamp herbouw van de gesloopte bebouwing planologisch gezien niet meer mogelijk is. Het plangebied Frensdorferweg 37-41 zal landschappelijk ingepast worden conform het erfinrichtingsplan in Bijlage 8. Voor het overige wordt op voorhand voldaan aan de voorwaarden die binnen de schuur voor schuur regeling gesteld worden. De schuren hebben geen betekenisvolle cultuurhistorische waarde.
Bellinckhofweg 10 te Weerselo
Van het bedrijf aan de Bellinckhofweg 10 te Weerselo komt er 2199,31 m2 niet asbesthoudend beschikbaar voor sloop. Dat geeft 2199,31 m2 : 5 = 439.86 m2 aan te bouwen oppervlak. De sloopmeters zullen worden ingezet ten behoeve van extra bebouwing op het adres Peddemorsweg 6 te Saasveld. De agrarische bestemming aan de Bellinckhofweg 10 wordt behouden waarbij de toekomstige oppervlakte aan bijgebouwen wordt (1400 m²) vastgelegd als maximum. Het plangebied Bellinckhofweg 10 zal landschappelijk ingepast worden conform het erfinrichtingsplan in Bijlage 9. Voor het overige wordt op voorhand voldaan aan de voorwaarden die binnen de schuur voor schuur regeling gesteld worden. De schuur heeft geen betekenisvolle cultuurhistorische waarde. Er is in dit geval sprake van een gedeeltelijke sloop van de opstallen op het perceel Bellinckhof 10 te Weerselo.
Peddemorsweg 6 te Saasveld
Op basis van de sloopverhoudingen mag aan de Peddemorsweg 6 in Saasveld in totaal 686.16 m² (slooplocatie Frensdorferweg) + 439.86 m2 (slooplocatie Bellinckhofweg) = 1.126,02 m2 aan schuren worden teruggebouwd. De beschikbare oppervlakte wordt gebruikt voor de bouw van 1.063 m2 aan bebouwing. Hiervan wordt 133 m² ingezet voor het legaliseren van reeds bestaande bebouwing. De overige m² wordt ingezet voor de bouw van 930 m2 extra bijgebouwen bij de woning. Het plangebied Peddemorweg 6-8 zal landschappelijk ingepast worden conform het erfinrichtingsplan in Bijlage 10.
Aanleiding voor het vaststellen van het beleid is dat steeds meer agrarische bedrijven veranderen in hobbymatige agrarische activiteiten of volledig stoppen met hun agrarische activiteiten. Het gevolg hiervan is een toename van leegstaande landschapsontsierende bedrijfsgebouwen, waardoor verval van het buitengebied op de loer ligt. Middels Rood voor Rood is het mogelijk om deze gebouwen te slopen en er een woning voor terug te bouwen. Centrale doelstelling is om een ruimtelijke kwaliteitsverbetering te realiseren. In het beleid is ook de mogelijkheid tot maatwerk opgenomen.
Uitgangspunt van beleid is dat een oppervlakte van minimaal 850 m2 landschapsontsierende bebouwing of 4500 m2 aan kassen dient te worden gesloopt om een compensatiekavel (woning) te kunnen verkrijgen. In het beleid zijn verschillende uitgangspunten voor de sloop- en herbouwlocatie opgenomen, waaraan het plan in principe dient te voldoen. Voorwaarden ten aanzien van de slooplocatie welke van toepassing zijn op dit plan zijn dat de te slopen bebouwing van minimaal 850 m2 landschapsontsierend is. Hierbij is behalve de uiterlijke staat ook de locatie op het erf van belang. Gebouwen die niet als landschapsontsierend worden aangemerkt, kunnen als bijgebouw bij de bestemming 'Wonen' worden gebruikt. De te slopen bebouwing is legaal gebouwd, dat betekent dat er een bouwvergunning aanwezig is of dat het gebouw valt onder het overgangsrecht.
Voorwaarden ten aanzien van de herbouwlocatie zijn; binnen de gemeentelijke Woonvisie moet ruimte zijn om een compensatiekavel te kunnen realiseren. Wanneer hierbinnen geen ruimte is, dan wordt de aanvraag afgewezen. De compensatiewoning kan geen onevenredige aantasting van agrarische en/of andere belangen in de omgeving veroorzaken, zoals belemmering van de bedrijfsmatige activiteiten van een bedrijf in de omgeving. De compensatiewoning dient aan te sluiten op bestaande bebouwing waarbij de maximale omvang van één compensatiekavel voor een enkele woning 1200m² bedraagt. Het kan dan gaan om kernen, dorpsranden, buurtschappen, lintbebouwing en bestaande erfstructuren.
Daarnaast dient een erfplan te worden ontwikkeld waaruit blijkt dat wordt geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit. De deelnemer aan Rood voor Rood zal uit de opbrengst van de bouwkavel het slopen van de bedrijfsgebouwen en de bijdrage voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit moeten bekostigen.
Toets
Voor de ontwikkeling van een compensatiewoning zal een oppervlakte van 850 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarmee aan de voorwaarde van minimaal 850 m2 wordt voldaan. Deze bebouwing bevindt zich in het geheel op het perceel Frensdorferweg 41 te Lattrop-Breklenkamp. In onderstaand figuur is een overzicht van de aanwezige bebouwing op het erf weergegeven. De gebouwen 4, 8, 14 en 15 zullen gesloopt worden in het kader van de Rood voor rood regeling.
Figuur 3.13: bebouwing op het erf Frensdorferweg 41 Lattrop Breklenkamp (bron: Building Design Architectuur)
De sloopopgave betreft in totaal 850 m2. In onderstaand schema is een overzicht van de te slopen bebouwing weergegeven. De overige bebouwing welke niet vergund is, kan niet worden ingezet ten behoeve van de Rood voor rood regeling, maar zal in het kader van de regeling eveneens gesloopt worden. Samen met de andere landschappelijke inpassingsmaatregelen wordt een impuls gegeven in de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
Gebouwnummer Sloopoppervlakte
Nr. 4 194, 89 m2
Nr. 8 244, 25 m2
Nr. 14 156, 71 m2
Nr. 15 254, 16 m2
Uitgangspunt voor de compensatiewoning in het beleid is, dat deze teruggebouwd wordt op slooplocatie. De slooplocatie wordt daarbij gedefinieerd als: “het bestemmingsvlak van het (voormalige) agrarische bedrijf waarop landschapsontsierende gebouwen en/of kassen staan, die op basis van de Rood voor Rood regeling worden gesloopt.” De compensatiewoning zal conform het uitgangspunt teruggebouwd worden binnen de bestaande grenzen van het voormalige agrarische erf aan de Frensdorferweg 41. Er is een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld dat als Bijlage 8 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is gevoegd. In dit plan is de te slopen bebouwing opgenomen, de situering van de bouwkavel en woning en de maatregelen ten behoeve van de landschappelijke inpassing.
Het erfplan is tot stand gekomen op basis van de beeldkwaliteitsprincipes Rood voor Rood, het Cascobeleid en Kwaliteitskader Gebiedskenmerken van de gemeente (een uitwerking van de gebiedskenmerken uit de Omgevingsvisie Overijssel). Op basis van het vorenstaande wordt voldaan aan de uitgangspunten binnen het rood voor rood beleid van de gemeente Dinkelland.
Zoals reeds aan bod is gekomen in paragraaf 3.2.1 zijn de Omgevingsvisie Overijssel en de Omgevingsverordening Overijssel op 3 juli 2013 vastgesteld. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving maakt hier onderdeel van uit. Op basis van het provinciaal beleid ten aanzien van dit instrument is het mogelijk om op gemeentelijk niveau beleidskaders vast te stellen. De gemeenten Dinkelland heeft op 8 oktober 2013 het beleidskader 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' vastgesteld. Het beleidskader dient als toetsingskader voor de gemeente om aangevraagde ontwikkelingen in het landelijke gebied te kunnen beoordelen op basis van de kwaliteitsimpuls. Tegelijkertijd biedt het beleidskader aanvragers handvatten om hun aanvraag vorm te geven in combinatie met de kwaliteitsimpuls. Het kader streeft na om dit nieuwe instrument zoveel mogelijk te objectiveren en eenduidig toe te passen. Voor voorliggend plan is het KGO in onderstaande alinea uitgewerkt.
Toets
In het gemeentelijke beleid is vastgesteld dat afwijking van bestaande regels (bestemmingsplan) mogelijk is ten behoeve van economische ontwikkelingen die naar aard en omvang passend zijn op de locatie, mits passend binnen het provinciaal- en rijksbeleid (zoals zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik), deze passen bij de gebiedskenmerken en bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Qua aard gaat het om de activiteit op zich. Met “aard” wordt bedoeld de soort functie. Bij voorliggend plan is het KGO beleid van toepassing op de ontwikkeling ter plaatse van de paardenhouderij Frensdorferweg 37-39 waarbij de tweede bedrijfwoning wordt verplaatst naar het pand van bedrijfswoning behorende bij de Frensdorferweg 41.
Qua omvang gaat het om de verhouding tussen de grootte van de ontwikkeling ten opzichte van de specifieke locatie, te weten de gebiedskenmerken van het type landschap. Uit het Ruimtelijk kwaliteitsplan blijkt dat voorliggend plan aansluit bij de ter plaatse geldende landschappelijke kenmerken en qua omvang aanvaardbaar wordt geacht binnen deze omgeving.
Voor de basisinspanning wordt de paadenhouderij landschappelijk ingepast. Voor de aanvullende kwaliteitsprestatie (kwaliteitsimpuls groene omgeving) moet ten eerste de hoogte van de vereiste investering worden bepaald. Bij het bepalen van de hoogte van de kwaliteitsimpuls voor de groene omgeving wordt uitgegaan van de waardevermeerdering van de gronden die door de planologische verandering zal ontstaan. Het betreft een ontwikkeling waarbij 1284 m2 wordt omgezet van agrarisch bouwvlak van het voormalige agrarische erf aan de Frensdorferweg 41 naar de bestemming paardenhouderij. Hierbij blijft de waarde gelijk. Voor de gronden ten zuiden van dat agrarisch bouwvlak van het voormalige agrarische erf aan de Frensdorferweg 41 tot aan de verkeersbestemming van de Frensdorferweg, wordt 216 m2 agrarische grond omgezet naar paardenhouderij. Dit brengt een waardevermeerdering van €16 met zich mee.
Het gaat om een aan het buitengebied verbonden activiteit waardoor 25% van het berekende bedrag geïnvesteerd dient te worden. Daarnaast kunnen de kosten voor het KGO plan (met een maximum van 10%) worden afgetrokken, evenals de kosten voor het kwaliteitsteam. Omdat het 3 bezoekmomenten betreft is dat € 750,-.
KGO Berekening
Waardevermeerdering
Omzetten agrarisch naar paardenhouderij 216 m2 x €16 = €3.456,-
Aftrekposten
Aan het buitengebied verbonden activiteit (-75%) = €864,-
Kosten KGO landschapsplan (max 10% na afwaardering = €86,40
Bezoek Qteam (3 keer x €250) = €750
Totaal te investeren = € 27,60
Uitgaande van de vereiste investering en het gemeentelijke Kwaliteitskader Gebiedskenmerken (KG) is het ruimtelijk kwaliteitsplan en bovenstaande berekening opgesteld. Uit deze berekening volgt dat de te plegen investeringen uitkomen op een bedrag van € 27,50 waardoor er een balans bestaat tussen de gewenste uitbreiding en de investering in ruimtelijke kwaliteit. Het ruimtelijk kwaliteitsplan is ter beoordeling aan het Kwaliteitsteam landelijk gebied voorgelegd. Het Kwaliteitsteam heeft een positief advies gegeven.
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan het beleid zoals dat is verwoord in het beleidskader 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving'.
De gemeente Dinkelland heeft de beleidsnota 'De casco-benadering in Noordoost-Twente' vastgesteld. Het Nationaal Landschap Noordoost Twente is een gebied met zeldzame en unieke landschapskwaliteiten. Het is een gebied met stuwwallen, bronnen, beken en fraaie cultuurlandschappen. Kernkwaliteit is het waardevolle cultuurlandschap met een variatie in open en een kleinschalig besloten landschap. Schaalvergroting in de grondgebonden landbouw staat op gespannen voet met deze kleinschaligheid. Het verdwijnen van landschapselementen op perceelsgrenzen tast het kleinschalige groene karakter aan en leidt tot een afname van landschapsdiversiteit. De gemeente Dinkelland heeft samen met de provincie Overijssel en de gemeenten Tubbergen, Losser en Oldenzaal de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de grondgebonden landbouw zodanig vorm te geven dat deze niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap.
Om vorm en inhoud te geven aan deze ambitie is een generieke methode ontwikkeld: de casco benadering. Voor de gemeente is de casco-benadering te gebruiken als beoordelingskader voor ingrepen in het landschap. Aan de hand van de casco-kaart (figuur 3.4) kan bezien worden of landschappelijke structuren deel uitmaken van het casco.
Op basis van de casco-kaart kan vastgesteld worden of het landschapselement tot het casco behoort of niet; daaruit volgen drie mogelijk aanvragen op basis van het casco, dit zijn:
Toets
Peddemorsweg 6-8
Voor de ontwikkeling van de bijbehorende bouwwerken bij het landhuis zullen geen bosschages verwijderd worden die als casco element zijn aangemerkt. De nieuwe gebouwen worden conform het ruimtelijk kwaliteitsplan Bijlage 10 landschappelijk ingepast door onder andere het toevoegen van een robuuste houtsingel naast het nieuwe bijgebouw.
Figuur 3.13: Fragment casco-kaart Peddemorsweg (bron: www.overijssel.nl/cascokaart)
Frensdorferweg 37-39, 41
Na het verwijderen van de voormalige agrarische bebouwing zal het erf ruimte bieden aan twee woningen in een nieuwe opzet. In de toekomstige sitiatie zal de bebouwing verder van de beek af komen te liggen waarbij er een mogelijkheid wordt gecreëerd om in de toekomst meer ruimte te gaan bieden aan de beek. Om de openheid rondom de beek te vormen zal het groene casco element langs de beek verwijderd worden. Rondom de nieuwe woningen zal niewe beplanting de ontwikkeling landschappelijk inpassen. Het plan doet geen afbreuk aan de casco-gedachte. Het ruimtelijk kwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 8 van de toelichting.
Figuur 3.14: Fragment casco-kaart Frensdorferweg (bron: www.overijssel.nl/cascokaart)
Bellinckhofweg 10
Op het erf zal het verwijderen van de schuur geen gevolgen hebben voor de aanwezige casco elementen. Rondom het erf zal een houtsingel aangepant worden om het erf landschappelijk in te passen. Het ruimtelijk kwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 9 van de toelichting.
Figuur 3.15: Fragment casco-kaart Bellinckhofweg (bron: www.overijssel.nl/cascokaart)
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.
Toets
Er wordt middels dit bestemmingsplan vastgelegd dat er aan de Frensdorferweg 41 een voormalige bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als tweede bedrijfswoning van de naastgelegen paardenhouderij, waarbij het vrijgekomen woonrecht samen met de compensatiewoning een nieuw erf vormt. Daarnaast zal de voormalige agrarische bebouwing worden gesloopt. Aan de Peddemorsweg zal de toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij het landhuis vergroot worden en aan de Bellinckhofweg zal de toegestane oppervlakte aan agrarische bedrijfsgebouwen vastgelegd worden. De ontwikkeling is concreet beschreven in hoofdstuk 2.
Woningbouw wordt in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage aangemerkt als de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. De m.e.r.- plicht geldt bij projecten van een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
De genoemde maximum oppervlakken gelden als drempelwaarden. Het ruimtebeslag van het onderhavige project ligt ruimschoots beneden de drempelwaarde. Conclusie die op grond hiervan getrokken kan worden is dat het onderhavige project niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is. In de nota van toelichting op het Besluit mer wordt het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' geduid. Hier wordt het volgende over gezegd:
“Bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan het gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Er kan overigens geen misverstand over bestaan dat ook «dorpen» hieronder vallen. Wat «stedelijke ontwikkeling» inhoudt kan van regio tot regio verschillen. Van belang hierbij is of er per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen zijn. Indien bijvoorbeeld een woonwijk wordt afgebroken en er komt een nieuwe voor in de plaats, zal dit in de regel per saldo geen of weinig milieugevolgen hebben. Bij een uitbreiding zal er eerder sprake kunnen zijn van aanzienlijke gevolgen.”
Uit voorgaande volgt dat de bouw van één compensatiewoning in het buitengebied en het toevoegen van bijbehorende bouwwerken op een bestaand erf in het buitengebied in algemene zin niet te kwalificeren is als stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. De kwalificatie is wel afhankelijk van specifieke omstandigheden van een project en de ruimtelijke gevolgen die het project met zich meebrengt. In die gevallen is het Besluit m.e.r. niet van toepassing en hoeft geen aanmeldnotitie te worden opgesteld.
De ontwikkeling wordt op passende wijze in het landschap opgenomen. De ruimtelijke uitstraling/de verandering die de ontwikkeling per saldo op de omgeving heeft is daardoor beperkt. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als in de zin van het Besluit m.e.r.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Lattrop-Breklenkamp, Weerselo en Saasveld. Het plangebied wordt overwegend omgeven door burgerwoningen, bedrijven en agrarische- en natuurgronden. Op grond hiervan geldt het omgevingstype 'rustig buitengebied' voor het plangebied.
Bij de realisatie van een nieuwe functie/bestemming dient te worden gekeken naar de omgeving waarin de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd wordt. Daarbij gaat het om de externe werking en de interne werking: 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking); 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
Peddemorsweg
Aan de Peddemorsweg 6 is sprake van een bestaand woonerf waar bijbehorende bouwwerken aan toegevoegd zullen zorden. De woonbestemming zal daarbij worden uitgebreid. De afstand van de woonbestemming tot aan het dichtsbijzijnde agrarische bedrijf wordt verkleind tot ruim 100 meter afstand. Het houden van rundvee betreft een categorie 3.2 bedrijf met een grootste richtafstand van 100 meter voor het asect geur. Hier wordt ruimschoots aan voldaan. Hiermee is geen sprake van extra hinder voor omliggende bedrijvigheid. Het vorenstaande heeft geen aantasting van het woon- en leefklimaat van omliggende milieugevoelige objecten tot gevolg.
Frensdorferweg
De Frensdorferweg 37-39 betreft een paardenhouderij, categorie 3.1 bedrijf welke een grootste richtafstand kent van 50 meter voor het aspect geur. De eigenaar is voornemens de tweede bedrijfswoning te verplaatsen naar de bestaande voormalige bedrijfswoning van het naastgelegen voormalige agrarische bedrijf aan de Frensdorferweg 41. Het woonrecht van de voormalige bedrijfswoning zal omgezet worden naar een burgerwoning en verplaatst worden. Met het verplaatsen en het toevoegen van de compensatiewoning is er sprake van het toevoegen van een extra milieugevoelige functie binnen het gebied.
Het bestemmingsvlak van de paardenhouderij wordt ter plaatse van de voormalige bedrijfswoning van het naastgelegen voormalige agrarische bedrijf uitgebreid. De nieuwe woningen liggen binnen de straal van 50 meter gemeten vanaf de grens van het bestemmingsvlak. Op de verbeelding behorende bij onderhavig bestemmingsplan is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - dierverblijven' opgenomen, welke borgt dat binnen een straal van 50 meter van de woningen geen dierverblijven, kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestvoorzieningen aanwezig mogen zijn op het terrein behorende bij de paardenhouderij van de Frensdorferweg 37-39. Partijen zijn dit overeengekomen. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand.
Ten oosten van de Frensdorferweg 41 is een camping gelegen, een categorie 3.1 bedrijf met een grootste richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid. De afstand van het campingterrein tot aan het bouwvlak van de burgerwoningen betreft 50 meter, waarmee voldaan wordt aan de richtafstand.
Bellinckhofweg
Aan de Bellinckhofweg is en blijft sprake van een agrarisch bedrijf. Er worden geen gevoelige objecten toegevoegd en het bouwvlak en het bouwperceel worden niet gewijzigd.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.
Toets
De geurgevoelige objecten zijn gelegen buiten de bebouwde kom, in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. Voor beide locaties geldt dat het dichtsbijzijnde agrarisch bedrijf grondgebonden is. Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij geldt voor een grondgebonden agrarisch bedrijf een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom.
De woonbestemming aan de Peddemorsweg 6 wordt vergroot waardoor de afstand tot het dichtbijzijnde agrarische bedrijf aan de Peddemorsweg 1 verkleind wordt tot ruim 100 meter. De afstand voldoet aan de 50 meter norm waarmee er wordt voldaan aan de Wet geurhinder en veehouderij.
Het dichtsbijzijnde agrarische bedrijf voor de burgerwoningen op de locatie Frensdorferweg 41 betreft het agrarische bedrijf aan de Frensdorferweg 36, op een afstand van circa 130 meter. Er wordt voldaan de norm van 50 meter.
De paardenhouderij aan de Frensdorferweg 37-39 ligt aangrenzend aan het bestemmingsvlak 'wonen'. De bedrijfswoning behorende bij de paardenhouderij zal blijven bestaan en de voormalige bedrijfswoning behorende bij de Frensdorferweg 41 zal in gebruik worden genomen als tweede bedrijfswoning van de paardenhouderij. De bouwvlakken van de burgerwoningen liggen binnen de straal van 50 meter gemeten vanaf de grens van het bestemmingsvlak van de naastgelegen paardenhouderij. Op de verbeelding behorende bij onderhavig bestemmingsplan is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - dierverblijven' opgenomen, welke borgt dat binnen een straal van 50 meter van de woningen geen dierverblijven, kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestvoorzieningen aanwezig mogen zijn op het terrein behorende bij de paardenhouderij van de Frensdorferweg 37-39.
Op basis van bovenstaande wordt geacht dat geur geen belemmering vormt voor het plan. Er blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
Frensdorferweg
In opdracht van initiatiefnemer heeft Kruse Milieu B.V. een verkennend bodemonderzoek verricht aan de Frensdorferweg 41 te Lattrop-Breklenkamp. De rapportage is bijgevoegd in Bijlage 2. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de bouw van twee woningen en de daarvoor benodigde bestemmingsplanwijziging.
Resultaten veldwerk
In totaal zijn er 26 inspectiegaten gegraven en 2 boringen verricht. Twee diepe boringen zijn afgewerkt met peilbuizen op respectievelijk 2.7 en 2.8 meter diepte. Gebleken is dat de bodem globaal bestaat uit matig fijn zand met vanaf 0.7 - 1.2 meter diepte een zwak tot sterk zandige leemlaag. In de boven- en ondergrond zijn roest- en oerhoudende lagen aangetroffen. Er zijn bodemvreemde materialen waargenomen (sporen baksteen). Ter plekke van de boringen 8 en 9 is van circa 0.25 - 2.0 m-mv een demping (met sporen baksteen) en een oude slootbodem aangetroffen. Door de veldwerkers is nabij gat 20 op het maaiveld (gras) een opslag van asbesthoudende vlakke platen (18 mm) aangetroffen. Op het zuidoostelijke deel is nabij gat 10 asbest (vlakke plaat 18 mm) aangetroffen. Door de veldwerkers zijn visueel geen asbestverdachte materialen in de bodem waargenomen. Het freatische grondwater in de peilbuizen is gemiddeld aangetroffen op 1.33 meter min maaiveld.
Conclusies en aanbevelingen
In het grondwater (PB 1 en PB 2) zijn licht verhoogde gehalten aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4 van het bodemonderzoek in Bijlage 2. In de bovengrond (BG I, BG II, BG III en BG IV) en in de ondergrond (OG I en OG II) zijn geen verhoogde gehalten gemeten. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is het uitvoeren van een nader onderzoek niet noodzakelijk. In de mengmonsters van de fijne fractie MM FF - 01 en MM FF - 04 is asbest aangetoond. De gewogen asbestgehalten zijn ruim lager dan de toetswaarde voor nader asbestonderzoek. In de mengmonsters van de fijne fractie MM FF - 02 en MM FF -03 is geen asbest aangetoond.
Slotconclusie
Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidig en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
Peddemorsweg
De woning op nummer 8 is gebouwd op een voorheen onbebouwd agrarisch perceel dat geen deel uit maakte van het voormalige erf. De gemeente heeft aangegeven dat er geen bijzonderheden waargenomen zijn in het uitgevoerde onderzoek van 2012 en de te verwachten kwaliteit Achtergrondwaarde is, waardoor de kwaliteit voldoet aan de functie.
De geplande schuren aan de Peddemorsweg 6 worden eveneens gebouwd op een voorheen onbebouwd agrarisch perceel, dat geen deel uitmaakte van het voormalige erf, en de te verwachten kwaliteit volgens de BKK Achtergrondwaarde is, maakt dat bodemonderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
Bellinckhofweg 10
Gezien het feit er geen sprake is van een gewijzigd gebruik en er geen nieuwe bodemgevoelige activiteiten worden gerealiseerd, blijft er voor wat betreft bodem sprake van een aanvaardbare situatie en een uitvoerbaar bestemmingsplan.
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.
De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.
Toets
Wegverkeerslawaai
Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:
Deze zonering geldt niet:
Het plangebied Frensdorferweg is gelegen aan de Frensdorferweg waar een maximaal toegestane snelheid van 60 km per uur geldt. Om te bepalen of akoestisch onderzoek noodzakelijk is, is de geluidskaart geraadpleegd (zie figuur 4.2).
Figuur 4.2: Lden geluidskaart (bron: gemeente Dinkelland)
Op bovenstaande kaart is de geluidsbelasting op het plangebied, met de twee woningen in blauw weergegeven. Uit de gegevens van de VMK blijkt dat de geluidbelasting van het perceel Frensdorferweg 41 ruim lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Gelet hierop is sprake van een aanvaardbare geluidsbelasting en kan wat betreft wegverkeerslawaai ter plaatse van de nieuwe woningen een goed woon- en leefklimaat worden gerealiseerd.
Als gevolg van onderhavig plan wordt geen nieuw geluidsgevoelig object opgericht ter plaatse van de Peddemorsweg 6 en de Bellinckhofweg 10. Voorliggend bestemmingsplan maakt de uitbreiding van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op het erf aan de Peddemorsweg 6 mogelijk. Akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Geconcludeerd kan worden dat het aspect 'geluid' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toets
Peddemorsweg
Onderhavig plan heeft betrekking op de uitbreiding van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken aan de Peddemorsweg 6. Het aantal verkeersbewegingen zal als gevolg van het plan niet toenemen.
Bellinckhofweg
Onderhavig plan heeft betrekking op het slopen van een schuur en het vastleggen van de hoeveelheid bebouiwing op het erf. Het aantal verkeersbewegingzal als gevolg van het plan niet toenemen.
Frensdorferweg
Als gevolg van onderhavig plan zal de agrarische bedrijfsbestemming ter plaatse van de Frensdorferweg 41 verwijderd worden en het erf wordt omgezet in een reguliere woonbestemming. Zodoende zullen ook de verkeersbewegingen die voort komen uit deze bedrijvigheid verdwijnen. In de toekomstige situatie is er sprake van één extra woning aan de Frensdorferweg 41 te Lattrop-Breklenkamp. Verkeersbewegingen bestaan enkel uit het af en aanrijden van de bewoners. Hierdoor zullen de verkeersbewegingen door het voornemen nauwelijks toenemen. Voor zover er sprake zal zijn van een toename aan verkeersbewegingen, zal deze zeer beperkt zijn. Als wordt uitgegaan van een worst-case scenario kan het aantal verkeersbewegingen op 10 per dag gesteld worden. Er zal geen of nauwelijks sprake zijn van vrachtverkeer, waardoor het percentage vrachtverkeer op 0 gezet kan worden. In figuur 4.3 is de worst-case berekening weergegeven met 10 extra voertuigbewegingen.
Figuur 4.3: Worst-case berekening voor bijdrage van extra verkeer (bron: infomil.nl)
Uit deze berekening volgt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Er is geen nader onderzoek nodig. Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt bovendien dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is derhalve niet nodig.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Risicokaart
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Toets
Figuur 4.4: uitsnede risicokaart met linksboven de Peddemorsweg, rechtsboven de Frensdorferweg en onder de Bellinckhofweg (bron: risicokaart.nl).
Uit de inventarisatie blijkt dat binnen een straal van ruim 500 meter van het plangebied geen risico's op basis van de externe veiligheid zijn gelegen, derhalve geldt dat het plangebied:
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de SVIR en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Waterbeheerplan 2016-2021
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Watertoetsproces
Op 3 maart 2021 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht voor de locaties aan de Peddemorsweg en de Frensdorferweg. De watertoetsen zijn toegevoegd in de bijlage Bijlage 3 voor de locatie Peddemorsweg en Bijlage 4 voor de locatie Frensdorferweg. Voor de locatie Peddemorsweg geldt de korte procedure. Voor de locatie Frensdorferweg geldt de normale procedure waarbij contact is gelegd met het waterschap. Het waterschap heeft op 18 november 2021 per mail aangegeven dat men geen bezwaar heeft tegen de ontwikkeling waarbij verharding uit de beekzone wordt gehaald. Op 16 november is de digitale watertoets verricht voor de locatie Bellinckhofweg 10, zie Voor deze locatie geldt eveneens de korte procedure, zie Bijlage 5
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Toetsing
Om mogelijke effecten in beeld te brengen is een Quickscan Natuurwaarden-onderzoek uitgevoerd (Natuurbank Overijssel, november 2021). De rapportage van dit onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 6 Quickscan natuurwaardenonderzoek. Het plangebied (lees: de drie deelgebieden) zijn in april en november 2021 onderzocht door de ecoloog op de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten, dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties en andere beschermde functies, zoals foerageergebied en vliegroute van vleermuizen. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied, zoals Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland.
Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming:
Er vinden geen ontwikkelingen plaats binnen het Natuurnetwerk Nederland. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, hoeft voorgenomen initiatief niet getoetst te worden aan de regels t.b.v. de bescherming van het NNN, zoals opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Met uitzondering van het aspect stikstof, kan een negatief effect op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied met zekerheid uitgesloten worden. Om een mogelijk negatief effect op Natura 2000-vast te kunnen stellen, dient een stikstofberekening uitgevoerd te worden.
Stikstof
Voor onderhavige ontwikkeling in de gemeente Dinkelland is een stikstofberekening uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 7. De conclusies zijn als volgt.
Als gevolg van de beoogde ontwikkelingen komt er in de gebruiksfase NOx en NH3 vrij. Door uitvoering van de AERIUS berekening is aangetoond dat dit zowel in de referentie als beoogde situatie leidt tot een meetbare depositie van NOx en NH3 in Natura 2000-gebied dat gevoelig is voor stikstof en ammoniak. Er zijn rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Omdat in beide situaties sprake is van een depositie, is er een vergelijking gemaakt om te kijken of de ontwikkeling leidt tot een verslechtering van de milieukwaliteit van Natura 2000- gebieden.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er in de beoogde situatie bij het Natuurgebied ‘Springendal & Dal van de Mosbeek’ sprake is van hoogste bijdrage van 2,41 mol/ha/j. In de referentiesituatie bedraagt de hoogste bijdrage 2,44 mol/ha/j. Er is een afname van 0,03 mol/ha/j. Dit betekent dat de beoogde situatie gunstiger is voor de milieukwaliteit van het Natura 2000-gebied ‘Springendal & Dal van de Mosbeek’. Geacht wordt hiermee dat de Wet natuurbescherming in het kader van het aspect stikstof en ammoniak geen belemmering vormt voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.
De AERIUS Calculator 2021 biedt voldoende inzicht in het effect van de voorgenomen activiteit op Natura 2000-gebieden voor het aspect stikstof en ammoniak. De uitkomsten van de berekeningen met de AERIUS Calculator zijn geldig en toepasbaar voor ruimtelijke plannen.
De Wet natuurbescherming vormt voor het aspect stikstof en ammoniak geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling
Wettelijke consequenties m.b.t. soortbescherming:
• Deelgebied Peddemorsweg & Bellinckhofweg
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Beschermde dieren benutten de deelgebieden uitsluitend als foerageergebied. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten wordt geen beschermd dier of rust- of voortplantingsplaats van een bescherm dier, negatief beïnvloed. Het aantasten van het foerageergebied van beschermde dieren, leidt niet tot wettelijke consequenties.
• Deelgebied Frensdorferweg
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijknestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats, bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- en voortplantingsplaats en bezetten vleermuizen er een verblijfplaats.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet verstoord, beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de beplanting verwijderd wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een rust- en voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier en een winterrustplaats van een amfibie beschadigd en vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdiersoorten en amfibieën, die een (winter)rust- en/of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘vangen’ en `beschadigen/vernielen van (winter)rust- en voortplantingsplaats’. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren of amfibieën. Om te voorkomen dat beschermde grondgebonden zoogdieren of amfibieën gedood worden, dienen ze verjaagd of weggevangen te worden.
Vleermuizen mogen niet zonder ontheffing verstoord worden en verblijfplaatsen mogen niet zonder ontheffing verstoord, beschadigd of vernield worden. Om de functie van de te slopen bebouwing voor vleermuizen vast te kunnen stellen, dient aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden. Dergelijk onderzoek loopt van half mei tot eind september.
Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Archeologie
De gemeente Dinkelland beschikt over archeologiebeleid. Het plangebiedaan de Peddemorsweg ligt in de 'dekzandwelvingen en -vlakten' laag. Voor deze laag geldt een middelmatige verwachting voor archeologische resten uit alle perioden. Een verhoogde kans op archeologische resten uit de Steentijd op de hoogste delen van dekzandwelvingen en op resten uit de Late Middeleeuwen langs randen van dekzandhoogten en ruggen met een plaggendek. Archeologische resten vlak onder het maaiveld daardoor kwetsbaar voor bodemingrepen. Archeologische resten hierdoor vaak minder goed geconserveerd. Archeologisch onderzoek noodzakelijk in plangebieden groter dan 5000 m² bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 5.000 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
Figuur 4.5: uitsnede archeologische verwachtingenkaart ter plaatse van de Peddemorsweg 6 en 8 te
Saasveld, met de bouwlocatie van de schuren blauw omcirkeld (bron: gemeente Dinkelland)
Figuur 4.6: uitsnede archeologische verwachtingenkaart ter plaatse van de Frensdorferweg 37-41 te Lattrop-Breklenkamp, met de bouwlocatie van de compensatiewoning en de te verplaatsen reguliere woning blauw omcirkeld (bron: gemeente Dinkelland)
Het plangebied aan de Frensdorferweg is aangemerkt als 'beekdalen en overige laagten'. De verwachting is laag voor archeologische resten uit alle perioden. Hoofdzakelijk archeologische resten die in verband staan met beekdalgebonden activiteiten, zoals bruggen, voordes, watermolens etc. en mogelijk archeologische resten, bijvoorbeeld afvaldumps, die in verband staan met bewoning op nabij gelegen, hoge gronden. Verder diverse categorieën losse vondsten. Er bestaat vrijstelling voor archeologisch onderzoek bij bodemingrepen dieper dan 40 cm m.u.v. gebieden met een lage verwachting binnen plangebieden met meerdereverwachtingszones, en plangebieden met een lage verwachting die grenzen aan terreinen met waardevolle archeologische resten.
Figuur 4.7: uitsnede archeologische verwachtingenkaart ter plaatse van de Bellinckhofweg met het erf waar de schuur gesloopt wordt blauw omcirkeld (bron: gemeente Dinkelland)
Het plangebied aan de Bellinckhofweg is aangemerkt als 'dekzandhoogtes en - ruggen'. De verwachting is hoog voor archeologische resten uit alle perioden. Archeologische resten vlak onder het maaiveld en daardoor kwetsbaar voor bodemingrepen. Archeologische resten hierdoor vaak minder goed geconserveerd. Er bestaat vrijstelling voor archeologisch onderzoek bij bodemingrepen dieper dan 40 cm m.u.v. gebieden met een lage verwachting binnen plangebieden met meerdereverwachtingszones, en plangebieden met een lage verwachting die grenzen aan terreinen met waardevolle archeologische resten.
Toets
Voor de Peddemorsweg geldt dat de locatie waar de bijgebouwen zullen komen te staan reeds verstoord zijn. Daarnaast is het gebied waar bodemingrepen zullen plaatsvinden kleiner dan 5.000 m2 en daarmee geldt er vrijstelling van archeologisch onderzoek voor de locatie Peddemorsweg 6-8 te Saasveld.
Voor de locatie Frensdorferweg geldt dat ter plaatse van de nieuwe woningen reeds bebouwing heeft gestaan en de grond reeds geroerd is. Bovendien bestaat er vrijstelling voor bodemingrepen die dieper gaan dan 40 cm. Er bestaat vrijstelling voor archeologisch onderzoek voor het plangebied.
Aan de Bellinckhofweg is sprake van sloop waardoor archeologisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Toets
Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel kan worden afgeleid dat er geen monumenten gelegen zijn in of in de directe omgeving van de plangebieden. Derhalve wordt geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'cultuurhistorie'.
Peddemorsweg
De uitbreiding van het bestemmingsvlak van de Peddemorsweg 6 ten behoeve van het bouwen van een groter oppervlak aan bijbehorende bouwwerken heeft geen extra verkeersbewegingen tot gevolg. De gebouwen zijn immers voor eigen gebruik. Het woonvlak ter plaatse van de Peddemorsweg 8 zal verplaatst worden conform de bestaande situatie en brengt eveneens geen gevolgen met zich mee met betrekking tot verkeer en parkeren. De bestaande ontsluiting op de Peddemorsweg blijft gehandhaafd. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein, waar voldoende ruimte is om in parkeerplaatsen te voorzien.
Frensdorferweg
De tweede bedrijfswoning van de paardenhouderij aan de Frensdorferweg 37-39 zal verplaatsen naar de bedrijfswoning aan de Frensdorferweg 41. Het daarmee vrijgekomen woonrecht van de bestaande bedrijfswoning op het voormalige agrarische erf zal verplaatst worden naar het nieuwe erfensemble van de Frensdorferweg 41. Samen met de compensatiewoning wordt er één erf gevormd ter plaatse van het voormalige agrarische erf waar het agrarische bedrijf zal verdwijnen. De ontwikkeling aan de Frensdorferweg zal zorgen voor één extra woning ter plaatse van het erf aan de Frensdorferweg 41. De erven worden ontsloten via de Frensdorferweg, een 60km/h weg. Deze weg kan een (zeer beperkte) toename van verkeersbewegingen als gevolg van de extra woning eenvoudig afwikkelen. Bovendien zorgt het verwijderen van het agrarische bedrijf voor een aanzienlijk vermindering van de bedrijfsmatige verkeersbewegingen. Binnen het plangebied zal worden voorzien in de hoeveelheid parkeerplaatsen voor de woningen. Daarbij wordt conform de beleidsnotitie "Bouwen en parkeren 2018" van de gemeente Dinkelland de hoeveelheid parkeerplaatsen bepaald. Een vrijstaande woning heeft een parkeerbehoefte van 2,3 parkeerplaatsen. Bij iedere woning in het plangebied is op eigen terrein voldoende ruimte om in deze parkeerbehoefte te voorzien.
Bellinckhofweg 10
Het verwijderen van de schuur heeft geen negatieve invloed op het aspect verkeer en parkeren.
Het aspect 'verkeer en parkeren' levert derhalve geen belemmeringen op voor dit plan.
De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.
Inleidende regels
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;
In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;
In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene regels
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;
Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld welstand en wegverkeerslawaai en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Overgangs- en slotregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:
Bestemmingen
Agrarisch - 1
Het agrarische bedrijf aan de Frensdorferweg 41 is beëindigd en zal plaatsmaken voor een erf met twee reguliere woningen. De woonbestemming zal niet het gehele aanwezige bouwvlak in gebruik nemen en de gronden zullen agrarisch blijven waarbij het bouwvlak verwijderd wordt. Deze gronden zullen worden bestemd als 'Agrarisch - 1'. De gronden binnen de bestemming ‘Agrarisch - 1’ hebben als hoofdfunctiede uitoefening van de agrarische functie in combinatie met het behoud en ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden. De keuze voor het toekennen van de bestemming 'Agrarisch - 1' komt mede voort uit het feit dat in het onderhavige plan maatregelen voor landschappelijke inpassing opgenomen zijn. Deze dienen geborgd te worden en dit is vormgegeven door het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels. De gronden waarop de maatregelen voorzien zijn vallen dan ook binnen de plangrenzen van het voorliggende bestemmingsplan.
Agrarisch - 2
Het agrarische bedrijf aan de Bellinckhofweg 10 zal voortgezet worden met een beperking op de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen. De bestemming met het bijbehorende bouwvlak en bouwperceel blijft behouden. De gronden waarop de maatregelen voorzien zijn voor de landschappelijke inpassing vallen binnen de plangrenzen van het voorliggende bestemmingsplan.
Bedrijf - Paardenhouderij
Het bestemmingsvlak van de paardenhouderij aan de Frensdorferweg 37-39 zal uitgebreid worden ter plaatse van de voormalige bedrijfswoning van de Frensdorferweg 41. De bestemming ziet op een regeling voor de gebruiksgerichte paardenhouderijen. Bij een gebruiksgerichte paardenhouderij staat het gebruik van de paarden voorop, dat wil zeggen het gebruik ten behoeve van recreatie en sport.
Bos - natuur
De bestemming ‘Bos - natuur’ betreft de bestaande gebieden met een ecologische functie, zoals de bestaande natuurgebieden behorende bij het landgoed. Met het oog op een goede landschappelijke inpassing van de nieuw te bouwen bijgebouwen, wordt een nieuw deel bos aangeplant.
Verkeer
Onder de bestemming ‘Verkeer’ zijn de bestaande wegen in het buitengebied gebracht. Het zijn wegen waar de doorgaande verkeersfunctie voorop staat. Bruggen, dammen of duikers, sloten, bermen en beplanting, parkeervoorzieningen, en parkeerterreinen vallen ook onder deze bestemming.
Wonen - Landhuis
Deze bestemming heeft betrekking op landhuizen die zijn gerealiseerd op voormalige agrarische bouwpercelen, ter vervanging van het voormalige agrarisch bedrijfsgebouw en woonhuis. Vanwege de ontwikkeling van bijbehorende bouwwerken bij het landhuis zal de bestemming ter plaatse van die gebouwen uitgebreid worden.
Wonen
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor de functie wonen. Onder de woonfunctie vallen woonhuizen, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. De inhoud van de hoofdgebouwen mag maximaal 750 m3 zijn. Voor de aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen geldt een maximale oppervlakte van 100 m2.
Het bestemmingsvlak van de bestaande woning aan de Peddemorsweg 8 zal gewijzigd worden zodat de bestaande situatie binnen het bestemingsvlak valt.
Op de slooplocatie worden de overbodige agrarische opstallen gesaneerd en de bedrijfsactiviteiten - voor zover nog aanwezig - gestaakt, zodoende vindt er een omschakeling naar regulier woonerf plaats en wordt de bestemming 'Wonen' toegekend. Aan de Frensdorferweg 41 mag op basis van het rood voor rood-beleid de compensatiewoning gerealiseerd worden en deze wordt conform het beleid voorzien van een passende woonbestemming.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan valt onder categorie B onder 1 en 4, waardoor vooroverleg niet nodig is.
Waterschap Vechtstromen
Op 3 maart en 16 november 2021 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 28 januari 2022 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen. Wel heeft een ambtelijke wijziging plaatsgevonden op het ontwerpbestemmingsplan. Voor een overzicht van de ambtelijke wijziging wordt verwezen naar de Nota ambtelijke wijziging. Deze nota is bijgevoegd in het bestemmingsplan.