Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Lemselerbeek
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1774.BUIBPLemselerbeek-0401

5.2 Ruimtelijke hoofdopzet

Saasvelder- en Lemselerbeek
Uitgangspunt vormt het vastgestelde landinrichtingsplan Saasveld-Gammelke waarbij binnen dit project de aandacht gericht is op de inrichting van natuurlijke beeklopen van de Saasvelder- en Lemselerbeek en de inrichting van aangrenzende nieuwe natuurgebieden. De nieuwe én bestaande natuur in dit gebied is erg afhankelijk van voldoende natte omstandigheden. De nieuwe waterpeilen in de beken spelen dan ook een grote rol. Vanuit de agrarische sector wordt benadrukt dat de huidige landbouwkundige ontwatering in stand moet blijven. Dit heeft in het ontwerpproces een belangrijk aandachtspunt gevormd.
In het plan van toedeling voor de landinrichting Saasveld-Gammelke is langs de Saasvelder- en Lemselerbeek circa 98 hectare nieuwe natuur toebedeeld aan Staatsbosbeheer en een aantal particulieren. Daarnaast is 14 hectare toebedeeld aan het waterschap Regge en Dinkel voor het ontwikkelen van natuurlijke beeklopen en 3 hectare aan de gemeente Oldenzaal voor aanleg van boscompensatie. Binnen de bestaande natuur langs de Saasvelder- en Lemseler­beek dient de waterhuishouding geoptimaliseerd te worden om onder andere verdroging van waardevolle beekbegeleidende bossen tegen te gaan.
 
Lemselerbeek
De inrichting van de Lemselerbeek beperkt zich tot een smalle beekzone. Stuwen worden weggehaald of vervangen door een vistrap. Aan weerszijden van de beken wordt vijf meter vrijgemaakt om de beek natuurlijker in te kunnen richten. De meeste sloten in de natuurgebieden worden gedempt.
Langs de Lemselerbeek wordt beekbegeleidende beplanting aangelegd waar de beekloop door agrarisch gebied is gelegen. Dit ter bevordering van de water­kwaliteit en verminderen van het beheer en onderhoud aan de beeklopen. In landbouw­gebied is 5 meter aan weerszijde van de beek gereserveerd om de ecologische kwaliteit van de beeklopen te verbeteren en morfologische processen de ruimte te bieden. De beek­begeleidende beplanting vormt eveneens een corridor van vochtige bossen tussen (elzen) broekbossen voor bijzondere soorten als kleine ijsvogelvlinder en grote weerschijnvlinder. Er wordt 3 meter van de zone gebruikt voor inplant (vanaf de insteek van de beek), 2 meter als onderhoudspad bestaande uit kruidenrijk grasland. In de beekbegeleidende beplanting worden openingen gehouden om beheer en onderhoud mogelijk te houden.
Delen van de beek waar op termijn geen water meer door stroomt zullen eenzelfde functie krijgen die overeenkomst met de naastgelegen gronden. Voor het grootste deel hebben deze een agrarische bestemming.
Er zijn twee deelgebieden waar grootschaliger werkzaamheden zullen plaatsvinden. Deze worden hieronder toegelicht. Daarbij moet opgemerkt worden dat over de daadwerkelijke realisering van alle hieronder beschreven maatregelen nog overleg plaatsvindt met betrokken partijen. Het kan dus zijn dat niet alles (precies zoals beschreven) wordt uitgevoerd.
 
Deelgebied Het Simbroek
In deelgebied Het Simbroek wordt de oude loop/laagte hersteld voor afvoer van het beekwater. Door het terugbrengen van de oude loop vindt weer een natuurlijkere afstroom van het water plaats. De oude loop wordt gedempt met leem om te voorkomen dat de gedempte loop alsnog kwel zal wegvangen. Indien in de toekomst de waterwinning stopt of vermindert, kan het kwel mogelijk weer in het maaiveld komen.
 
In dit deelgebied is ervoor gekozen het cultuurhistorische landschap te herstellen. De structuren van het landschapsbeeld rond 1900 zijn nog duidelijk herkenbaar in het landschap. De open kamers en coulissen van het maten- en flierenlandschap zijn hersteld en de beek volgt weer zijn oude route door het landschap.
De percelen bestaan uit kruidenrijke graslanden. Doordat de GVG te laag is gelegen, worden geen schrale natuurbeheertypen nagestreefd. Er dient dan minimaal 40-60 cm verwijderd te worden om een goede uitgangssituatie te creëren.
In dit kleinschalige weidelandschap is de grauwe klauwier en het bont dikkopje aanwezig. Bij hoge afvoeren stroomt het water deels over de Noorderhoekdijk, wat een voorde is geworden met een kleine duiker zodat vissen doorgang behouden. Doordat stuwen zijn verwijderd kunnen verschillende vissoorten waaronder bermpje en riviergrondel zich weer verspreiden. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de Lemselerbeek ten westen van de Deurningerstraat nog ingericht moet worden en stuwen dienen te worden verwijderd.
In het agrarische deel van het plangebied is beekbegeleidende beplanting aanwezig. De beschaduwing van de beek hier zorgt dat er een geschikt biotoop ontstaan is voor gewone bronlibel. Ook beekoeverlibel komt hier voor doordat de loop in het agrarische gebied kwel aantrekt.
De noordzijde van de beek bestaat grotendeels uit Berken-Eikenbossen en Beuken-Eikenbossen. Dit wordt versterkt door realisatie van Beuken-Eikenbossen. De bossen versterken de waardevolle boskern in Noorderhoek en bieden leefgebied aan, onder andere, de middelste bonte specht en de wielewaal. Om een doorkijk te behouden, mede vanuit recreatief oogpunt, wordt één perceel (perceel 7) omgevormd naar grasland.
De percelen zijn te voedselrijk voor de ontwikkeling van Berken-Eikenbossen. Realisatie van bos versterkt de losse elementen, waardoor een verbinding wordt gecreëerd voor onder andere kleine zoogdieren. Een perceel ten noorden van de loop wordt niet ingeplant om doorkijk te behouden. Langs de beek in agrarisch gebied wordt beekbegeleidende beplanting nagestreefd, waardoor IJsvogel uitkijkposten heeft op overhangende takken.
  
 
Streefbeeld Het Simbroek
 
Het verleggen van de loop vindt plaats door de huidige laagte (langs de bosrand) weer uit te graven. De loop mag daarbij geen leemlaag doorsnijden. Wanneer de leemlaag ondieper aanwezig is dan het gewenste bodemdiepte, dient een bredere beekbodem of accolade­profiel aangelegd te worden voor behoud van de berekende afvoer. De oude loop kruist de Noorderhoekdijk noordelijker dan de huidige loop. De huidige duiker kan daarmee verwijderd (of gedicht) worden. Op de kruising met de Noorderhoekdijk wordt een kleine duiker aangelegd en wordt het huidige zandpad verlaagd waardoor een voorde (een doorwaadbare plaats) ontstaat. Bij het schonen van de beekloop is maaisel op de noordoever gelegd. Om de natuurlijke afstroom van regenwater aan de noordzijde van de loop te herstellen dient (lokaal) het maaisel te worden verwijderd.
De oude loop wordt eerst bekleed met leem (minimaal 20 cm) en verder tot maaiveld opgevuld met zand of vrijgekomen grond uit de omgeving. Ook de te verondiepen beekloop wordt eerst bekleed met leem. Het vullen met leem is noodzakelijk om te voorkomen dat de loop kwelwater blijft wegvangen uit de omliggende percelen. Wanneer de beeklopen zijn verondiept met minimaal 20 cm leem en ook de taluds zijn afgedicht wordt het overige deel van de loop (locatie afhankelijk in hoeveelheid) opgehoogd met zand. Zand zorgt voor gunstigere ecologische processen en vormt een beter substraat voor ontwikkeling van vegetaties en habitats van vissoorten.
Er wordt één sloot in het gebied gedempt met leem. In de bestekfase dient bepaald te worden of de sloot diep is ingesneden of dat uiteindelijk volstaan kan worden met afdammen en laten verlanden van de waterloop.
De beplantingen op de maten en flieren wordt hersteld. Naar aanloop van het bestek dient bepaald te worden welke beplanting gewenst is gezien de huidige, overgebleven, restanten van beplanting in (de omgeving van) dit deelgebied.
In het westen van het plangebied wordt de grasmat gescheurd en wordt groepsgewijs eik, beuk, haagbeuk en winterlinde aangeplant. De beplantingswijze is beschreven in hoofdstuk 4 ‘Uitgangspunten en randvoorwaarden’. Voor ontwikkeling van de graslanden dienen de huidige akkerpercelen ingezaaid te worden met een grasmengsel.
 
 
Maatregelenkaart Het Simbroek
  
Deelgebied Noorderhoek
De beekloop wordt in het oostelijk deel verlegd naar waar deze rond 1900 heeft gelegen. Vanaf een voorde bij de Noorderhoekdijk stroomt de beek door het graslandperceel weer naar de huidige loop. De drempel in de beekloop vangt het verschil in verval op met de duiker onder de Deurningerstraat. Doordat de drempel(s) niet meer dan 8 cm bedragen kunnen kleine vissoorten als bermpje en riviergrondel de beek optrekken. Boven het wateroppervlak is gewone bronlibel aanwezig, op overhangende takken foerageren ijsvogels op zoek naar vissen en langs de waterkant is de grote gele kwikstaart op zoek naar insecten. Indien mogelijk worden nissen bij of onder de duiker onder de Deurningerstraat gecreëerd of andere broedbiotopen (nestkasten) ten behoeve van grote gele kwikstaart. De waterloop onder de Deurningerstraat is voorzien van een schotbalkstuw zodat gereguleerd het peil verhoogd kan worden en afstroming van regenwater gegarandeerd blijft.
Langs de beekloop worden de open kamers behouden. Hier wordt kruidenrijk grasland nagestreefd. Op de hoge zwarte enkeerdgrond wordt eveneens een fauna- of kruidenrijk grasland nagestreefd, op verzoek van de (toekomstige) particulier natuurbeheerder. Een duidelijke es is het perceel niet. Langs de Lemselerbeek bevinden zich de kruiden- en faunarijke, vochtige graslanden. In dit kleinschalige landschap van weide- en akkerpercelen komt grauwe klauwier voor. In de overgang van de vochtige graslanden naar de bossen is bont dikkopje te vinden.
Doordat afwatering van aangrenzende percelen gegarandeerd dient te blijven en de GVG en GLG een veelal ongunstige situatie weergeven voor dotterbloemhooilanden, worden geen maatregelen getroffen alsnog een schraal, kwelafhankelijk natuurbeheertype na te streven.
Ontwikkeling van een dotterbloemhooiland kan alleen tot ontwikkeling komen wanneer ongeveer 50 cm wordt afgegraven aangezien het aangrenzende akkerperceel in agrarisch gebruik blijft. Gezien de ontwikkelingskosten en het sterk verstoren van o.a. het bodem­profiel en lokale kwelstromen, wordt geen dotterbloemhooiland nagestreefd. Wel wordt op dit perceel de drainage verstoord en wordt een greppel om het perceel gegraven om de afwatering van het achterliggende akkerperceel in stand te houden.
De vroegere es ten noorden van de beek (percelen 24, 25 en 26) is niet meer herkenbaar en wordt daarom niet hersteld. Hier wordt kruiden- en faunarijk grasland nagestreefd op verzoek van de (toekomstige) particulier natuurbeheerder.
Het bestaande bosgebied wordt versterkt door realisatie van Beuken-Eikenbossen aan de in het noorden van het deelgebied. Randinvloeden van buitenaf worden hiermee verkleind. Wanneer deze bossen op leeftijd komen, zijn deze geschikt als leefgebied voor onder andere middelste bonte specht. In de ontwikkelingsfase en wanneer de bosrand omgeven wordt door struweel en braam, is ook nachtegaal hier aanwezig. Beheer en onderhoud aan de beekloop dient alleen nog plaats te vinden bij calamiteiten. In de kern van het gebied waar reeds Elzenbroekbos en Vogelkers-Essenbos aanwezig is, wordt door de vernattings­maatregelen de kwaliteit weer verbeterd/hersteld. In deze vochtige bossen komen soorten voor als wielewaal, grote weerschijnvlinder en kleine ijsvogelvlinder.
 
Streefbeeld deelgebied Noorderhoek
 
De stuwen in de beek worden verwijderd. Een deel van de loop wordt weer uitgegraven, waarbij leemlagen niet doorsneden mogen worden. Ter hoogte van de Noorderhoekdijk worden diverse maatregelen gerealiseerd (voorde, verwijderen duiker en aanleg van een kleine duiker). De huidige loop wordt gedempt door eerst een leemlaag van 20 cm aan te brengen en vervolgens verder op te vullen met zand.
Het overige deel van de huidige loop wordt verondiept door het aanbrengen van een leemlaag van 20 cm en vervolgens verder aan te vullen met zand tot de berekende beekbodemhoogte wordt bereikt.
Om het verval op te kunnen vangen bij de duiker onder de Deurningerstraat wordt een drempel aangebracht. Voor het natuurlijke karakter bestaat de drempel uit boomstronken. De drempel mag niet meer 8 cm bedragen om vispasseerbaarheid van kleine vissoorten te behouden. Indien het verval groter is, worden meerdere drempels aangelegd met staphoogtes van 8 cm zodat in de toekomst, wanneer ook de stuwen stroomafwaarts in de Lemselerbeek zijn verwijderd of passeerbaar zijn gemaakt, bermpje en riviergrondel de Lemselerbeek weer kunnen optrekken. Ten noorden van de Lemselerbeek is eveneens een duiker onder de Deurningerstraat gelegen welke water afvoert van een natuurlijke laagte. De duiker heeft een iets hogere ligging dan de sloot waardoor water wordt vastgehouden in het achterliggende gebied (Elzenbroekbos). Hier wordt voor de duiker een schotbalkstuw aangelegd. Hierdoor kan het gebied verder vernat worden en regenwater gereguleerd worden afgevoerd. Hierdoor wordt voorkomen dat het gebied, indien de kweldruk toch te laag is, verzuurd door vasthouden van regenwater. Natuurlijke afstroom van regenwater behoort immers tot het systeem van Elzenbroekbos.
Langs de noordzijde van de Lemselerbeek is maaisel van de beken opgebracht. Hierdoor is een onnatuurlijke wal ontstaan welke inundatie met beekwater en de natuurlijke afloop van regenwater naar lager gelegen delen belemmert. Het maaisel wordt zoveel mogelijk verwijderd. Lokaal is verwijderen niet mogelijk gezien hier oude bomen groeien. Deze dienen te worden behouden.
Er is in het gebied een oude parkeergelegenheid aan de Deurningerstraat gelegen wat een onnatuurlijk wal vormt in het bos. Deze wal wordt afgegraven tot op het oorspronkelijke maaiveld. Afhankelijk van de kwaliteit van de vrijgekomen grond kan deze mogelijk ingezet worden om de beeklopen te verondiepen.
Voor de ontwikkeling van de bossen op graslandpercelen is gekozen voor spontane ontwikkeling. Er zijn voldoende zaadbronnen in de omgeving aanwezig. Op deze percelen worden groepsgewijs eik, beuk, haagbeuk en winterlinde aangeplant.
De voormalige es is in de huidige situatie in gebruik als grasland. Voor herstel van de akker dient de grasmat verwijderd (of omgeploegd) en ingezaaid of gepoot te worden.
 
 
Maatregelenkaart Noorderhoek (de hier weergegeven beekloop zal iets gewijzigd gerealiseerd worden)