direct naar inhoud van 5.2 Flora en fauna
Plan: Bestemmingsplan LOFAR-station Weerselo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401

5.2 Flora en fauna

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een bureau-inventarisatie van de aanwezige natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk is.

Het plangebied is gelegen tegen de Lemselerbeek. Ten behoeve van het inrichtingsplan voor de Saasvelder- en Lemselerbeek (Landinrichting Saasveld-Gammelke) is in 2011 een ecologisch onderzoek uitgevoerd voor een gebied waarbinnen ook het plangebied is gelegen (Ecologisch onderzoek inrichting Saasvelder- en Lemselerbeek, Ecogroen Advies 2011). Het betreffende onderzoek en enkele andere bronnen zijn bij de bureau-inventarisatie betrokken.

Soortenbescherming

Inventarisatie

Het plangebied bestaat uit een perceel agrarische landbouwgrond ten zuiden van de Lemselerbeek. In 2010 zijn op het betreffende perceel aardappelen geteeld en in 2011 is hierop maïs verbouwd. Hiertoe is de bouwvoor meerdere keren geploegd. In het voorjaar van 2012 zal het perceel worden ingezaaid met gras.

Uit de informatie van Het Natuurloket1 (kilometerhok 256-483, d.d. 19 juli 2010) en het Ecologisch onderzoek inrichting Saasvelder- en Lemselerbeek-blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied naast een aantal in het kader van de Flora- en faunawet licht beschermde diersoorten, ook enkele zwaarder beschermde planten- en diersoorten voorkomen. Uit het recente intensieve gebruik is echter af te leiden dat het plangebied een beperkte na-tuurwaarde kent. Mede op basis van de bevindingen van het Ecologisch onder-zoek inrichting Saasvelder- en Lemselerbeek, kan worden geconcludeerd dat binnen de begrenzing van het plangebied geen bijzondere soorten zijn te ver-wachten. Een uitzondering hierop vormt mogelijk de aanwezigheid van de streng beschermde veldspitsmuis. Indien langs de randen van het perceel ruig-te vegetaties aanwezig zijn kunnen deze vegetaties onderdeel uitmaken van het leefgebied van de veldspitsmuis.

Verder kunnen enkele algemeen voorkomende soorten zoals haas, huisspits-muis en mol binnen het plangebied worden verwacht. Het betreft hier licht beschermde soorten. Tevens vormt het plangebied en omgeving potentieel broedgebied voor soorten zoals scholekster, wilde eend en witte kwikstaart. In het aangrenzende opgaande groen zullen vogelsoorten zoals geelgors, merel, vink en winterkoning tot broeden komen. Alle inheemse vogelsoorten zijn streng beschermd.

Effecten

Aangezien de objecten op een geruime afstand (ongeveer 5 meter) van de perceelsranden worden geplaatst, worden negatieve effecten op het leefgebied van veldspitsmuis niet verwacht. Naar verwachting hebben de nieuwe ontwikkelingen (halfnatuurlijk grasland) juist een positief effect op het leefgebied.

Als gevolg van de werkzaamheden kunnen wel verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij exemplaren worden gedood. De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet.

Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden opgestart, kunnen nesten van broedvogels worden verstoord. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Om een verbodsovertreding te voorkomen dient bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt evenwel dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt.

Gebiedsbescherming

Inventarisatie

Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het meest nabijgelegen gebied uit de Natuurbeschermingswet 1998 betreft het Natura 2000-gebied Lemselermaten, dat is gelegen op een afstand van ruim 1 km.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De betreffende locatie en de beek zijn onderdeel van de landinrichting Saasveld-Gammelke. De percelen zullen in het kader van de landinrichting worden omgevormd tot nieuwe natuur en deze percelen komen dan uiteindelijk in beheer van Staatsbosbeheer. De betreffende beek zal op dat moment worden opgewaardeerd (meer natuurlijk).

Effecten

De beschermde Natura 2000-gebieden liggen, gezien de aard van de ingrepen, op voldoende afstand van het plangebied. Er zijn geen negatieve effecten als gevolg van de ontwikkelingen te verwachten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig.

Met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur heeft afstemming met het bevoegd gezag, de provincie Overijssel, plaatsgevonden. In paragraaf 4.2.1 Omgevingsvisie is hierop reeds in gegaan. De natuurdoelstellingen voor het gebied zijn deels te combineren met de realisatie van het LOFAR-station. Daarnaast is het LOFAR-station een tijdelijke ontwikkeling. Het bevoegd gezag heeft geen bezwaar tegen de voorgenomen plannen.

Conclusie

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat, wanneer er bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden voldoende rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels, er geen noodzaak bestaat voor een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet. Het plan is wat betreft de Flora- en faunawet uitvoerbaar.

Voorts is naar voren gekomen dat er geen noodzaak bestaat een oriëntatiefase in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel een analyse van natuurwaarden in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur uit te voeren. In het kader van de gebiedsbescherming is het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel bevoegd gezag. Het plan is wat betreft de natuurwet en -regelgeving uitvoerbaar.

Onderhavig bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect flora en fauna.