direct naar inhoud van Artikel 16 Bedrijf - Voormalig agrarisch
Plan: Buitengebied 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402

Artikel 16 Bedrijf - Voormalig agrarisch

 

16. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Voormalig agrarisch’ aange­wezen gronden zijn bestemd voor:

a.    bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van bedrijven, welke per adres zijn genoemd in bijlage 3, niet zijnde geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

b.    bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfs­woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige be­drijfsmatige activiteit;

 

met daaraan ondergeschikt:

c.    wegen en paden;

d.    water;

 

met de daarbijbehorende:

e.    tuinen, erven en terreinen;

f.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16. 2.    Bouwregels

16. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 16.1. onder a en b ge­noemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkap­pingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde voormalige agrarische bedrijf worden gebouwd;

b.    het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning”;

c.    de gezamenlijke inhoud van de in lid 16.1. onder a genoemde bedrijfsgebouwen, waaron­der overkappingen, zal per bestemmingsvlak ten hoogste 2000 m³ bedragen;

d.    de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfs­woning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden ge­bouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, de bedrijfswoning op meer dan 50 m van de weg is gesitueerd, dan wel de gebouwen vóór de voorgevel van een bedrijfswoning zijn gebouwd, in welk geval de bestaande afstand dan wel de bestaande situering ten opzichte van de voorgevel van de bedrijfswoning geldt;

e.    de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

 

Functie van een bouwwerk

Maximale

opper­vlakte/inhoud

Goothoogte in m

Dakhelling

in °

Hoogte in m

 

per

gebouw of overkapping

gezamenlijk

max.

min.

max.

max.

Bedrijfsgebouw, waaronder een overkapping

-#

-

6,00

18

60

12,00

Bedrijfswoning

750 m³*

-

3,50*

30*

60*

9,00*

Aan- en uit­bouwen, bijge­bouwen en overkappingen bij de bedrijfs­wo­ning

-

100 m²

3,50

-

60

-**

#             bij gebouwen of overkappingen, die groter zijn dan:

-       500 m³, dient het bouwplan vergezeld te gaan van een landschappe­lijk inpassingsplan;

-       2.000 m³, dient het bouwplan vergezeld te gaan van een erfinrich­tingsplan ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing en een goede ruimtelijke kwaliteitsverhouding tot de bestaande be­bouwing;

*              tenzij de bestaande maatvoering meer bedraagt, in welk geval de maatvoering van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande maatvoering zal bedragen;

**            de bouwhoogte van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning.

16. 2. 2. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebou­wen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswo­ning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedra­gen;

b.    de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

16. 3.    Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 16.2.1. onder c en toestaan dat de gezamenlijke inhoud van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, wordt vergroot, mits:

1.    het een vervanging betreft van bestaande bedrijfsgebouwen en/of overkappingen boven de aanwezige 2000 m³;

2.    er sprake is van een eenmalige sanering van alle bestaande bebouwing boven de aanwezige 2000 m³;

3.    de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimte­lijke kwaliteit;

4.    bij de vervangende nieuwbouw ten hoogste 25% van de gesaneerde oppervlakte aan gebouwen en overkappingen boven de 2000 m³ wordt teruggebouwd;

5.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusitu­atie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiks­moge­lijkheden van de aangrenzende gronden;

 

b.    het bepaalde in lid 16.2.1. onder e en toestaan dat de ge­zamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebou­wen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot, mits:

1.    deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast in relatie tot het verwijderen van een bestaande veldschuur uit het agra­risch gebied, waarbij de veldschuur wordt verplaatst bin­nen de grenzen van het bestemmingsvlak;

2.    voor de bestaande veldschuur de wijzigingsbevoegdheid van 3.7. onder j of 4.7. onder g is toegepast;

3.    de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² zal be­dragen, tenzij de bestaande, te verplaatsen veldschuur groter is dan 50 m², in welk geval het bijgebouw 50 m² zal bedragen, vermeerderd met een kwart van het aantal m² dat de te verplaatsen veldschuur groter is dan 50 m²;

4.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur­lijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16. 4.    Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

a.    het opslaan van goederen buiten de gebouwen;

b.    het gebruik van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappin­gen, voor bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van opslag van goederen, met een gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte groten dan 500 m²;

c.    het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:

1.    het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;

2.    de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;

3.    de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 m² be­draagt;

4.    parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;

5.    detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden de­tailhandel;

d.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;

e.    het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;

f.     het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan in de vorm van boerderijkamers;

g.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;

h.    het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken.

16. 5.    Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 16.4. onder e en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:

1.    deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of een derde (huishouden van een) persoon;

2.    de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;

3.    er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;

4.    er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;

5.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aan­grenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrij­ven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

6.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiks­­­mogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

b.    het bepaalde in lid 16.4. onder h en toestaan dat gronden, voorzover gele­gen binnen het bouwperceel, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:

1.    de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de open­bare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;

2.    er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabij­gelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);

3.    er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;

4.    de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m be­dragen.

16. 6.    Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

 

a.    de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven, die passen binnen het beleid voor vrijkomende agrarische bedrijven zoals beschreven in paragraaf 6.4. van de toelichting, en die naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in lid 16.1. onder a genoemde bedrijven, mits:

1.    het geen detailhandelsbedrijven, geluid­zonerings­plich­tige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

2.    de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehand­haafd;

3.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de ruimtelijke uitstraling, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

 

b.    de bestemming ‘Bedrijf - Voormalig agrarisch’, behoudens de gronden waar op basis van bijlage 4 geen bedrijfswoning aanwezig is, wordt gewijzigd in de be­stemming ‘Wonen’ en/of ‘Agrarisch - 1’ of ‘Agrarisch - 2’, mits:

1.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 en/of artikel 3 of 4 van overeenkomstige toepassing zijn;

2.    de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;

3.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aan­grenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrij­ven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

4.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusitu­atie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkhe­den van de aangrenzende gronden.