Plan: | Buitengebied, Brandlichterweg 87 Denekamp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1774.BUIBPBRANDLWG87-0401 |
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van nieuwe woningen, voor zover deze woningen zijn gelegen binnen het onderzoeksgebied van een weg.
Op grond van het bepaalde in artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijden een breedte heeft van:
in stedelijk gebied:
in buitenstedelijk gebied:
Deze zonering geldt niet voor wegen:
De afstand van de te realiseren woning tot de dichtstbijzijnde weg is circa 200 meter. De te realiseren woning ligt volgens de gemeentelijke "Handreiking beleid bij hogere grenswaarden" d.d. 18-12-06 in het gebied 'buitengebied' van Weerselo met een ambitieklasse 'rustig 43 dB' en een bovengrens 'onrustig 53 dB'.
Uit de in bijlage 1 opgenomen uitsnede van de Dinkellandse geluidsniveaukaart blijkt dat in het plangebied de geluidsbelasting ten gevolge van verkeer over de Brandlichterweg ruim minder dan 40 dB(A) bedraagt. Daarmee staat vast dat er sprake is van een acceptabele gevelbelasting. Nader onderzoek is niet nodig.
Het gebruik van de gronden wijzigt van bedrijf naar wonen. Omdat er gedurende lange perioden van de dag straks mensen zullen verblijven moet bekenen worden of de bodemkwaliteit daartoe geschikt is.
Terra Agribusiness heeft begin 2011 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). Daaruit volgt dat de grond is niet verontreinigd met Kobalt (Co). Het grondwater is licht verontreinigd met Barium (Ba), Cadmium (Cd) en Zink (Zn).
De vastgestelde verontreinigingen vormen geen risico's voor de volksgezondheid, waardoor nader onderzoek niet nodig is en de bodem geschikt wordt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.
De lijst met richtafstanden gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
In de directe omgeving van het plangebied zijn enkele agrarische bedrijven aanwezig waarvoor de bouw van extra woningen een belemmering zou kunnen vormen. Er zijn echter burgerwoningen die dichter bij deze bedrijven staan dan het onderhavige plangebied. Het plangebied zal hierdoor geen extra belemmering vormen voor deze bedrijven.
Op 15 november 2010 is de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteiteisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) in werking getreden. De overheid wil een verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen en ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De kern van de 'Wet luchtkwaliteit' bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen voor plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. Op grond van artikel 5.16 Wm moeten bestuursorganen nagaan of besluiten op grond van de Wro gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit.
In de Algemene van Bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Onder andere projecten met minder dan 1.500 nieuwe woningen vallen onder NIBM. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het toenmalige Ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.
De mogelijkheden die het onderhavige bestemmingsplan biedt zijn niet van meetbare invloed op de luchtkwaliteit in de omgeving en op de luchtkwaliteit in het algemeen. Ook doen zich geen ontwikkelingen voor die tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leiden.