Plan: | Buitengebied, Brandlichterweg 87 Denekamp |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1774.BUIBPBRANDLWG87-0401 |
De Omgevingsvisie Overijssel (vastgesteld op 1 juli 2009) gaat uit van een integrale benadering die gericht is op een duurzame ontwikkeling met versterking van ruimtelijke kwaliteit.
Ruimtelijke kwaliteit is in de Omgevingsverordening als volgt gedefinieerd: de gevolgen van menselijk handelen en natuurlijke processen die de ruimte geschikt maken en houden voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit is het totaal van toekomstwaarden, gebruikswaarden en belevingswaarden. Het gaat dan niet alleen om de waarden die gebieden en objecten nu hebben, maar ook om de potenties om waarden tot ontwikkeling te brengen. Deze waarden hebben betrekking op eigenheid, identiteit, herkenbaarheid, bruikbaarheid en continuïteit.
Sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid betekent, naast het beschermen van bestaande kwaliteiten, vooral inzetten op het leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Het sturingsprincipe is vertaald naar een uitvoeringsmodel. Met dit model wordt bepaald of er aan een ontwikkeling behoefte is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden op basis van de Catalogus Gebiedskenmerken. Aan de hand van de drie niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. De drie niveaus komen hieronder aan de orde.
1. Generieke beleidskeuzes (of)
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd, waarbij als uitgangspunt geldt dat de ruimte zuinig en zorgvuldig moet worden benut. Dit houdt in dat de provinciale woningbouwopgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Onderhavig plan voldoet aan het provinciale Rood voor Rood-beleid, waardoor tevens voldoende rekening wordt gehouden met de relevante generieke beleidskeuzes.
2. Ontwikkelingsperspectieven (waar)
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
Figuur 3.1: Ontwikkelingsperspectieven met het plangebied ter plaatse van het handje
De ter plaatse van toepassing zijnde ontwikkelingsperspectieven zijn:
Mede gezien de huidige situatie sluit het onderhavige plan aan bij deze ontwikkelingsperspectieven. Eerstgenoemde ontwikkelingsperspectief is het meest relevant en het onderhavige plan past daar goed binnen: wonen is één van de genoemde functies en de te realiseren woning vormt geen belemmering voor andere functies. De te realiseren woning wordt gerealiseerd buiten het gebied dat als beekdal is aangeduid.
3. Gebiedskenmerken (hoe)
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De nieuwe ontwikkeling moet zoveel mogelijk aansluiten bij de gebiedskenmerken.
Figuur 3.2: Gebiedskenmerken en met het plangebied ter plaatse van het handje
De voor onderhavige locatie geldende lagen met bijbehorende gebiedskenmerken zijn:
Onderhavig plan heeft een positieve invloed op ter plaatse aanwezige gebiedskenmerken, aangezien het erf een minder rommelig aanzicht krijgt en uitheemse beplanting wordt verruild voor inheemse, hetgeen beter past bij de genoemde gebiedskenmerken. Eén en ander wordt uitgevoerd conform het landschapsplan in bijlage 1 van de regels. Dit landschapsplan is gebaseerd op de aanwezige gebiedskenmerken.
Reconstructie
De slooplocatie annex bouwlocatie ligt in het verwevingsgebied zoals dat in het Reconstructieplan Salland-Twente is vastgesteld. In een verwevingsgebied is een mix van functies, waaronder wonen, mogelijk.
Conclusie
Gesteld kan worden dat de invulling van het plangebied met het voorgenomen plan niet in strijd is met het provinciaal beleid zoals dat is verwoord in de 'Omgevingsvisie Overijssel'.
Uitgaande van de hiervoor beschreven en toegepaste 'vier lagen'-benadering en de Catalogus Gebiedskenmerken gelden de volgende algemene basisprincipes:
Het eerdere provinciale detailkader voor punt 3 is vervallen, omdat dat gebaseerd is op het vervallen Streekplan. Dat detailkader bevatte bijvoorbeeld regels voor Rood voor Rood, Rood voor Groen en Nieuwe landgoederen. Daarvoor in de plaats is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving geïntroduceerd als nieuw kwaliteitsinstrument voor ontwikkelingen in het buitengebied. Hiermee is meer maatwerk mogelijk dan voorheen.
In het uitvoeringsprogramma van de Omgevingsvisie is opgenomen dat de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving samen met gemeenten vorm zal worden gegeven. In een pilot met 11 gemeenten heeft dat geresulteerd in het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Het werkboek biedt richting en inspiratie, in de vorm van aanbevelingen en voorbeelden voor het toepassen van principes van ruimtelijke kwaliteit in ruimtelijke planprocessen. Het resultaat is niet alleen méér kwaliteit, maar ook een eenduidige toepassing van ruimtelijke kwaliteitsprincipes.
Twee principes uit de Omgevingsvisie Overijssel vormen het vertrekpunt:
Bij een uitbreiding of een nieuwe ontwikkeling kan een goede ruimtelijke inpassing van het totale erf waar de ontwikkeling deel van uitmaakt voldoende zijn. In dat geval wordt er gesproken van een basisinspanning. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving wordt toegepast als er naast de basisinspanning aanvullende kwaliteitsprestaties nodig zijn. In het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving worden diverse categorieën genoemd waarvoor dat in principe geldt:
Voor het bepalen van de hoogte van aanvullende kwaliteitsprestaties zijn drie variabelen te hanteren:
De kwaliteitsprestaties kunnen ook bestaan uit prestaties die niet direct in geld uit te drukken zijn, zoals maatschappelijke waarde, belevingswaarde en/of toegankelijkheid van een gebied.
Een ontwikkeling moet allereerst aanvaardbaar zijn en passen binnen het generieke beleid, het ontwikkelingsperspectief en er moet sprake zijn van sociaal economische vitaliteit, anders kan geen medewerking worden verleend. Vervolgens wordt gekeken naar de impact van de ontwikkeling op de omgeving. Deze is bepalend voor de beantwoording van de vraag of de uitbreiding grootschalig is. De functie, verschijningsvorm, gebiedskwaliteiten en het ontwikkelingsperspectief zijn daarvoor te gebruiken als wegingsfactoren. Dit maakt de ruimte vrij voor maatwerk: het bepalen van de hoogte van de kwaliteitsinvesteringen en de vorm van de kwaliteitsprestaties. De balans tussen geboden ontwikkelingsruimte en investering in ruimtelijke kwaliteit moet blijken uit de ruimtelijke onderbouwing van het plan.
Voor Rood voor Rood-plannen geldt samengevat het volgende:
Doel | Verbeteren ruimtelijke kwaliteit van buitengebied door sloop van landschapsontsierende (voormalige) bedrijfsbebouwing. |
Toelichting | Op vrijkomende (agrarische) bedrijfslocaties staan in toenemende mate veel en grote gebouwen. Rood voor Rood stimuleert de sloop van landschapsontsierende gebouwen. |
Gebiedseigen/ gebiedsvreemd |
Het (voormalige) boerenerf is gebiedseigen, de compensatiewoning is te beschouwen als gebiedsvreemd. |
Kwaliteitsprestaties | Sloop van landschapsontsierende gebouwen. Versterking van natuur en landschap en erfkarakter. |
Criteria en hoogte kwaliteitsprestaties | Gemeenten hebben aangegeven de geaccepteerde bestaande gemeentelijke regelingen, die gebaseerd zijn op eerder geldend streekplanbeleid, als handvat te gebruiken. Uitgangspunt daarvan is de sloop van ten minste 850 m2 landschapsontsierende bedrijfsgebouwen (of 4.500 m2 kassen), waarbij alle landschapsontsierende gebouwen op een erf moeten worden afgebroken. Met behoud van de balans in ontwikkelingsruimte en tegenprestatie is maatwerk met andere kwaliteitsprestaties in bijv. natuur, landschap e.a. mogelijk. De hoogte van investeringen in ruimtelijke kwaliteit is afhankelijk van de getaxeerde waarde van de toegekende bouwkavel. |
Borging | Met procescriteria. In bestemmingsplan de bouwmogelijkheden van het agrarisch bedrijf opheffen, de bestemming aanpassen en de bouwkavel opnemen. De milieuvergunning aanpassen of intrekken. Erfinrichtingsplan opstellen als basis voor ruimtelijke inpassing. Met privaatrechtelijke overeenkomst de uitvoering garanderen en financiële aspecten regelen. |
Aandachtspunten | Locatie en woning moeten voldoen aan eisen ruimtelijke kwaliteit en planologisch verantwoord zijn. Combinatie met VAB-beleid is mogelijk. In het reconstructiegebied kan het instrument worden gebruikt voor beëindiging van de intensieve tak van een gemengd bedrijf (niet in LOG). Kapitaliseren kwaliteitsprestaties op basis van standaard uitgangspunten. Waardevolle karakteristieke of monumentale gebouwen komen niet in aanmerking voor sloop. Objectieve criteria formuleren, bijvoorbeeld op basis van advies Monumentencommissie, zie bijvoorbeeld ook artikel 8.123 Uitvoeringsbesluit subsidies op www.overijssel.nl. |
Er kan in principe vanuit worden gegaan dat een ruimtelijk plan dat met toepassing van het werkboek is opgesteld voldoet aan artikel 2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) van de Omgevingsverordening Overijssel.
Rood voor Rood heeft betrekking op reeds gestopte of stoppende bedrijven. Uitgangspunt is de sloop van het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen. De voormalige agrarische bedrijfswoning kan worden bestemd als burgerwoning. Voor de sloop van minimaal 850 m2 bedrijfsbebouwing kan een woning worden teruggebouwd. Het is mogelijk meerdere percelen binnen de provincie Overijssel hierbij te betrekken. Wanneer een veelvoud van 850 m2 bedrijfsgebouwen wordt gesloopt kan, wanneer dit voor de financiering van de sloopkosten noodzakelijk is, een extra woning worden teruggebouwd.
Het bouwen van de woning(en) kan zowel ter plekke als elders. Bij compensatie elders zal zo veel mogelijk aansluiting worden gezocht bij bestaande, eventueel speciaal hiertoe aangewezen, woonkernen of buurtschappen, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij bestaande bebouwing (zoals linten en bebouwingsclusters). Bij uitzondering kan, indien de landschappelijke kwaliteit aantoonbaar wordt vergroot, de bouw van de woning ook plaatsvinden aansluitend op bestaande agrarische bebouwingsclusters.
De compensatie moet in een redelijke en toetsbare verhouding staan tot de kosten van het slopen van bebouwing. De verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plekke moet blijken uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing. Wanneer de waarde van de compensatiewoning groter is dan de hoogte van de sloopkosten moet de meerwaarde aantoonbaar worden ingezet voor bijvoorbeeld de beeldkwaliteit, landschappelijke inpassing en aanleg van nieuw groen.
Medewerking aan de bouw van een compensatiewoning wordt alleen verleend, indien de sloop van de agrarische bebouwing voldoende is gewaarborgd. Het vrijkomende perceel dient een passende herbestemming te krijgen in een herziening van het bestemmingsplan, zodat de oude bouwmogelijkheden niet opnieuw benut kunnen worden. Tevens dient de milieuvergunning in overeenstemming met de nieuwe situatie worden gebracht c.q. te worden ingetrokken. De compensatiewoning mag geen onevenredige aantasting van agrarische en andere belangen in de omgeving veroorzaken.
Toets
In het onderhavige plan is sprake van de sloop van landschapsontsierende bebouwing, waarvoor ter plekke een landschappelijk passende woning wordt terug gebouwd. Het woonperceel wordt verder ingevuld met passende streekeigen beplanting, waardoor er sprake is van versterking van natuur en landschap en erfkarakter. Hiermee wordt voldaan aan het doel van en de kwaliteitsprestaties behorende bij de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Dit plan past binnen de detailkaders die zijn opgesteld ten tijde van het Streekplan, waarmee er sprake is van balans tussen de geboden ontwikkelingsruimte en de investeringen in het buitengebied. De geboden ontwikkelingsruimte en de investering in ruimtelijke kwaliteit zijn voor dit plan in balans.