De opvolger van het Streekplan Overijssel 2000+, de omgevingsvisie Overijssel, is op 1 juli 2009 door
Provinciale Staten vastgesteld. Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:
De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus. Aan de hand van de drie niveaus kan worden bezien
of
een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is,
waar
het past in de ontwikkelingsvisie en
hoe
het uitgevoerd kan worden. De drie niveaus komen hieronder aan de orde.
1. Generieke beleidskeuzes (of)
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. ‘SER-ladder’ gehanteerd, waarbij als uitgangspunt geldt dat de ruimte zuinig en zorgvuldig moet worden benut. Dit houdt in dat de provinciale woningbouwopgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Onderhavig plan betreft een uitwerking van een groot deel van deze generieke beleidskeuzes, waarmee hierbij optimaal aangesloten wordt. Het plan is niet strijdig met de overige beleidskeuzes.
2. Ontwikkelingsperspectieven (waar)
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
De onderstaande figuur laat een fragment zien van de Ontwikkelingsperspectievenkaart, behorend bij de Omgevingsvisie Overijssel.
De ter plaatse van toepassing zijnde ontwikkelingsperspectieven zijn:
- Realisatie groene hoofdstructuur: zoekgebied ecologische verbindingszone en concreet begrensde EHS, bestaande natuur en nieuwe natuur, nog te realiseren
- Stadsrandgebied: sterke stad-landrelaties
- Nationaal landschap Noordoost-Twente
- Mixlandschap
- Beekdal of Veenweidegebied : beekdal
- Realisatie blauwe hoofdstructuur: Deurningerbeek

Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel met paars omcirkeld het plangebied
Het onderhavige plan draagt, mede ter uitvoering van het gewijzigde landinrichtingsplan, waarin daaraan uitwerking is gegeven, bij aan deze ontwikkelingsperspectieven.
3. Gebiedskenmerken (hoe)
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De nieuwe ontwikkeling moet zoveel mogelijk aansluiten bij de gebiedskenmerken. De voor onderhavige locatie geldende lagen met bijbehorende gebiedskenmerken zijn:
- natuurlijke laag: dekzandvlakte en beekdalen en natte laagten
- laag van het agrarisch cultuurlandschap: oude hoevenlandschap, essenlandschap, maten en flierenlandschap en jonge heide- en broekontginningslandschap
- stedelijke laag: -
- lust en leisurelaag: wandelroute LAW3-1 Marskramerpad 1, Stadsrandgebied sterke stad-landrelaties
Onderhavig plan behoudt waardevolle gebiedskenmerken en verbetert deze waar mogelijk. Daarnaast worden de stad-landrelaties met dit plan verbeterd.
Het gehele plangebied valt onder 'verwevingsgebied'. Onderhavig plan past bij dit zoneringstype.
Gesteld kan worden dat de nieuwe invulling van het plangebied niet in strijd is met het provinciaal beleid zoals dat is verwoord in de ‘Omgevingsvisie Overijssel’.