Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Deurningerbeek
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1774.BPDeurningerbeek-0401

Artikel 6 Leiding - Brandstof

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Brandstof’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. een brandstofleiding;
met de daarbijbehorende:
  1. veiligheidszone;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6. 2. 1.
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aan­gewezen bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van een brandstofleiding.
 
6. 2. 2.
Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
  • het bepaalde in lid 6.2.1. en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. vooraf advies wordt ingewonnen van de lei­ding­­beheerder;
    2. uit een risicoanalyse is gebleken dat de door de rijksoverheid vastgestelde risiconormen niet worden overschreden;
    3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veilig­heid van personen en goederen;
    4. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doel­matig en veilig functioneren van de brandstofleiding.
 

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
  1. het permanent opslaan van goederen;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken als risicogevoelig object binnen een aangegeven veiligheidszone.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
  • het bepaalde in lid 6.4. onder b en toestaan dat gronden en bouw­werken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:
    1. vooraf advies wordt ingewonnen van de lei­ding­beheerder;
    2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veilig­heid van personen en goederen.
  

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6. 6. 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werk­zaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de re­gels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde be­stemming(en):
  1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm;
  3. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 40 cm;
  4. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardin­gen;
  5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplan­tingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 40 cm.
6. 6. 2.
Het in lid 6.6.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische ge­bruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht wor­den van dit plan.
6. 6. 3.
De in lid 6.6.1. genoemde vergunningen kunnen slechts wor­den verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van leidingen.