direct naar inhoud van Regels
Plan: Wonen Holten, afronding fase 1 De Liesen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.WPHW2020001-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan 'Wonen Holten, afronding fase 1 De Liesen' met identificatienummer NL.IMRO.1742.WPHW2020001-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (een van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn en geen betrekking hebbend op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, die op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse.

1.6 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het gedeelte van het bouwvlak of bouwperceel aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

het (toekomstige) kadastrale perceel waarop het bouwplan is voorzien, of na realisatie van de definitieve verkaveling: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van bedrijfs- of beroepsactiviteiten;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.20 huishouding:

de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • a. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste twee verwanten of andere personen;
  • b. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband;
1.21 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.22 overkapping:

een bouwwerk in de vorm van een constructie bestaande uit maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie zelf behoren;

1.23 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdingang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;
1.24 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit één of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel;

1.25 twee-aaneen

twee woningen waarvan ten minste één gevel van de hoofdgebouwen aaneen zijn gebouwd;

1.26 vrijstaande woning:

een woning waarvan het hoofdgebouw niet direct is verbonden met het hoofdgebouw van een andere woning;

1.27 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden, zijnde de samenlevingsvorm van één gezin of een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, waaronder mede wordt begrepen de inwoning van één ander huishouden met eigen voorzieningen, al dan niet bij wijze van mantelzorg.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en het verlengde hiervan en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.6 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - Aaneen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen - aaneen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in aaneen gebouwde (rijtjes)woningen of twee aaneen gebouwde woningen met bijbehorende tuinen, erven en met:
    • 1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 2. indien een gevellijn is aangegeven dient een gevel van een hoofdgebouw in de ter plaatse aangegeven aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd en de hoofdingang hierop georienteerd worden, in andere gevallen dient de voorgevel van de hoofdgebouwen in of maximaal 1 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
    • 3. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 4. minimaal 2 parkeerplaatsen per woning op eigen terrein bij dubbele woningen;
  • b. water.
3.2 Bouwregels
3.2.1 algemeen gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. van een bouwperceel mag niet meer dan 60% worden bebouwd en bij drie woningen of meer aaneen 70%, met dien verstande dat de bebouwingsoppervlakte per bouwperceel ten hoogste 350 m² bedraagt;
  • c. maximaal vier woningen aaneen mogen worden gebouwd;
  • d. bij omgevingsvergunning moet minimaal de geëiste hoeveelheid parkeerplaatsen worden gerealiseerd zoals aangegeven in de bestemmingsomschrijving Wonen - Aaneen.
  • e. in afwijking van het gestelde onder a. mag een uitbouw aan het hoofdgebouw als architectonisch accent ook buiten het bouwvlak worden gebouwd tot maximaal 0,8 m daarbuiten.
  • f. wanneer er erfafscheidingen worden gebouwd die grenzen aan het openbaar gebied, dan gelden de bepalingen zoals vermeld in de bij deze regels behorende beeldkwaliteitsregels.
3.2.2 hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tussen de voorgevel en de 15 m grens

Voor de bouw van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tussen de voorgevel (en het verlengde hiervan) en de 15 m er achter, geldt dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen niet meer dan respectievelijk 6,5 m en 10,5 m bedragen, met dien verstande dat,
    • 1. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3,5 m respectievelijk 6,5 m mag bedragen
  • b. de afstand van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij dubbele woningen minimaal 2,5 m aan één zijde, met dien verstande, dat die afstand minimaal 0 m mag bedragen, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan en met een maximale goothoogte van 3,5 m wordt gebouwd en een maximale bouwhoogte die 1 m lager dient te zijn dan de nok van de hoofdmassa;
    • 2. bij woningen van drie of meer aaneen minimaal 1 m aan één zijde bij de eindwoningen van de aaneengesloten woningen, met dien verstande, dat die afstand minimaal 0 m mag bedragen, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan en met een maximale goothoogte van 3,5 m wordt gebouwd en een maximale bouwhoogte die 1 m lager dient te zijn dan de nok van de hoofdmassa;
    • 3. voor zover het gaat om plat afgedekte overkappingen deze conform 3.2.2 lid c wordt gebouwd;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen op niet minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. plat afgedekte overkappingen op niet minder dan 1 m achter de voorgevel mogen worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
    • 2. de voorgevel van de hoofdgebouwen dient in of maximaal 3 m achter de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens te worden gebouwd.
  • d. de voorgevel van de hoofdgebouwen dient in of maximaal 3 m achter de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens te worden gebouwd;
3.2.3 bijbehorende bouwwerken achter de 15 m grens

Voor de bouw van bijbehorende bouwwerken achter de 15 m vanaf de voorgevel (en het verlengde hiervan):

  • a. de ruimten functioneel ondergeschikt dienen te zijn, met uitzondering van mantelzorg;
  • b. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 6,5 m mag bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 75 m2 mag bedragen, dan wel:
    • 1. een groter oppervlak tot maximaal 20% van het bouwperceel.
3.2.4 uitbouwen zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon

In afwijking van het gestelde onder 3.2.1 mag een uitbouw aan het hoofdgebouw, zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon ook buiten het bouwvlak worden gebouwd tot maximaal 1,5 m daarbuiten, met dien verstande dat:

  • a. de afstand van enig deel van de uitbouw ten minste 2,5 m uit de naar de weg gekeerde perceelsgrenzen bedraagt;
  • b. de hoogte niet meer mag zijn dan 25 cm boven de eerste verdiepingsvloer;
3.2.5 bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat voor hoeksituaties gericht op de openbare weg of openbaar groen geldt dat 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de woning de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt en daarvoor ten hoogste 1 m;
  • b. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3 ten behoeve van de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie.
3.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  • 2. de grootte en inhoud van de zelfstandige woonruimte noodzakelijk vanuit een oogpunt van de mantelzorg.

Artikel 4 Wonen - Vrijstaand

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in vrijstaande woningen en ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn tevens twee aaneen gebouwde woningen toegestaan met bijbehorende tuinen, erven en met:
    • 1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 2. indien een gevellijn is aangegeven dient een gevel van een hoofdgebouw in de ter plaatse aangegeven aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd en de hoofdingang hierop georienteerd worden, in andere gevallen dient de voorgevel van de hoofdgebouwen in of maximaal 1 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
    • 3. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 4. minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein bij vrijstaande woningen en dubbele woningen;
  • b. water;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' gelden voor woningen die twee-aaneen worden gebouwd de bouwregels overeenkomstig artikel 3.2.
  • b. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. van een bouwperceel mag niet meer dan 60% worden bebouwd, met dien verstande dat de bebouwingsoppervlakte per bouwperceel ten hoogste 350 m² bedraagt.
  • d. bij omgevingsvergunning moet minimaal de geëiste hoeveelheid parkeerplaatsen worden gerealiseerd zoals aangegeven in de bestemmingsomschrijving 4.1.
  • e. wanneer er erfafscheidingen worden gebouwd die grenzen aan het openbaar gebied, dan gelden de bepalingen zoals vermeld in de bij deze regels behorende beeldkwaliteitsregels.
4.2.2 hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tussen de voorgevel en de 18 m grens

Voor de bouw van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken tussen de voorste voorgevel (en het verlengde hiervan) en de 18 m er achter, geldt dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 10,5 m bedragen, danwel,
    • 1. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3,5 m respectievelijk 6,5 m mag bedragen;
  • b. de afstand van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 2,5 m, met dien verstande dat aan één zijde die afstand minimaal 0 m mag bedragen, mits:
    • 1. op minimaal 3 m achter de voorste voorgevel en/of het verlengde van de voorste voorgevel wordt gebouwd;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m en een maximale bouwhoogte die 1 m lager dient te zijn dan de nok van het hoofdgebouw;
    • 3. voor zover het gaat om plat afgedekte overkappingen deze conform 4.2.2 lid c wordt gebouwd;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen op niet minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorste voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. plat afgedekte overkappingen op niet minder dan 1 m achter de voorste voorgevel mogen worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • d. de voorgevel van de hoofdgebouwen dient in of maximaal 3 m achter de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens te worden gebouwd;
  • e. de voorgevel van de hoofdgebouwen dient te worden georiënteerd op en te worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' voor zover deze aanduiding is opgenomen.
4.2.3 bijbehorende bouwwerken achter de 18 m grens

Voor de bouw van bijbehorende bouwwerken achter de 18 m vanaf de voorste voorgevel (en het verlengde hiervan), geldt dat:

  • a. de ruimten functioneel ondergeschikt dienen te zijn, met uitzondering van mantelzorg;
  • b. de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 6,5 m mag bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 75 m² mag bedragen, dan wel
    • 1. een groter oppervlak tot maximaal 20% van het bouwperceel.
4.2.4 uitbouwen zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon

In afwijking van het gestelde onder 4.2.1 mag een uitbouw aan het hoofdgebouw, zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon worden gebouwd en met dien verstande dat:
a. de afstand tot de hoofdmassa maximaal 1,5 m mag bedragen;
b. de afstand van enig deel van de uitbouw ten minste 2,5 m uit de naar de weg gekeerde perceelsgrenzen bedraagt;

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorste voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat voor hoeksituaties gericht op de openbare weg of openbaar groen geldt dat 3 m achter het verlengde van de voorste voorgevel van de woning de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt en daarvoor ten hoogste 1m;
  • b. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats en oriëntatie van gebouwen in die zin dat de voorste voorgevel van hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  • 2. de grootte en inhoud van de zelfstandige woonruimte noodzakelijk vanuit een oogpunt van de mantelzorg.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in;

a. lid 4.2.2, onder a, voor het verhogen van de maximale goothoogte tot maximaal 6,5 m.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5 ten behoeve van de vestiging van bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging, al dan niet in samenhang met gezamenlijke voorzieningen, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden;
  • b. pleinen en parkeerterreinen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen en water;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • f. in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes en dergelijke, zijn begrepen;
  • g. de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling of aanleg van verkeers(veiligheids)voorzieningen zoals een rotonde, niet voorziet in een wijziging van het aantal rijbanen;
  • h. onder water worden de doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater begrepen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wegen en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud per gebouw mag niet meer dan 40 m3 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.
5.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het stallen / parkeren van voertuigen ten dienste van voertuig-intensieve bedrijven, zoals garagebedrijven en taxibedrijven, handel/reparatie van auto’s; motorfietsen, benzineservicestations, vervoersbedrijven, verhuur/verkoop van transportmiddelen, waaronder wordt begrepen het stallen / parkeren van voertuigen van personeel.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen:

  • a. het bouwen van meer dan 42 woningen;
  • b. het gebruik van de onbebouwde grond als stort- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • c. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als stalling- en/of opslagplaats van een of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik of onderhoud;
  • d. het gebruik van gronden en bebouwing als of ten behoeve van een seksinrichting of prostitutiebedrijf.
7.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte.
7.2.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor het gebruik van vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit voorzover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • b. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
  • c. maximaal 35% van de brutovloeroppervlakte van de gebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 75 m2;
  • d. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
  • e. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • f. bedrijfsactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in of gelijk zijn te stellen met de categorieën 1 en 2 zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven;
  • g. behoudens verkoop van ter plaatse vervaardigde goederen in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  • h. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
7.2.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg en de noodzaak van tijdelijke bewoning uit het oogpunt van mantelzorg (middels een schriftelijke verklaring van de behandelend huisarts of specialist) wordt aangetoond;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de zelfstandige woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast, waarbij nadere eisen met betrekking tot de grootte en inhoud van de bewoning kunnen worden gesteld;
  • d. het bijbehorende bouwwerk is gelegen op een maximale afstand van 25 m van het hoofdgebouw;
  • e. het gebruik van bewoning ten behoeve van mantelzorg er niet toe leidt dat extra ontsluitingsmogelijkheden op de openbare weg worden aangelegd;
  • f. sprake is van ruimte (hoek)kavels van ten minste 350 m² die qua bereikbaarheid en veiligheid al goed zijn ontsloten en voldoende ruimte bieden voor een vrijstaand bijgebouw;
  • g. in het hoofdgebouw of aangebouwde bijbehorende bouwwerken geen zelfstandige woonruimte voor mantelzorg is gerealiseerd.

De omgevingsvergunning, verleend op grond van artikel 7.2.2, kan worden ingetrokken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 geluidzone - weg
8.1.1 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg' zijn de gronden voorlopig bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een binnen het plangebied gelegen geluidszone van de Larenseweg, waarvan de geluidsinvloed zich uitstrekt binnen de plangrenzen.

8.1.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen voorlopig ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg' geen nieuwe woningen worden gebouwd, totdat akoestisch onderzoek is verricht naar de geluidsbelasting op de gevels van de woningen.

8.1.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1.2 voor het bouwen van woningen, overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits uit onderzoek blijkt dat ter plaatse van de gevels van de woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden, of een hogere grenswaarde procedure is doorlopen met eerst een ontwerp omgevingsvergunning.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken, zoals kunstwerken, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 40 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bouw- en aanduidingsgrenzen, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
9.2 Afwegingskader

De onder 9.1 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de stedenbouwkundige structuur;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de fysieke veiligheid;
  • f. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de externe veiligheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen van voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10.1.1 met maximaal 10%.

10.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Wonen Holten, afronding fase 1 De Liesen'.