direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22b herontwikkeling Albert Heijn Holten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.TAMHC2024001-0401

Regels

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op de bouw van een supermarkt met 20 appartementen en parkeervoorzieningen op de locatie van de Albert Heijn te Holten. Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22b) van het omgevingsplan van de gemeente Rijssen-Holten. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22b van het omgevingsplan van de gemeente Rijssen-Holten. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22b.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22b.' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 plan

het TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22b herontwikkeling Albert Heijn Holten met identificatienummer TAMHC2024001 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.2 verbeelding

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.TAMHC2024001-0401 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (een van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn en geen betrekking hebbend op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, die op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.8 begane grond

de bouwlaag van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.9 bestaand
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig is binnen het betreffende bouwperceel en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende omgevingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het omgevingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 bruto vloeroppervlak (bvo)

de totale bebouwde oppervlakte van detailhandelsvestiging, inclusief magazijn- en kantoorruimte en met inbegrip van kelderruimten;

1.17 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn indeling of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.21 horecabedrijf

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.22 huishouden

de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • a. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste 2 verwanten of andere personen;
  • b. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband;
1.23 maatschappelijke voorzieningen
  • a. (sociaal- en/of para-)medische instellingen;
  • b. sociaal-culturele instellingen;
  • c. bestaande religieuze instellingen;
  • d. bestaande bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorging en begeleid wonen voor jongeren, al dan niet in samenhang met centrale voorzieningen;
  • e. bestaande onderwijsinstellingen en kinderopvang;
  • f. bestaande openbare dienstverlening, waaronder politie, brandweer en gemeenteopslag;
  • g. bestaande sportvoorzieningen;
1.24 prostitutiebedrijf

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie; prostitutie is het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;

1.25 sex- en/of pornobedrijf

een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard. Onder sex en/of pornobedrijf wordt mede begrepen:

sexbioscoop:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

sexclub:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard;

sexautomaat:
een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van films- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;

sexwinkel:
een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van sexartikelen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

1.26 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een van het omgevingsplan deel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.27 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Meet- en rekenbepalingen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, dakinstallaties zoals een gaskoeler, warmtepomp of luchtbehandelingskast, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.6 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de bouwhoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.
2.7 ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, bedrijfsinstallaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1.  
    • a. De bestemmingpslannen Kern Holten 2010 (NL.IMRO.1742.BPHC2010000-0401) en Kern Holten, locatie Albert Heijn (NL.IMRO.1742.BPHC2014001-0401 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.
    • b. Voor zover de begripsbepalingen en de wijze van meten van plannen op de locatie bedoeld in het derde lid afwijken van de bepalingen uit dit hoofdstuk, gaat dit hoofdstuk voor.
  • 2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
    Als de regels uit afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3, in de toekomst een andere plek in de structuur van het omgevingsplan krijgen, blijven die regels van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de daarop doorgevoerde wijzigingen.
  • 3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie voor de Albert Heijn in Holten, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.TAMHC2024001-0401 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
  • 4. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk. Als de regels uit paragraaf 22.5.2 in de toekomst een andere plek in de structuur van het omgevingsplan krijgen, blijven die regels van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de daarop doorgevoerde wijzigingen.

Hoofdstuk 2 Functies en gebiedsaanwijzingen

Artikel 4 Centrum - 2

4.1 Functieomschrijving

Een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Centrum - 2' heeft de volgende functies:

  • a. detailhandel, met dien verstande dat een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'supermarkt' en het bruto vloeroppervlak van een supermarkt niet meer mag bedragen dan 2.900 m2;
  • b. wonen, in appartementen, waarbij het aantal woningen niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' aangeduide aantal bedraagt;
    • 1. met dien verstande dat minimaal 40% van het 'maximum aantal wooneenheden' dient te voldoen aan de 'Verordening doelgroepen woningbouw gemeente Rijssen-Holten 2021';
  • c. horeca, overeenkomstig categorie 1 vermeld in de bij deze regels behorende Bijlage 1 (Categorie-indeling horecabedrijven);
  • d. ondergrondse parkeervoorzieningen met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeergarage';
  • e. verblijfsgebied met bijbehorende voorzieningen;

een en ander met bijbehorende bebouwing, (on)bebouwde terreinen, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen ten behoeve van de functies.

4.2 Beoordelingsregels

Toepassingsbereik: in aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden de in dit artikel opgenomen beoordelingsregels.

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. minimaal 40% van het 'maximum aantal wooneenheden' dient te voldoen aan de 'Verordening doelgroepen woningbouw gemeente Rijssen-Holten 2021';
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 11 m dan wel de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • d. de voorgevels van hoofdgebouwen dienen in de bouwgrens aan de wegzijde te worden opgericht;
  • e. hoofdgebouwen dienen te worden georiënteerd op en de etalages en/of hoofdingang te worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
  • f. gebouwen ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen worden gerealiseerd in ten hoogste 1 bouwlaag en mogen in afwijking van het bepaalde onder a zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties en lichtmasten maximaal 8 m mag bedragen;
  • h. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen, geldt dat voldaan moet worden aan de beeldkwaliteitseisen, zoals vermeld in het bij deze regels behorende 'Beeldkwaliteitsplan' (Bijlage 2).
4.3 Omgevingsplanactiviteit

Het is verboden zonder omgevingsvergunning af te wijken:

  • a. van het bepaalde in artikel 4.2 sub a ten behoeve van een overschrijding van de bouwgrens met maximaal 0,50 m voor wat betreft de toevoeging van etalages en/of ingangen onder voorwaarden dat:
    • 1. de afwijking noodzakelijk is met het oog op een doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
  • b. van het bepaalde in artikel 4.2 sub a voor het bevestigen van een luifel aan een hoofdgebouw onder voorwaarden dat:
    • 1. de luifel wordt bevestigd aan de voorgevel en/of de zijgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de luifel maximaal 1,50 m uit de gevel van het hoofdgebouw mag steken;
    • 3. de breedte van de luifel niet meer dan de totale breedte van de gevel waaraan de luifel wordt bevestigd mag bedragen met aan weerszijden een overstek van maximaal 0,75 m;
    • 4. de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    • 6. de logistieke afwikkeling op eigen terrein blijft plaatsvinden.
4.4 Verboden gebruiksactiviteiten

Onder verboden gebruiksactiviteiten wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de Functieomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijven in de vorm van bar-dancings, nachtclubs en discotheken;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijven in een hogere categorie en/of in afwijking van de categorieomschrijving, zoals vermeld in de bij deze regels behorende 'Categorie-indeling horecabedrijven' (Bijlage 1).
  • c. het in stand houden van bouwwerken in afwijking van de beeldkwaliteitseisen, zoals vermeld in het bij deze regels behorende 'Beeldkwaliteitsplan' (Bijlage 2).
4.5 Vergunningplichtige gebruiksactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 4.1 voor de vestiging van en/of het gebruik van een bedrijf en/of instelling zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 2)' (Bijlage 3);
  • b. het bepaalde in artikel 4.1 voor de vestiging van en/of het gebruik voor een bedrijf en/of instelling dat niet in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 2)' (Bijlage 3) is vermeld, mits het desbetreffende bedrijf of de instelling wat aard en omvang betreft vergelijkbaar is met de genoemde bedrijven en/of instellingen in de categorie 1 en het bedrijf en/of instelling geen blijvende onevenredige afbreuk doet aan het heersende woon- en leefmilieu;
  • c. het bepaalde in artikel 4.1 ten behoeve van de vestiging van dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, mits:
    • 1. de vestiging qua omvang past binnen de structuur van de bebouwing;
    • 2. het aan detailhandel gerelateerde dienstverlening betreft, waarvoor in ieder geval een baliefunctie wordt vereist;
  • d. het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van nieuwe woningen voor zover de woningbouw past in de gemeentelijke woningbouwprogrammering;
  • e. het bepaalde in artikel 4.4 voor het toestaan van gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijven, overeenkomstig categorie 2 en 3 zoals vermeld in de bij deze regels behorende 'Categorie-indeling horecabedrijven' (Bijlage 1).

Hoofdstuk 3 Algemene regels voor activiteiten

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Ruimtelijke bouwactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties maatwerkvoorschriften op te stellen met betrekking tot de situering van gebouwen en verkeersvoorzieningen zoals in- en uitritten teneinde te voorkomen dat:

  • a. blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen en;
  • b. verkeersonveilige situaties ontstaan.

Artikel 7 Planologische gebruiksactiviteiten

7.1 Algemeen

Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten.

7.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren auto's en fietsen, laden en lossen
7.2.1 Algemeen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van het omgevingsplan, waarbij sprake is van een parkeerbehoefte, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig de geldende parkeernormen zoals opgenomen in de gemeentelijke Nota Parkeernormen Rijssen-Holten en dat indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van het omgevingsplan, waarbij sprake is van een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het laden en lossen van goederen, overeenkomstig de geldende normen zoals opgenomen in de gemeentelijke Nota Parkeernormen Rijssen-Holten en dat indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
7.2.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning en overeenkomstig de parkeernormen Rijssen-Holten afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder a en b inzake de eis dat in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen en ruimte voor laden en lossen moet worden voorzien, mits in dat geval sprake is van een integrale afweging en daarmee een ander, zwaarder wegend belang wordt gediend en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte.

7.3 Voorwaardelijke verplichting verkennend bodemonderzoek

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van het omgevingsplan, wordt niet eerder verleend:

  • a. dan nadat een verkennend bodemonderzoek heeft plaatsgevonden conform NEN 5707, NEN 5725 en NEN 5740, en;
  • b. de bijbehorende onderzoeksrapportage namens het bevoegd gezag is goedgekeurd door een ter zake deskundige, en;
  • c. eventuele verplichte vervolgstappen zijn genomen.
7.4 Verboden gebruik

Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten. Hieronder wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, het te doen of te laten gebruiken of in gebruik te geven van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  • a. een stort- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. stalling- en/of opslagplaats van een of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de functie gerichte gebruik of onderhoud;
  • c. een seksinrichting of prostitutiebedrijf.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, in de vorm van een transformatorhuisje, een telefooncel, een abri en een gebouwtjes ten behoeve van de telecommunicatie, mits de oppervlakte van het gebouw niet groter is dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. het overschrijden van de bouwgrenzen tot een maximum van 3 m, mits de opzet van het plan gehandhaafd blijft;
  • c. het oprichten van masten ten behoeve van een centraal antennesysteem en van zendinstallaties tot een maximale bouwhoogte van 25 m;
  • d. het afwijken van de voorgeschreven percentages, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven percentages;
  • e. het plaatsen en geplaatst houden van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met de inzameling van afval dan wel goederen die na bewerking voor hergebruik in aanmerking komen zoals glas, papier, kleding en dergelijke, mits de situering geen afbreuk doet aan de verkeersveiligheid, landschappelijke, stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische waarden.
8.2 Uitzondering

Het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1 sub a is niet mogelijk voor het bouwen van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations met een grotere inhoud dan 8 m3 en van verkooppunten voor motorbrandstoffen.